02-01-2014
‘Kun je zo even op mijn kantoor komen?’ had de directeur gevraagd. Annie had geknikt, terwijl haar collega Karin aan het bureau tegenover haar veelbetekenend met haar ogen had gerold. Dat met die ogen deed Karin wel vaker, en Annie’s ervaring was dat het slechts zelden werkelijk veel betekenend was. Het was eerder een gewoonte die Karin in haar pubertijd had aangenomen, misschien wel eerder nog, en waar ze nooit mee opgehouden was. Ze scheelden maar weinig, zij en Karin. In leeftijd, lengte en gewicht. Ze hadden ook dezelfde baan, tas en laarzen. Dat van die baan en tas was toeval geweest, dat van die laarzen niet. Ze waren beiden gezegend met een goed stel Hollandse kuiten, kuiten van vrouwen die hard konden fietsen, kinderen baarden op het land, koeien konden melken. Dat soort kuiten, hoewel die van hen eerder een combinatie waren van genetica en Netflix. Hoe dan ook, het is niet eenvoudig om laarzen te vinden voor zulke kuiten. En als ze dan gevonden waren, werd het gedeeld met andere grootkuitige vrouwen.
Schoorvoetend stond Annie op, de directeur was meestal tamelijk vriendelijk, maar op de een of andere manier voelde ze zich vandaag toch wat geïntimideerd. De directeur heette Hans, maar niemand gebruikte zijn naam, ook zijn eigen vrouw niet. Iedereen noemde hem meneer Feenstra. Hij noemde mensen afwisselend bij hun voornaam en achternaam, in een soort continue spel van aai-poesje-aai-poesje-rotkat, dat hij speelde. Hij had een ruime kamer met een wand van boekenkasten die waren gevuld met boeken van de vorige huurder van het kantoor. Zelf verspilde meneer Feenstra geen tijd aan zulke fratsen.
Annie slofte over de gang.
Deze dag leek niet veel goeds te beloven.
Ze voelde ze zich als een kind op weg naar het hoofd van de school, hoewel dat geen ervaring uit eerste hand was. Snel streek ze haar spijkerrok nog recht. Ze klopte op de deur. Er kwam geen antwoord van de andere kant en Annie besloot nogmaals te kloppen. Het bleef stil. Ongeduldig klopte ze nog eens. Het was half 11 en normaal gesproken zou ze nu met Karin een Wiener Melange uit het koffie-apparaat halen, een paar websites en het weekend doornemen. Ze had een leuke roddel gehoord over een gemeenschappelijke kennis, en was geïrriteerd bij de gedachte dat haar koffiepauze nu door haar baas werd verpest. Met een zwiep gooide ze de deur open.
‘Ik moet nu ophangen, ik heb ineens iemand in mijn kantoor staan’ zei haar baas aan de telefoon terwijl hij haar strak aankeek. Met een klap hing hij op. Annie frummelde wat met haar handen. ‘Dag meneer Feenstra, u wilde mij spreken?’
‘Doe de deur maar even dicht en ga zitten.’
‘Weet je waarom ik even met je wil praten Annie?’
‘Nee.’
‘Ik zal dan maar meteen met de deur in huis vallen. Het gaat om je koffiegebruik.’
‘Mijn koffiegebruik?’
‘Ja.’
‘Ik begrijp niet zo goed wat u bedoelt meneer Feenstra,’ stamelde Annie.
‘Welke koffie drinkt u hier?’
‘Gewoon, die uit het apparaat op de gang.’
‘Nee, niet gewoon.’
‘Hoe bedoelt u, niet gewoon?’
De directeur zuchtte diep en stond op. ‘Kom, mevrouw De Vries, ik zal het probleem even duiden.’
Met bonzend hart liep ze achter hem aan. Ze had geen verstand van gesprekken met bazen, maar problemen waren nooit goed.
Ze hielden stil voor het koffie-apparaat.
‘Goed, mevrouw De Vries, toont u nu eens wat u zou doen als ik hier gestaan had.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Nou, hoe haalt u koffie uit dit apparaat?’
‘Ik druk op het knopje?’
‘U drukt op het knopje?’
‘Ja.’
‘Drukt u maar op het knopje dan.’
Met bevende vinger ging ze naar het knopje voor Wiener Melange en drukte het in.
‘HA! ZIE JE WEL! IK WIST HET!’ Schreeuwde haar baas terwijl het apparaat begon te pruttelen en te loeien.
‘Wat bedoelt u?’
‘Mevrouw De Vries, ik hoop dat u begrijpt dat het niet de bedoeling is dat u op deze manier te werk gaat?’
Met zijn hand pakte de directeur de wijsvinger van Annie en sleepte hem mee naar de knop waar ze zojuist op had gedrukt, en toen iets hoger.
‘Kun jij lezen, Annie?’
‘Ja, meneer.’
‘Wat staat daar dan?’
‘Luxe koffieproducten, meneer.’
‘Inderdaad, Annie. Luxe koffieproducten. En vind jij dat iets voor de doordeweekse ochtend, Annie?’
‘Nou, ik-‘
‘VINDEN WIJ DAT IETS VOOR DE DOORDEWEEKSE OCHTEND, ANNIE?’
‘Nee, meneer.’
Hij liet haar hand los. ‘Goed, zo. En kijk niet zo beteuterd. We zijn immers een respectabel bedrijf en wij drinken koffie. Gewone koffie, in drie sterktes, met of zonder suiker en melk. Kun jij uitrekenen hoeveel soorten koffie dat dan zijn?’
‘Nee, meneer.’
‘Ik ook niet, maar het is meer dan dat er dagen in een week zijn.’
‘Goed meneer.’
‘Fijn. Ik wist dat ik op je medewerking kon rekenen, Annie.’
Met grote passen liep de directeur terug naar zijn kamer. Onder het koffie-apparaat stond de Wiener Melange af te koelen. Sip keek Annie naar het bekertje. Ze had geen idee wat te doen.