24-05-2019
Harold keek uit het raam van het kantoor en probeerde zijn weerspiegeling zo goed mogelijk te negeren. Hij was iemand geworden die hij liever niet was geweest, zijn leven voelde als een rijdende trein zonder noodrem, zonder wissels onderweg. Een degelijke trein, niet ultrasnel, niet met extra veel haltes, maar een trein die meestal op tijd reed, een trein zonder bijzonderheden.
In zijn weerspiegeling -want die zag hij natuurlijk wel, ook al was hij tweeënveertig, nog steeds vergat hij vaak dat iets niet willen zien of denken, het omgekeerde oplevert- zag hij een vermoeide man met inhammen en een buikje. Een man in een redelijk zittend pak van een merk uit het hogere segment. Zijn leren schoenen hadden veters in donkerrood, een lekker eigenzinnig en modieus detail, had de verkoopster hem gezegd. Hij kocht meteen twee paar, om af te wisselen en om indruk op haar te maken. Dat laatste was niet gelukt, maar afwisselen was in elk geval goed voor de voeten.
Hij leefde op tapijttegels, onder systeemplafonds. Hij leefde in vierkante ruimtes met grote ramen. Zo was het op kantoor en sinds hij een nieuw appartement had, thuis ook. Hij leefde in het decor dat hij verdiende. Dat dacht hij. Van veel dingen die hij als onprettig ervoer, dacht Harold dat hij ze verdiende. Als straf voor de mislukkingen, als straf voor alle teleurgestelde mensen in zijn leven.
Sinds de scheiding was zijn leven nauwelijks veranderd, dat verbaasde hem nog het meest. Vrienden spraken over hervonden vrijheid, over kansen die hij nu had, over datingapps. Zijn jongste zus had een spirituele zelfontdekkingstocht voorspeld en hijzelf had in elk geval verwacht iemand anders te zijn. Of te worden, ten minste dat.
Maar elke ochtend werd hij wakker in hetzelfde lichaam, met dezelfde geest. Hij woonde in een ander appartement, dat was waar, maar hij had zo weinig oog voor de spullen waarmee hij zich omringde, dat zelfs het andere interieur hem nauwelijks opviel. Zijn ex zei weleens dat ze vermoedde dat hij blind was, met als voorbeeld die dag waarop ze de blauwe bank had vervangen voor een rode. Hij was thuisgekomen, vermoeid, had zijn das losgemaakt, zijn schoenen uitgedaan en was neergeploft.
Zijn ex begreep niet hoe het voelde om moe te zijn na hard te hebben gewerkt, na zes vergaderingen op een dag, na eindeloos veel telefoontjes, na vastgelopen onderhandelingen. Zijn ex wist niet wat het was om kostwinner te zijn, om echt hard te moeten werken. Dat waren de gedachten die Harold had toen hij op die rode bank neerplofte.
De gedachten van zijn ex hoorde hij niet, maar waren te raden geweest als hij haar had aangekeken. ‘Zie die luiaard zitten, komt om kwart over zeven nog eens binnen, ploft meteen neer. Toont geen interesse- niet in mijn, niet in onze zoon.’ Dat was wat zij dacht, terwijl ze met vermoeide ogen naar de grauwe man op de rode bank keek. Alsof zij niet gewerkt had vandaag. Ze runde een webwinkel in gepersonaliseerde broodtrommeltjes en had de halve middag aan de lijn gehangen met de leverancier over dekseltjes die niet goed sloten. Eerder verkocht ze babyslofjes, nachtcrème met mineralen, etherische olie voor in de auto, teenslippers met een extra bandje en klemmetjes om snoeren uit elkaar te houden.
Harold hield zijn handen in zijn zij en masseerde zijn rug met zijn duimen. Het was niet goed om de hele dag te zitten, maar het nieuwe stabureau gaf hem zere voeten.
Dit weekend zou hij Milan weer hebben. Hij voelde een steek in zijn maag wanneer aan zijn zoon dacht. Acht was hij nu, en waar andere ouders telkens verzuchtten dat de tijd vloog, voelden de 8 jaar ouderschap voor Harold als een eeuwigheid. Aan het kind lag het niet. Het was een energiek, slim kind met een grote bos blonde krullen, die had hij van zijn moeder. Ze waren een hecht team geworden, Milan en zijn moeder. Geen wonder, want wat voor band kun je in twee weekenden per maand opbouwen? Harold probeerde te vergeten dat zijn ex ook doordeweeks had willen delen, maar dat hij had geweigerd. Het leek hem zo’n gedoe, met eerst het kind naar school brengen, zwemles, naschoolse opvang, avondvierdaagse. Hij koos voor twee weekenden per maand.
‘Mannenweekend’ had hij tegen zijn ex gezegd.
‘Papaweekend’, had ze geantwoord.
‘Heb ik dan in jouw huis ook een Minecraftdekbed?’ had Milan gevraagd.
Er werd op de deur geklopt, Fred, een van de managers kwam binnen. Harold draaide zich langzaam om van het raam. Hij had er minuten gestaan en niks van het uitzicht gezien.
‘Aan het dromen?’ vroeg Fred zonder op antwoord te wachten.
‘Nou, ehm,’ probeerde Harold toch nog iets te zeggen.
‘We krijgen deze net terug uit Londen, kun jij kijken of we dit vandaag nog kunnen aftikken?’ Fred legde een stapeltje papier op het bureau.
Harold knikte.
‘Kom je vanavond ook mee naar de borrel?’ vroeg Fred toen.
‘Oh, ik heb eigenlijk al een afspraak,’ begon Harold.
‘De dames van ondersteuning gaan ook mee. Je weet wel, die blonde en die kleine. Volgens mij verstaan zij hun vak wel, als je begrijpt wat ik bedoel,’ grijnsde Fred.
‘Ik, ik heb al een afspraak-’
‘Luister, ik pik je om zes op uit deze kamer, gaan we even goed aan de zuip. Knap je van op.’
Fred liep de kamer uit. Harold pakte de documenten en bladerde er doorheen. Zijn werk was als het handmatig verplaatsen van mieren. Eindeloos veel gedoe en bijzonder zinloos.
Op het stabureau stond ook de schoolfoto van Milan. ‘Nog twee nachtjes slapen, dan zien we elkaar weer,’ zei Harold tegen de foto.