Overzicht alle verhalen

Tags Alfabetisch Nieuwste

3 verhalen voor tag: winkel

Poster

22-10-2014

het gaat natuurlijk allemaal om de awareness

het gaat natuurlijk allemaal om de awareness

/ / /

22-10-2014

‘Mogen wij onze poster hier ophangen?’ De hese meisjesstem klinkt luid in de uitgestorven boekhandel waar ik werk. Of werk, de boekhandel waar ik zit, dat is een betere beschrijving van de situatie. De eerste maanden was het wel mijn werkplek, maar nu is de winkel eerder een wachtplek geworden. De schroeven van de kasten zijn allemaal aangedraaid, de planken afgestoft, het tapijt is vervangen, de kassa is nog van vroeger, maar zo schoon als die nu is, is hij nooit geweest. Alle boeken staan netjes gesorteerd op categorie en op alfabet. Zelfs het magazijn is netjes. De boeken en ik, we zijn er klaar voor en daarom zitten we nu te wachten. Wachten op de mens die niet online winkelt. Zo iemand die liever door de regen loopt en dan ook nog twee euro meer betaalt, gewoon omdat hij of zij denkt dat boekenwinkels moeten bestaan.

‘Sorry, wie is daar?’ Vraag ik, terwijl ik een geeuw probeer te onderdrukken. Het is half 12 ‘s morgens. We gaan om tien uur open, ik begin altijd met het lezen van alle kranten, en ik ben nu halverwege. Ik zit in de keuken, want daar heb ik een radio tegen de stilte. Zometeen ga ik een tosti maken, want het is woensdag. Op woensdag eet ik een tosti. Op donderdag soep. De andere dagen heb ik vrijgelaten om spontaan te kunnen zijn.

Met een zucht begeef ik me richting de deur van de winkel. Er staat een meisje bij de kassa, naast haar een jongen. Ze zijn midden twintig, dragen strakke spijkerbroeken, felgekleurde gympen en wijde t-shirts. Ze glimlachen naar me. Ze hebben goedzittend haar.

Geen kapsel, maar mensenhaar dat nonchalant goed zit.

‘Ik zal het even uitleggen,’ begint het meisje, ‘we hebben een mensenrechtenfestival georganiseerd. Nouja, niet wij alleen, maar wij hebben een stichting: Human Rights Now! En in samenwerking met een aantal andere platforms zoals Give a Fuck Now! en Do Drugs For Justice en een aantal denktanks organiseren we een driedaags festival. Dat is volgende maand, en nu hangen we dus posters op.’

‘Om de buzz een beetje te voeden.’ Vult de jongen haar aan.

‘Goh,’ zeg ik, terwijl ik me probeer te herinneren wat ze nou allemaal gezegd heeft, ‘drie dagen lang een mensenrechtenfestival. Wat gaan jullie doen dan?’

‘Nou, het gaat natuurlijk allemaal om de awareness,’ zegt het meisje, ‘want wat weten we nou helemaal van de situatie van anderen?’

‘Nou, ehm..’

‘Precies,’ haakt de jongen nu ook in, ‘we weten te weinig. Daarom dit festival, want onze generatie is niet zoals die van onze ouders. Wij hebben niet zoveel met demonstreren. Maar tegelijkertijd zien we wel zoveel meer beelden. Weetje, de wereld wordt steeds kleiner. Maar onze generatie wil daar ook iets mee. Wij laten onze stem dus horen, via Twitter bijvoorbeeld.’

‘Of met een festival met een hele positeve vibe, weetjewel,’ zegt het meisje nu. ‘Dus mogen we hier een poster op het raam hangen?’

‘Okee.’

De jongen neemt zijn rugtas af en pakt er een rol posters uit. Op de toonank rolt hij er eentje uit.

‘Mag ik hem eens zien?’ Vraag ik.

‘Tuurlijk, hij is echt vet,’ zegt de jongen of het meisje tevreden.

Een hoogglanzende kleurenfoto kijkt me aan. Twee naakte vrouwen die goud geverfd zijn zitten op een roze olifant. De achterste vrouw houdt de borsten van de voorste vrouw vast. Op de grond, naast de voet van de olifant zitten twee naakte mannen, eentje speelt een dwarsfluit. De ander heeft een banaan aan zijn oor alsof het een telefoon is. Links in beeld staat een brandende struik, de blaadjes zijn gemaakt van bankbiljetten. Rechtsachterin staat een kotsend skelet.

‘Mensenrechten, zei je toch?’

‘Ja, mensenrechten.’

‘Deze poster is niet echt ehm..’

‘Kijk, het festival gaat over mensenrechten. Maar dat kan natuurlijk niet op een poster. Dat verkoopt niet. Wij hebben met onze targetgroup gezeten en dit is het resultaat.’

‘Misschien ben ik dan niet jullie doelgroep,’ zeg ik voorzichtig, ‘ik geloof dat ik het niet zo tof vind.’

‘Heb je niet zoveel met mensenrechten?’ Vraagt het meisje ongelovig,‘Echt niet?’

‘Nou, ik heb niet zoveel met wat er op deze poster allemaal te zien is. Ik geloof eigenlijk niet dat het over mensenrechten gaat. Maar dat hebben jullie vast wel vaker gehoord?’

‘Er is wel wat ophef geweest, hier en daar’ zegt de jongen tevreden, ‘Maar ik denk altijd maar zo: zolang er over je geluld wordt, is het goed.’

‘Het is toch allemaal free publicity,’ zegt het meisje.

‘Daarbij vrijheid van meningsuiting is ook een mensenrecht,’ vult de jongen haar aan, terwijl hij stukjes plakband op de achterkant van de poster plakt. ‘Is op de deur goed?’

‘Nou, eigenlijk…’

‘Superbedankt dat je wilt meewerken, echt heel tof,’ valt het meisje me in de rede met een beeldschone glimlach op haar gezicht.

‘Misschien kom ik ook wel naar jullie festival,’ stamel ik onnozel, ‘mensenrechten zijn toch…’

Maar ze zijn al weg voordat mijn zin af is.

Hoopje

01-10-2014

Nee, dankjewel.

Nee, dankjewel.

/

01-10-2014

‘Heeft u alles kunnen vinden?’ Vraagt het meisje van de drogist aan me. Ik kijk naar de boodschappen in mijn mandje: een doosje paracetamol, wattenschijfjes en tandpasta.

‘Ja, dankjewel,’ zeg ik terwijl ik mijn portemonnee pak.
‘Bent u bekend met het gebruik van dit geneesmiddel?’
‘Ja, dankjewel,’ zeg ik terwijl ik mijn pinpas in het pinapparaat steek.
‘Heeft u misschien interesse in ons gezondheidsmagazine voor 1 euro?’
‘Nee, dankjewel,’ zeg ik terwijl ik mijn pincode intoets.
‘Wilt u er een tasje omheen?’
‘Nee, dankjewel’ zeg ik terwijl ik mijn pinpas weer in mijn portemonnee steek. ‘Wilt u de bon?’
‘Nee dankjewel,’ zeg ik terwijl ik mijn portemonnee en de spullen in mijn tas stop.
‘Tot ziens’ zegt het meisje van de drogist terwijl ze het mandje van de volgende klant aanneemt.
‘Dag.’

Ik wandel naar buiten en zet de tas naast me neer. Er lopen allerlei mensen voorbij. Grote, kleine, dikke, dunne, snelle, langzame, oude, jonge, mooie en lelijke. Mensen met haast, mensen die bellen, mensen met jengelende kinderen, mensen met kromgetrokken honden. De hemel is wollig grijs en er waait een licht briesje. Er rijden auto’s voorbij en ook fietsers, scooters en brommers. Een vrachtwagen zo nu en dan. Nooit een tank.

Adem in, adem uit. En nog eens en nog eens. Tot je ermee ophoudt. Adem in, adem uit.

‘Gaat het wel?’ Naast me staat nu een oudere heer met een hoed op. Echt een heer, zo weggelopen uit een foto van vroeger tijden. Er moet een moment zijn geweest waarop de andere heren van vroeger besloten om korte jassen te gaan dragen, hun hoeden weg te smijten en hun wandelstokken te vergeten in de kroeg. Niet deze heer. Hij houdt vol.

‘Het gaat wel,’ zeg ik.

‘U staat hier al een kwartier, wacht u ergens op?’

‘Dat vraag ik mij nou ook af. Maar ik begin te denken van niet.’

‘Van niet?’

‘Nee, dat er nergens op te wachten valt. Dit is het gewoon hè?’

Ik gebaar naar de straat, naar de ruimte om me heen, naar mijn tas waar de wattenschijfjes uitsteken en zucht dan diep. De heer kijkt fronsend mee.

‘Ja mevrouw, dit is het.’

‘En wat denkt u daar nou van?’

‘Ach mevrouw, wat maakt het uit. Noem het wat u wilt, maak het zo groot als u wilt, maar voor mijn part is het allemaal één grote vergissing, een misverstand, een droom, een gedachte, een hoopje geitenpoep, zo je wilt.’

‘Niet meer dan dat? Een mogelijke vergissing zelfs?’

De heer knikt weemoedig. En dan gaan we huiswaarts.

Oorbellen

22-02-2013

Misschien ging er nog wel een tweede kassa open.

Misschien ging er nog wel een tweede kassa open.

/ / /

22-02-2013

De hitte was niet te harden in het warenhuis, de rij voor de paskamers liep tot achterin de zaak en de rij voor de kassa groeide alleen maar. Jengelende kinderen hingen aan hun moeders, meisjes met grote leren handtassen drukten driftig op hun mobieltjes, terwijl verschillende caissières werden opgeroepen naar de kassa te komen om artikelen te ruilen.

Ook ik stond in deze rij, denkend aan spreuken over mindfulness, over acceptatie en over geduld. Ik wilde niet mindful zijn, wilde juist ontsnappen aan het hier en nu. Ergens in mijn telefoon moest een lijstje bestaan met de beste uitspraken van de Dalai Lama maar het bereik was slecht en de pagina was nu al tien minuten aan het laden. Ik stopte de telefoon weg en keek om me heen. Nog maar drie mensen voor me.

Achter mij een kinderwagen, dat wist ik al zonder om te kijken, de afgelopen minuten waren mijn enkels het doelwit geweest van kleine duwtjes. Voor mij  stond een Amsterdamse schone, met geblondeerde haren, een strakke zwarte trenchcoat aan en met leren laarzen aan haar voeten. Er hing een stevige rooklucht om haar heen.

Uit het niets kwam een vrouwtje aangelopen, rode konen, haar pluizige krullen in een soort van vogelnest op haar hoofd. Ze liep naar de Amsterdamse dame toe. ‘Sorry, mevrouw, mag ik wat vragen?’ De dame kantelde haar hoofd naar achteren, dat betekende ja. De vrouw met het pluishaar liet zich niet van haar stuk brengen en vroeg: ‘Zou ik alstublieft voor u mogen? Ik heb alleen maar deze oorbelletjes, en ik moet mijn dochtertje van zwemles halen, anders kom ik te laat.’

De Amsterdamse bekeek haar van top tot teen en begon toen te praten. ‘Luistert eens meissie- ik vind het goed, van mij mag het, maar voor hun-’ Ze wees op de rij achter haar, ‘ken ik het natuurlijk niet bepalen. Dus as je nou effe aan iedereen vraagt of het goed is, dan is het geen probleem.’ Vertwijfeld keek de vrouw naar de Amsterdamse dame. ‘Snap je me soms niet?’ Zei die. ‘Jawel, ik snap wat u zegt. Maar moet ik nu werkelijk al die mensen afgaan?’ De Amsterdamse zuchtte diep. ‘Je mot helemaal niks, maar als je voor mij in de rij wilt, moet je het wel zeker weten dat iedereen dat goed vindt, dat ken ik toch niet bepalen.’

De vrouw keek vertwijfeld om zich heen. ‘Van mij mag het hoor,’ zei ik met een bemoedigend knikje. Maar ook ik kon niet spreken voor de mensen achter mij. De vrouw met het pluishaar had nu een nog roder hoofd gekregen en keek nerveus om zich heen. Misschien ging er nog wel een tweede kassa open. Dat gebeurde niet.

Ze herpakte zichzelf en vroeg met bevende stem aan de vrouw met de kinderwagen of ze voor mocht. De vrouw zuchtte, maar ging akkoord. Haar kind was net in slaap gevallen met een stuk aangevreten liga nog in haar handje. Achter de wandelwagen twee pubermeisjes. Ze keken de vrouw aan met opgetrokken wenkbrauwen. Ze zeiden ‘Whatever.’ Opgelucht ging de vrouw naar de laatste van de rij, een stelletje Italiaanse toeristen. Hun ogen rooddoorlopen, op hun hoofden Noorse mutsen met het woord ‘Amsterdam’ erop. De vrouw sprak weinig Engels en geen Italiaans. ‘I go stand there, is that okee?’ De Italianen keken haar meewarig aan. Gekke stad, dit. De vrouw gaf niet op. ‘I go stand there, is that okee?’ Ze knikten. Opgelucht begaf ze zich weer naar voren, de Amsterdamse was zojuist aan de beurt. Beleefd ging de vrouw voor mij in de rij staan. Wat een overwinning. Toen de oorbellen gescand waren, realiseerde ze zich dat haar portemonnee nog thuis lag.