Overzicht alle verhalen

Tags Alfabetisch Nieuwste

4 verhalen voor tag: trein

Edelsteen

27-07-2019

Welke mensen houden er nou echt van nieuwe dingen.

Welke mensen houden er nou echt van nieuwe dingen.

/

27-07-2019

Als ik later oud ben zullen de treinritten die ik in mijn leven heb gemaakt, allemaal versmelten tot een homp van herinnering, tot een enkele rit. Ik zal de hitte, de drukte, de vertraging, het gedoe met bagage, de bril die ik verloor- ik zal het allemaal vergeten. En toch ben ik blij dat ik vandaag mijn trein heb gehaald, dat ik een zitplaats heb.

Tegenover me zit een vrouw in een gebatikte paarse blouse. Ze heeft blond pluizend haar dat in een staartje in haar nek ligt, als een viezig diertje. Aan haar ketting bungelt een grote edelsteen die vast een of andere geneeskrachtige werking zal moeten hebben. De vrouw komt uit Hoorn, vertelde ze net met haar doorrookte stem aan de vermoeide man in pak die naast haar bij het raam zit. Hij heeft inmiddels zijn ogen gesloten, het grote bierblik nog in zijn hand. Ik hoop dat hij van warm bier houdt, want de temperatuur in de trein is niet te harden.

Zelf heb ik een boek bij me wat ik met veel plezier lees, maar waarvoor ik me ook een beetje schaam omdat het een groot succes is. Ik kan me niet herinneren wanneer ik precies in de situatie ben geraakt waarin het gênant is om iets mooi te vinden zonder ironie, maar het is gebeurd. Wat je wel mooi mag vinden zijn obscure dingen, schrijvers en bands waar niemand ooit van hoorde, behalve dan mijn vrienden en ik. Dat mag allemaal zomaar steengoed gevonden worden. Ook als het nogal onbegrijpelijk of pretentieus of allebei is. Als ik er zo over nadenk, begin ik een hekel te krijgen aan de kringen waarin ik verkeer en aan de stad waarin ik woon. De stad waar ik nu weer naartoe op weg ben na een bezoek aan mijn broer.

Hij heeft een huis gekocht met zijn vriendin, een huis in een nieuwbouwwijk net buiten het centrum van de stad waar we opgroeiden. Het is ook een soort huis als waar we in opgroeiden. Zijn vriendin is als de buurvrouw die we hadden, en hij serveerde de lasagne die we in onze studietijd ook vaak aten. Zo werd mijn bezoekje een soort oefening in herhaling, een avond waarin alles wat gepresenteerd werd als nieuw, oud bleek te zijn. Of vertrouwd, dat kan natuurlijk ook.

Welke mensen houden er nou echt van nieuwe dingen, vraag ik me af. Veel mensen beweren van reizen te houden, maar uiteindelijk is dat ook maar een herhaling van zetten. Zelfs avontuurlijk reizen is een gewoonte. De gebaande paden verlaten vereist een routine in improvisatiekunsten.

Ik gun mijn vrienden en mezelf een tripje all-inclusive naar Turkije, en dan een week zonder grappen, ironische foto’s, gêne over wat we aan het doen zijn. Maar zonder schaamte zouden we niemand zijn. Zouden we elkaar niet meer kunnen gijzelen in onze kringen. Zouden we pas echt alleen zijn.

‘Wat een prachtmoment’ zegt de vrouw, alsof ze kan zien dat ik niet echt lees. 

‘Sorry?’ zeg ik, om de schijn nog even op te houden. Kennelijk maakt de mening van iedereen op de wereld me ten minste een klein beetje uit.

‘Ik kom net van een spirituele beurs en daar heb ik kaarten laten leggen en daarin stond dat ik snel een ontmoeting zou hebben met een vrouw in het wit, en jij draagt een wit T-shirt.’

‘Nou het is ook wel warm weer,’ zeg ik terwijl ik om me heen kijk in het treinstel. Ik wijs naar twee andere vrouwen die ook witte T-shirts dragen.

‘Zij dragen toch ook wit.’

‘Maar naast hen ben ik niet gaan zitten,’ zegt ze met een zalvende glimlach.

Ik ben onder de indruk van deze logica en nieuwsgierig naar wat deze ontmoeting dan voor haar in petto zou hebben. Ook wil ik weten wat er precies van mij wordt verwacht op dit moment. Dat heb ik altijd al gehad, dat ik graag wil weten wat er van me verwacht wordt. Helaas begint de vrouw er niet uit zichzelf over.

‘En nu?’ vraag ik.

‘Je bent nogal aan het zoeken,’ zegt ze. ‘Dat voel ik. Niet schrikken hoor, maar ik ben nogal begaafd, ik heb contacten met dimensies en energieën, de andere wereld…’

‘Dus dan weet u vast wel waarom u precies naast mij bent komen zitten,’ probeer ik de vaart in het gesprek te houden. 

Ze glimlacht op de manier die intercedentes hebben uitgevonden.

‘Nou, ik ben naar je toe gestuurd, zoveel is zeker.’

‘Door wie dan precies?’

‘Dat zijn vragen die niet zo belangrijk zijn.’ Ze streelt de groene steen aan haar ketting.

‘Welke vragen zijn dan wel belangrijk?’ Ik heb het boek inmiddels dichtgeslagen zonder een hoekje om te vouwen, zonder het paginanummer te onthouden.

‘Wat lees je?’ Vraagt ze dan aan mij. Ze negeert mijn vragen met zoveel vanzelfsprekendheid dat ik me dom begin te voelen.  

‘Nou, iets van een Canadese schrijver, ze schrijft heel…’ ik heb geen taal voor deze vrouw, denk ik dan. Ik kan alleen praten in vergelijkingen, in referenties, in waar iets me aan doet denken. Ik kan enkel beschrijven door verbindingen te leggen naar dingen die zij vast niet kent. ‘Het is gewoon heel mooi,’ zeg ik dan maar.

‘Ik ben bezig met een boek,’ zegt ze, ‘het wordt een reisgids naar je innerlijke zelf.’

‘Interessant,’ zeg ik.

‘Ja, het zou je goed doen.’

‘Een reis naar mijn innerlijke zelf?’

‘Ja, je bent zo, zo ontzettend verloren,’ als ik deze niet bij me had, wijst ze naar de steen, ‘dan had ik moeten verplaatsen. Zo sterk voel ik het.’

‘Nou, dat is nogal wat,’ zeg ik, terwijl ik me afvraag of ze me nu beledigd heeft of niet.

‘Hoor je dat wel vaker?’

‘Nee, nooit.’

‘Struikelen mensen vaak wanneer ze bij jou in de buurt lopen?’

‘Nee.’

‘Heeft je beste vriendin een naam die met een S begint?’

‘Nee.’

‘Vallen knopen vaak van je kleding?’

‘Nou, nee. En wat heeft dat er nou allemaal mee te maken?’

De  vrouw pakt mijn polsen beet en kijkt me recht in de ogen aan. Haar gezicht is op een paar centimeter van mijn gezicht en ik ruik de geur van sigaretten, wasverzachter en natte hond. Ik zie hoe haar huid een gebarsten woestijn is, hoe broos, als crêpepapier. Ik wil niets liever dan dat ze loslaat en geef zachtjes weerstand om de hint over te brengen. 

‘Het is erger dan ik dacht,’ fluistert ze dan ineens. Als door een slang gebeten laat ze me los, raapt ze haar tas op, neemt ze haar roze sjaal mee. Al struikelend loopt ze het gangpad in, rent ze haast naar de schuifdeur van het treinstel.

‘Mevrouw!’ roep ik haar na, maar ze kijkt niet om.

Bij het volgende station zie ik haar rennen over het perron, terwijl ze haar gezicht bedekt met de sjaal.

Ik pak een spiegeltje uit mijn tas, bestudeer mijn gezicht. Bekijk mijn handen, ruik mijn adem, voel aan mijn haar. Ik probeer mezelf gerust te stellen, de humor van de situatie in te zien. Ik heb alleen geen idee wat de grap is.

Dan laat de man in pak zijn bier op de grond vallen. We schrikken allebei van de klap en de bende die het geeft. Mijn broek en voeten zijn drijfnat en ik zeg hem dat het niet geeft.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Agenda

28-04-2015

Dit stond niet gepland voor deze dag.

Dit stond niet gepland voor deze dag.

/ / /

28-04-2015

Odette kijkt op haar horloge hoewel dat eigenlijk niet nodig is, haar mobiele telefoon vertelt ook de tijd en haar mobiele telefoon laat ze geen moment los. Er valt ook niet aan te ontkomen, denkt ze bij zichzelf. Ze heeft afspraken vandaag, en haar schema loopt in de soep door de vertraging van de trein. Ze had ook nooit de trein moeten nemen, dit had ze kunnen weten. Maar goed, die airco moet toch echt een keer gemaakt worden. Stel je voor, in de auto met de kinderen zonder airco. Dit weekend is het weer haar beurt om het hockeyteam van haar jongste dochter te rijden.

Het waait op het perron. Op het bord staat dat de trein over een kwartier zal komen. Ze stopt haar telefoon in haar jaszak en masseert haar slapen. In haar hoofd gaat ze door haar agenda van deze dag. Drie afspraken met klanten, lunchbespreking, werken, werken, werken. Dan de juf van Douwe bellen over dat incidentje met Duco, het kind van Jolijn. Dat kinderen elkaar niet moeten bijten, dat zeker. Maar om nou een week geen speelkwartier te hebben, voor straf… ze wordt weer kwaad nu ze erover nadenkt. De juf zou zich moeten afvragen hoe het komt dat Douwe zich zo onveilig voelt, denkt Odette.

Dan moet ze nog de aannemer bellen. De speelkamer moet groter, en die ene muur in de woonkamer eruit. En een andere vloer, onvoorstelbaar dat de vorige bewoners deze vloer hadden gekozen. Grenen, hoe burgerlijk. De schoorsteenveger, die moet ook komen, maar dat kan wachten tot het einde van de zomer. Ze zet het vast in haar digitale agenda. Dan graait ze in haar tas en pakt ze haar lippenstift. Geen excuus voor slecht gestifte lippen, warrige haren, onverzorgde nagels of ladders in je kousen. Er is ook geen excuus voor incomplete serviezen, slecht geklede kinderen of echtgenoten, geen excuus voor middelmatige wijnen, middelmatige hapjes, geen excuus voor een lichaam dat niet in vorm is. Vier keer per week sport ze. Elke week gaat ze naar de schoonheidsspecialist en om de week naar de kapper. Ze maakt haar leven precies zoals ze het altijd voor zich heeft gezien. En straks, als de verbouwing klaar is, kan ze de mensen ontvangen in het huis dat er precies zo uitziet als ze al die tijd in haar hoofd heeft gehad.

De kasten op maat staan er al, en de kleden uit Marokko komen eind deze week. De kinderen hebben elk een eigen gedeelte in de kast waar ze wat spulletjes kwijt kunnen. Niet teveel, daarvoor hebben ze elk een eigen slaapkamer en de ruime speelkamer. Een interieur hoeft niet in dienst te staan van de kinderen. Alles kan precies zijn zoals je wilt, het kost wat inspanning misschien, maar wat niet? Meewarig denkt ze aan de moeders en huizen van vriendjes van haar kinderen. Verslonst.

De trein komt aan. Er stappen mensen uit en Odette stapt in. Ze gaat zitten bij het raam, maar kijkt niet naar buiten. Ze mailt nog even wat mensen over het feestje van haar oudste. Ze inventariseert eventuele dieetwensen. Een kleine moeite om ook glutenvrije pannenkoeken te bakken. Ze sluit haar ogen. Vreemd dat ze daar nu behoeft aan heeft, ze heeft vanmorgen nog energizing yoga gedaan.

Ze droomt over haar huis, de verbouwing is af. Het is mooi weer buiten, de deuren naar de tuin staan open. De magnoliaboom bloeit prachtig. De kinderen spelen zoet in de speelkamer. Op een zilveren blad liggen torentjes van rauwe tonijn met zeewier en zwarte sesam. Haar echtgenoot draagt zijn donkerblauwe pak met een kraakhelder wit hemd. Hij is gebruind en geeft haar een kristallen glas aan met witte wijn uit het chateau van vrienden die in Frankrijk wonen. Ze gaan zitten op hun nieuwe designbank. Ze drinken in stilte. Dan wordt Odette wakker van gezoem in haar jaszak.

Het is haar echtgenoot. Normaal belt hij nooit overdag. Daar hebben ze afspraken over gemaakt, niks vervelender dan die mensen die elkaar over elk wissewasje lastig vallen op het werk.

Ze neemt op.

‘Lodewijk?’ Ze fluistert een beetje, bellen in de trein vindt ze een vreemde toestand waarbij privacy verloren gaat.

‘Odette?’ Hij lijkt te lispelen.

‘Lode, wat is het? Is het ernstig?’

‘Ik trek het niet meer.’

‘Waar heb je het over?’ Een oude vrouw loopt voorbij. Het boodschappenkarretje stoot tegen de linkerpump van Odette aan. Gelukkig is het zachte kalfsleer niet beschadigd.

‘Lode?’ Ze klinkt nu scherp. Dit stond niet in haar agenda voor deze dag.

‘Het spijt me zo,’ zegt hij nu.

‘Waar ben je nu?’ Ze kijkt om zich heen om zeker te zijn dat er geen bekenden in de buurt zitten.

‘Het maakt niet uit,’ zegt hij.

‘Wat is het, Lode?’

‘Odette, ik ga bij je weg.’ Hij zegt het plompverloren, alsof hij een halfje brood gaat kopen.

‘Dat kan niet.’

‘Odette…luister naar me…’

‘Jij gaat helemaal nergens heen. Je maakt deze werkdag af, dan kom je naar huis en eet je de pasta primavera die ik vandaag voor je kook. Daarna gaan de kinderen naar bed en kun jij nog wat werken terwijl ik de broodbakmachine alvast aanzet voor morgen. Maar weg, nee jij gaat helemaal niet weg…’

Dan merkt ze dat haar man al heeft opgehangen. 

Parijs

05-01-2014

Misschien was het vroeger beter.

Misschien was het vroeger beter.

/ / /

05-01-2014

Metrostation Châtelet, zondagochtend 10 november, 11 uur.

Het waait over het perron, het ruikt zoals Parijse metrostations nu eenmaal ruiken. Muf, smerig, naar industrie, naar mens. Het is bij vlagen warm en koud. 

Langs de muur is een betonnen rand gemaakt, een plek waar zwervers gebruik van maken. Vandaag ligt er maar eentje, in zijn slaapzak. Aan de wanden hangen grote posters van films en evenementen in de stad, en afbeeldingen van verre paradijselijke bestemmingen. Allemaal zaken waar de man in de slaapzak geen geld voor zal hebben. Misschien vroeger. Misschien niet. Misschien was het vroeger beter voor hem. Slechter is moeilijk voor te stellen.

Alles aan hem is smerig, zijn spullen, in een berg plastic tasjes naast hem, zijn baard, zijn muts, zijn lange haren. Zijn gezicht is grauw en zijn vingers zijn haast zwart.

De metro komt over drie minuten en zal ons naar het Gare du Nord brengen. Daar hebben we nog tijd om koffie te drinken, wat tijdschriften te kopen, nog een croissant misschien. In de trein eten we dan eerst, om wat door de tijdschriften te bladeren, het lezen uit te stellen tot later en dan even de ogen te sluiten. Want het zijn toch altijd veel indrukken, op zo’n stedentrip. We kennen de stad steeds een beetje beter, maar ontdekken elke keer iets nieuws. We hebben onze carnets precies opgemaakt.

 

De man hoest. Hij rochelt. Hij kermt.

 

We praten over wat we volgend jaar echt moeten gaan doen. Soms staan de openingstijden verkeerd op de website van een instelling. Zul je altijd zien. Vroeg opgestaan, dichte deur.

 

De man begint te roepen.

 

We spreken erg weinig Frans, maar dit jaar leek het best goed te gaan. Maar twee keer werd er Engels terug gesproken.

Wat een geluk.

Alleen dat goedkope toeristenrestaurant, dat hadden we niet mogen doen. We weten beter dan dat. Nu echt.

 

De man huilt met uithalen.

 

Het leven is hier zo anders, hoe zou het zijn hier te werken, te wonen? Parijzenaars staan niet echt bekend om hun toegankelijkheid. Hoewel, bij internationale bedrijven ontstaat er toch vaak zo’n vriendenkring van expats?

 

Het lichaam van de man begint te schokken. Als een rups beweegt hij zich op de betonnen rand. Hij huilt niet meer.

 

Een vrouw met een tweelingwandelwagen komt voorbij. De babies zijn hetzelfde gekleed, in lichtroze skipakken met witte mutsjes. Wat een gedoe moet dat zijn, met een tweelingwagen door het Parijse metrostelsel. In Londen is dat beter geregeld. Daar hadden ze zoveel invalide oorlogsveteranen dat de stad werd aangepast. Dat zeggen ze.

 

De man hoest proppen bruin slijm op, hij veegt ze af met de mouw van zijn vale houthakkershemd.

 

Stel je voor dat je miljonair bent, dan kun je gewoon die jas kopen die we in de etalage zagen. Prachtig was die, maar 5600 euro, wie heeft dat nou over voor een jas? Misschien maakt de H&M wel een kopie binnenkort.

 

De man braakt op de grond. Het kletst in een grote plas naast hem, een deel spat omhoog op zijn slaapzak en gezicht.

 

De metro laat wel op zich wachten, zeg. Maar goed dat we er extra veel tijd voor hebben uitgetrokken. Je verkijkt je makkelijk op zulke dingen. We komen ook uit zo’n klein landje, we zijn echte afstanden niet gewend. Nog 1 minuut zegt het bord nu. Het perron is volgelopen met mensen.

 

De man ligt op zijn zij, hij ligt in foetushouding met zijn rug naar het spoor gekeerd. De slaapzak heeft hij uitgeschopt. Alleen zijn voeten zitten er nog in. Zijn spijkerbroek is net zo vuil als de rest van zijn kleding.

 

Het is echt een mooi boek dat je kocht in die museumwinkel. Misschien had ik het ook moeten doen. Hoewel ik natuurlijk al iets soortgelijks heb. Och, anders gewoon volgende keer. Zelfde tijd van het jaar?

 

De man krimpt ineen en schreeuwt kort, een rauwe kreet, alsof hij in barenspijn verkeert. Een vlek verschijnt op zijn spijkerbroek. Donderrood, dan lichtbruin. De stof raakt verzadigd en laat alles door. Op het muurtje, op zijn rug, op de grond, overal ligt het.

 

Daar is de trein dan eindelijk, de stank is werkelijk niet te harden. Tsja, wereldsteden, die zijn nu eenmaal hard. Nu maar hopen dat we geen vertraging hebben zometeen.

 

De man stuiptrekt in de smurrie.

 

Het waarschuwingssignaal klinkt. Het past maar net, wat reizen er toch veel mensen met de metro. We houden onze handtassen goed tegen ons aangedrukt, je weet maar nooit.

 

De man is opgehouden met bewegen.

Trein

28-02-2013

Het begon nu echt oncomfortabel te worden, deze treinreis.

Het begon nu echt oncomfortabel te worden, deze treinreis.

/ /

28-02-2013

Zadie zat in de trein en keek om zich heen. Ze zuchtte. Nog maar twee stations en dan naar huis fietsen. Het was opnieuw koud geworden, deze winter overtrof alle winters die ze eerder meemaakte. Dat waren er 29 in totaal.

In haar handen een boek, een goed boek waar ze maar niet doorheen kon komen. Lange stroperige zinnen en ingewikkelde plotwendingen, volgens haar vriendenkring echt briljant. Ze verlangde naar de Cosmopolitan die het meisje voor haar aan het lezen was. ’27 briljante sekstips’, ’jeans voor elk lichaamstype’ en ’14 vakantie hotspots’. Daar kon je tenminste wat mee, geen geneuzel over moeilijke liefdes van ondoorgrondelijke personages, geen langdradige beschrijvingen van pittoreske omgevingen, maar gewoon een handleiding voor het leven. Zo heb je seks met iemand, deze broek moet je dragen (deze twee gingen niet helemaal samen, hoewel de juiste jeans vast een hoop zou kunnen bereiken) en hierheen moet je op vakantie. Het meisje met de Cosmopolitan stond op en stapte uit, op haar plek ging een man zitten, misschien meer een jongen, eigenlijk.

Ze probeerde verder te lezen, gluren was zo onbeschaamd en bovendien viel ze op lange mannen en hij was een korte. Ze las: ‘met de moed der wanhoop wederkeerden zij, echter niet voordat de dagen en nachten zich verder en verder van haar verwijderden, terwijl…’ Kutboek.

‘Goed boek?’ De jongen, ja, het was meer een jongen, begon te praten.

‘Ehm , ja heel goed, ik ben helaas een beetje te moe om me er echt op te kunnen concentreren geloof ik.’ Ze geloofde het haast zelf.

‘Ja, dat ken ik. Sorry, dit klinkt een beetje cliché, maar kennen wij elkaar niet ergens van?’

‘Ehm, denk je dat?’

‘Ja, je komt me zo bekend voor.’ Hij knikte geestdriftig.

Zadie dacht heel hard na terwijl ze zijn gezicht bestudeerde. Hij zag er in haar ogen tamelijk nietszeggend uit, wat zoveel betekende als dat ze hem vast weleens had gezien, maar toen niet had onthouden.

De jongen gaf niet op.

‘Kom je weleens bij de Zeppos?’

‘Soms, naja, heel zelden eigenlijk.’

‘De Vuig?’

‘De wat?’

‘De Vuig’

‘Niet dat ik weet,’

‘Nou, dat zal wel niet.’

‘Nee.’

‘De Potters dan?’

‘Nee.’

‘De Doerak?’

‘Nee.’

‘Het duveltje?’

‘Oh jezus, nee. Kom jij daar?’

‘Soms.’

De trein stopte, het volgende station was voor haar.

‘Ik weet zeker dat we elkaar eerder gesproken hebben- laat me even denken.’

Zadie begon naar haar boek te verlangen, dat saaie boek. ‘Misschien hou je me voor iemand anders?’ Probeerde ze.

‘Onmogelijk. Laat me even denken, misschien hebben we gemeenschappelijke vrienden.’

 ‘Oja, dat zou kunnen.’

Hij werd weer enthousiaster.

‘Ken je misschien, es even kijken, Dennis de Vlaai, of Tim de Vries of Hilda Jongstra, Marijn Kooijmans, of Nina Rozenstraat?’

‘Ehm sorry, nee.’

‘David Post, Karin Swart, Jochem Hoekstra, Sanne de Jong of Femke Bakker?’

 ….

Het begon nu echt oncomfortabel te worden, deze treinreis. De jongen wist niet van ophouden.

‘Okee, nog 1 poging- je kent vast wel Jody, kut ik weet zijn achternaam niet- met dat haar, die Jody weetjewel.’

‘Ik ken geen Jody.’

‘Echt niet? Bizar. Maarre, Mariska- Ja, Mariska Veen ken je vast wel, ja toch, iedereen kent Maris. ‘

Ze zuchtte. ‘Kennelijk ben ik niet iedereen.’

‘Welke scholen heb je gezeten?’

‘De Wegwijzer, het Comenius en toen de RUG.’

‘Raar- ik zat op allemaal andere, maar ik weet zeker- wij kennen elkaar.’

 

Ze glimlachte ongemakkelijk. Ze mocht er bijna uit.

 

‘Je ouders, dan hoe heten zij? Of broers en zussen, heb je die?’

‘Ik moet nu echt gaan’ zei ze terwijl ze haar tas pakte. ‘Fijne dag nog.’

 

Haastig liep ze over het perron waar het hard waaide. Achter haar hoorde ze haar naam, het was de jongen uit de trein. Hij schreeuwde dat hij het weer wist, waar ze elkaar van kenden, maar al snel piepten de treindeuren en gingen ze dicht. Zadie stond op het perron en zag de trein steeds kleiner worden tot hij helemaal verdwenen was.