Overzicht alle verhalen

Tags Alfabetisch Nieuwste

1 verhaal voor tag: thuis

Thuis

10-12-2014

Alsof de wereld niet in brand staat.

Alsof de wereld niet in brand staat.

/ / /

10-12-2014

‘Wat ben je aan het lezen?’ Vroeg de man aan zijn vrouw. Het was een donderdagavond en ze waren allebei thuis. Het was wel vaker donderdagavond, maar dat ze allebei thuis waren, was een zeldzaamheid. Vooral zij leidde een druk sociaal leven waardoor de avonden voor de man vaak alleen waren, tot zijn opluchting.

Maar vandaag was het anders. Ze zaten samen op de grote donkergrijze bank die ze twee jaar geleden voor een hoop geld hadden gekocht. Het was een showmodel, maar nog steeds was het verreweg het duurste bezit dat ze ooit hadden aangeschaft. Hij bekeek het tafereel van een afstandje. Daar zat hij dan. Hij was de helft van een stel. Een stel op een bank. Donderdagavond. Buiten donker en koud. Binnen licht en warm. Samen.

De man gleed met zijn tong langs zijn tanden. Een tic van vroeger, nu al een stuk minder, maar nog even slecht tegen te onderdrukken wanneer hij zijn geduld begon te verliezen. Dat was nu. Hij zou het nooit toegeven, maar eigenlijk voelde hij zich vooral goed wanneer hij alleen was. Niet dat zijn vrouw zo lastig was- ze sprak weinig en rook lekker. Ze kookte goed en klaagde zelden. Toch verkoos hij de stilte boven alles. Vanavond was een vreemde avond, want nu moest niet zij, maar hij zometeen nog weg. Naar een kerstborrel, een vervelender sociaal construct kon hij zich niet voorstellen. Maar hij moest, want zonder netwerken was er überhaupt geen werken, had zijn zakenpartner gezegd. Waarschijnlijk was het waar. Wie huurde er nog een makelaar in tegenwoordig? Er waren zelfs borden te koop waarop stond: ‘ik verkoop mijn huis zelf’. Als de man zo’n bord op een raam geplakt zag, moest hij zich inhouden geen baksteen door de ruit te gooien. Alsof het geen vak was. Het was wel degelijk een vak. Zijn vak bovendien. Zijn vak.

De man keek naar zijn vrouw. Hoe dichterbij de kerstborrel kwam, hoe groter de afkeer van zijn vrouw werd. Zoals ze daar zat, zo op de bank, met haar boek. Alsof ze vakantie heeft, dacht hij. Alsof de wereld niet in brand staat. Alsof ik niet besta, alsof zij elke avond thuis is. Zo zit ze daar, kopje thee erbij, zometeen schenkt ze zich nog een glaasje wijn in. Een haarlok gleed vanachter haar oor voor haar gezicht. Al lezend veegde ze de lok weer achter haar oor. Het gebaar maakte hem woedend.

‘Wat lees je?’ Herhaalde hij. ‘Hmm?’ ‘WAT BEN JE AAN HET LEZEN?’ Zijn vrouw keek nu op vanuit haar boek. Haar wenkbrauwen had ze verbaasd opgetrokken. ‘Wat is er met jou aan de hand?’ ‘Ik vraag je wat,’ zei de man nu. ‘Dagboekfragmenten van grote vrouwen uit de geschiedenis,’ zei ze, ‘Wil je wat horen? Het is heel mooi.’ ‘Nee dankje.’ Ze las weer verder terwijl de man begon te mompelen: ‘Grote vrouwen uit de geschiedenis. Grote vrouwen. Geschiedenis. Pff, zeker een heel dun boekje.’
‘Wat zeg je?’
‘Niks hoor.’
Zonder op te kijken zei ze: ‘Moet jij niet zo gaan?’

‘Ik moet helemaal niks’ zei de man met zoveel mogelijk waardigheid, wat niet eenvoudig was bij deze uitspraak. Zijn vrouw keek niet op van haar boek.

‘Jullie hebben toch die kerstborrel?’
‘Jeeminee, mens! Kun je niet gewoon daar zitten en je boek lezen? Je hoeft je toch niet overal mee te bemoeien?’

Zijn vrouw kende hem ruim vijftien jaar. De eerste jaren raakte ze van streek door zijn buien. De jaren daarna probeerde ze hem te veranderen, door hem mee te slepen naar deskundigen die allemaal boosheid uit de kindertijd noemden, maar die allemaal onvoldoende overtuigingskracht bleken te bezitten om haar man te temmen. Nu was het zover gekomen dat ze geen krimp meer gaf bij deze buien.

‘Vergeet je je fietslampjes niet?’

Met een woeste beweging stond hij op. ‘Nee hoor moeder, die vergeet ik niet!’

Stampvoetend liep hij richting de badkamer, waar hij in de spiegel keek. ‘Potverdomme, ik zie er toch nog goed uit’ mompelde hij. Hij poetste zijn tanden, waste zijn handen en kamde zijn haar. ‘Niet slecht,’ mompelde hij, ‘helemaal niet slecht.’

Hij liep weer de woonkamer in. De bank was leeg. Zijn vrouw stond in de keuken, ze schonk zichzelf een glas rode wijn in. Op een klein bordje legde ze wat stukjes kaas en een handjevol nootjes. ‘Zie je wel,’ dacht de man, ‘ze gedraagt zich als een diva. Met die glimlach op haar gezicht, dat warme vest, die stomme pantoffels aan haar voeten. En ik, wat ga ik vanavond doen? Werken. Kerstborrel. Netwerken.’

Hij liep naar de hal, kribbig trok hij zijn jas aan. Zijn vrouw was alweer in haar boek verzonken op de bank. ‘Ik ga!’ ‘Kusje?’ Met een zucht liep hij naar haar toe en plantte hij een kus als een pets op haar wang. ‘Tot vanavond,’ zei ze zonder op te kijken.

Buiten bij zijn fiets kon de man zijn sleutels niet vinden. Hij voelde in zijn jaszakken, zijn broekzakken, zelfs in zijn colbert. ‘Godverdomme,’ zei hij terwijl hij weer naar de voordeur liep. De huissleutel had hij nog wel.

‘Ben je daar weer?’ Zei zijn vrouw toen hij binnenkwam.
‘Fietssleutel kwijt,’ zei hij kortaf.
Met grote passen liep hij door de kamer. Hij trok alle mogelijke lades open, keek in de keukenkastjes en werd bij elke poging chagrijniger.
‘Ik zal je even helpen’ zei zijn vrouw toen. ‘Welke jas had je vanmorgen aan?’
‘Deze.’
‘Nee, je ging naar de bouwmarkt, weet je nog? Dat doe je nooit in deze jas.’
Het was waar. Hij ging die ochtend naar de bouwmarkt en dat zou hij nooit doen in deze jas. Maar waar bemoeide zij zich eigenlijk mee? Waarom hield ze bij wanneer hij welke activiteit ondernam in welke jas?

Zijn vrouw stond bij de kapstok, in haar hand zijn fietssleutel. De groene jas had hij die ochtend gedragen. Natuurlijk.

‘Veel plezier lieverd,’ zei ze.

De man zei niks en liep met gebogen rug naar zijn fiets. Het waaide hard en hij had de hele weg wind tegen. De borrel was saai en duurde lang.

Thuis zat zijn vrouw een brief te schrijven aan haar minnaar.