Overzicht alle verhalen

Tags Alfabetisch Nieuwste

1 verhaal voor tag: soep

Gelijk

17-12-2015

Ik zal u na het eten moeten wurgen.

Ik zal u na het eten moeten wurgen.

/ / /

17-12-2015

Het is niet eenvoudig om altijd gelijk te hebben, maar de man met de baard was eraan gewend geraakt. Als kind schaamde hij zich voor zijn gave. Leraren gaven hem stelselmatig strafwerk omdat hij geen moment voorbij liet gaan om in te grijpen wanneer verkeerde informatie werd verstrekt. Hij voelde dat ingrijpen de enige rechtvaardige optie was, zodat werd voorkomen dat dertig van zijn leeftijdsgenoten verkeerd werden geïnformeerd. Zoals het gaat met zulke kinderen, had hij geen vrienden op school.

Thuis sprak hij niet met zijn zes broers en zussen en wanneer hij liep, maakte hij nauwelijks geluid. Stilletjes sloop hij door de school, door het huis, door het dorp, door het leven. Zijn vader gaf hem regelmatig een stevige draai om de oren, dat was meestal na het derde blik bier. Zijn moeder was een zachtaardige vrouw, maar zo verschrikkelijk vermoeid dat ze haar gelijkhebbende zoon niet lastig viel noch aandacht schonk. Er waren immers nog meer kinderen te voeden, te verzorgen, op te voeden.

Je zou kunnen stellen dat hij als kleine jongen een zwaar leven had, maar hij maakte zich niet druk. ‘Op een dag zullen jullie me nodig hebben,’ dacht hij dan. En zoals het gaat bij iemand die altijd gelijk heeft, kwam ook deze voorspelling uit.

Op zijn achttiende had hij een vlassig baardje en vertrok hij naar een nabijgelegen dorp om daar in de bibliotheek te gaan werken. Zijn leven bestond uit werken, lezen, slapen, een wandeling in de vroege ochtend en elke dag een bord dampende soep als avondeten. Dit eenvoudige bestaan gaf hem zoveel rust in zijn hoofd en in zijn ogen dat de mensen in het dorp zich als vanzelf bij hem gingen melden wanneer ze advies nodig hadden. Het vlassige baardje was inmiddels een grote stevige baard geworden, als de haren van een bezem. Zo kwam het dat hij vanaf zijn twintigste als de man met de baard bekend was komen te staan en het aantal mensen dat zijn werkelijke naam kende nogal gering was.

Bij elk besluit waar de mensen zelf niet uitkwamen, zochten ze contact met de man met de baard. De mensen maakten geen afspraak, ze klopten simpelweg aan bij het kleine witte huisje waar hij woonde, niet ver van de rivier waar hij als kind langs de waterkant had gespeeld. Hij voorzag ze van adviezen over allerlei aspecten van het leven, zoals werk, studie, gezondheid, hoelang artisjokken nou gekookt moeten worden, familiekwesties, het aanschaffen van een huis. Maar de mensen kwamen vooral bij hem voor prangende kwesties die te maken hadden met dat ene grote onderwerp, de liefde.

Het was wonderlijk dat ze juist hem om advies vroegen, hij die nauwelijks iets had ervaren op het gebied van de liefde. Goed, er kwamen wel eens ronddwalende kruidenvrouwtjes bij hem langs, kleine vrouwtjes die naar lavendel en patchouli roken en meestal een nacht of twee bleven. Dan maakte hij extra soep die ze samen aten. Daarna sliepen ze in het krakende eenpersoonsbed van de man met de baard. Het was aangenaam, dat zeker, maar echte meeslepende verliefdheid, met kriebels, zware voeten, bonzende harten- dat had hij nooit meegemaakt.

Voor de dorpelingen zat de kwaliteit van zijn adviezen juist in het gebrek aan liefdesleven.

‘Hij heeft geen trauma’s’, zei de vrouw van de bakker, ‘daarom hebbie zo’n helder koppie, kennie gewoon zien wat er aan de hand is.’ ‘Hij heeft geen vrienden,’ zei de rijkste man van het dorp, ‘daarom heeft hij niet te maken met integriteitskwesties.’ ‘Hij is, naja, niet de zoon, maar toch wel zeker een neef van God,’ zei de serveerster uit dorpscafé Het Plekkie. ‘Zoveel gelijk heb niemand en zeker geen man, als je ‘t mij vraagt.’ Niemand vroeg haar, maar zo waren de serveersters van Het Plekkie nu eenmaal. Ze gaven doorlopend antwoorden op vragen die niemand hen stelde.

Op een dag kwam er een kleine, muizige vrouw bij de man met de baard op bezoek. Ze zag eruit alsof ze dagen niet had geslapen. Haar haren waren pluizig en in een rommelig knotje op haar hoofd verzameld. Ze droeg een lange donkerblauwe jurk waardoor ze eruit zag als een godsdienstwaanzinnige uit het zuiden van de VS. Ze kon niet ouder zijn dan veertig, maar zoals ze er nu uitzag, leek ze maximaal nog tien jaar mee te kunnen gaan.

‘Ik heb een vraag, ’ zei ze terwijl ze nog buiten op de deurmat stond. De man met de baard gebaarde haar binnen te komen, wat ze schoorvoetend deed. ‘Ik vrees dat ik het niet meer kan,’ zei ze terwijl ze met haar knokige vingers aan haar mouwen friemelde. De man met de baard zweeg, zijn jarenlange ervaring had hem geleerd te zwijgen, juist wanneer de woorden van de ander het zwaarst leken te zijn.

‘Ik ben miserabel in de liefde en eenzaam zonder. Ik probeer samen te zijn, alleen te zijn, een beetje van beide te zijn. Ik slaap er niet van en ik heb het altijd koud. Ik wil samen zijn, alleen zijn, ik weet het gewoon niet… Wat moet ik nou doen?’

Mistroostig keek ze uit het raam, buiten werd het al donker. De man met de baard stond op uit zijn leunstoel een keek ook naar het kale landschap.

Na een poosje zei hij: ‘Vandaag eet ik pompoensoep. Er is genoeg voor twee.’ Verbaasd keek de vrouw op. ‘Maar, maar.. wat moet ik nou? Daarvoor ben ik hier- u heeft toch altijd gelijk?’

De man met de baard knikte.

‘Soep zal u goed doen. Soep en afscheid.’

‘Afscheid?’

‘Ik zal u na het eten moeten wurgen. Met blote handen. Wees niet bang, het duurt maar even.’

Als door een bij gestoken stond de vrouw op. Bij de haard lag een pook die ze snel greep. Ze liep achteruit door de kamer met de pook voor zich uitgestoken.

‘Als je me aanraakt…’ Haar stem klonk hoog, haar gestrekte arm beefde.

De man met de baard stond glimlachend voor haar en deed nog een stap in haar richting.

‘Als je me aanraakt..’ zei ze nu wat luider, terwijl haar ogen schichtig heen en weer bewogen.

De man met de baard kwam nog wat dichterbij.

‘Als je me aanraakt dan, dan..steek ik je!’ haar stem sloeg over.

De man met de baard ging weer zitten in zijn leunstoel. ‘Ziet u nou,’ zei hij, ‘u kunt het best. Ik zag het in uw ogen. U was niet bereid u te laten wurgen. U was bereid te vechten. U wilt vechten.’

De vrouw liet de pook zakken.

‘Het is, kortom, minder dramatisch dan u denkt. Het is een kwestie van de juiste vragen stellen. Komt u de volgende keer hier met de juiste vragen. En dan eten we nu de soep en laten we het wurgen achterwege.’

Ze knikte, ze at de soep en ze dacht na over de juiste vragen. De man met de baard had weer eens gelijk gekregen. Neuriënd waste hij de kommetjes af.