Overzicht alle verhalen

Tags Alfabetisch Nieuwste

8 verhalen voor tag: koffie

Koffie

09-09-2017

Soms moet je nu eenmaal koffie drinken.

Soms moet je nu eenmaal koffie drinken.

/ /

09-09-2017

‘Het is tijd dat je volwassen wordt’, zei de zus vermoeid tegen haar broer, met een verveling in haar stem die verried dat ook zij moe geworden was het eeuwig herhalende gesprek. Ze sprak zonder op te kijken vanuit het vrouwenblad dat ze aan het lezen was. Een blad vol aanwijzingen hoe te leven, maar verstoken van waardevolle adviezen. Toen reikte ze naar de theekop die op het houten kistje naast de grijze hoekbank stond, waarmee haar interieur precies overeenkwam met de adviezen uit het blad.

De broer zat in de vensterbank en opende het raam nog wat verder om een sigaret op te steken. Voordat hij zou antwoorden, inhaleerde hij diep. Een gewoonte die hij zich jaren geleden eigen had gemaakt, toen elke conversatie met zijn zus uitliep op slaande ruzie.

‘Denk je niet dat het genoeg is, dat ik gewoon mijn eigen leven leef zoals ik wil? Ik doe er niemand kwaad mee ofzo.’ Hij keek naar zijn afgetrapte allstars, naar de versleten broek die eigenlijk te groot was, naar zijn eeltige handen en wachtte op het onvermijdelijke.

Met een zucht sloot ze het magazine en legde het naast zich neer op de bank. ‘Dat is toch wel heel minimaal, wat je daar zegt. Dat het maar goed is, zolang je er niemand kwaad mee doet? Hoe kom je daar eigenlijk bij?’ Hoofdschuddend liep ze naar de brandschone keuken terwijl ze vervolgde: ‘Hoe kun je nou zo leven? Je lijkt wel een student van veertig… je, jij hebt toch ook dromen? Wil je geen huis kopen, een auto, gewoon, de dingen voorelkaar hebben? En dan echt voor elkaar? Begrijp me niet verkeerd, het is heel knap hoor, die zandsculpturen enzo,..’ Nijdig gaf ze een asbak aan die ze uit een keukenkastje had opgevist.

‘Maar dat is toch geen baan.’

Het woord baan rekte ze dusdanig uit dat het begon te klinken als een soort hele lange gaap, of voorzichtige aanzet tot braken. ‘Waarom maakt het jou zoveel uit?’ vroeg de broer terwijl hij zijn sigaret uitdrukte in de asbak.

‘Waarom maakt het mij uit?’ herhaalde de zus, ‘Waarom maakt het jou niet uit? Heb je daar weleens over nagedacht?’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik ben wel tevreden zoals het is,’ zei hij toen.

‘Dat is helemaal erg, wat je nu zegt,’ zei de zus die haar geduld steeds meer begon te verliezen. Ze kreeg rode konen, en haar lichtblauwe blouse leek met de seconde meer gekreukt te raken, iets waar ze een ontzettende hekel aan had. Haar grijze ogen vuur spuwden vuur. Toen zuchtte ze heel diep en zei ze: ‘Je bent gewoon heel erg verwend, dat is alles.’

‘Jij hebt dezelfde ouders als ik,’ sputterde de broer tegen. ‘Ja, maar ik ben de oudste en jij de jongste en dat maakt alles anders,’ zei ze op de autoritaire toon die oudste kinderen kunnen aanslaan, zelfs op hun vijftigste.

‘Ik begrijp niet waarom jij je nou zo druk maakt om mijn leven,’ zei de broer nu ook hard. ‘Je hebt toch zelf een leven, een baan, kinderen, gedoe, dingen te doen? Waarom schenk je me niet gewoon een kop koffie in zonder een preek? Daar zou ik pas gelukkig van worden. Jezus Mina.’

Het viel stil.

De broer pakte snel een nieuwe sigaret en rookte zwijgend. De zus was teruggelopen naar de keuken waar ze met een doekje het aanrecht afnam, voor de tachtigste keer die dag.

‘Sorry,’ zei de broer, want hij wist dat ze bij zo’n uitval niks zeggen zou, maar later huilend aan de lijn zou hangen met hun moeder. Die hem dan weer op zou bellen met een uitbrander. Weer zo’n voorbeeld dat volwassen worden en ouder worden niet per se met elkaar te maken hadden, dacht hij bij zichzelf.

‘Je wilde koffie?’ zei de zus met dunne stem. De broer schudde zijn hoofd van niet, maar zei ‘ja graag’ omdat je soms nu eenmaal koffie moet drinken om de vrede te bewaren.

‘Ik ga even mijn handen wassen,’ zei hij. De zus zette koffie terwijl ze in haar warme hoofd een kloppende pijn voelde opkomen. Ze wist niet waarom, maar iets in haar was zo dwingend, zo overtuigend, dat ze elke keer het gesprek hierheen moest sturen. Ze wist dat de sfeer er nooit beter van werd, ze wist dat het haar broer geen goed deed, dat het haarzelf geen goed deed.

Toch kon ze niet stoppen met het zien van wat hij allemaal had kunnen doen, kunnen kiezen, voor elkaar had kunnen krijgen. Zijn chaos, zijn opgewekte nonchalance, zijn belachelijke bezigheid, baan kon ze het niet noemen, als zandbeeldhouder… Elk besluit dat hij nam, voelde als een persoonlijke afwijzing. Elke keer dat hij op een donderdagmiddag nog in bed lag omdat hij te lang had doorgezakt, elke keer dat hij op haar bank kwam slapen omdat hij zijn huis verhuurde voor de hoognodige knaken…het maakte haar kwaad.

Kwaad, omdat zij wist dat er geen onttrekken aan de maatschappij is, dat het hard werken is, ploeteren, zwoegen, lijden soms. En als je geluk had, dan nog wat leuks, lieve vrienden, mooie avonden. Maar zoals hij leefde….hij speelde vals. Dat was het probleem.

De broer kwam terug uit de badkamer. Ze zette de koffie voor hem neer. ‘Dankje,’ zei hij. ‘Alsjeblieft,’ zei zij. En terwijl ze daar aan tafel zaten, scheen de zon het huis in, en voelde ze zich weer zoals op die dag, veertig jaar geleden toen ze met papa naar het ziekenhuis ging en haar broertje voor het eerst had gezien.

Stoplicht

21-06-2016

Ik zou hier niet moeten zijn.

Ik zou hier niet moeten zijn.

/

21-06-2016

‘Er is geen reden om zo bedroefd te kijken,’ zegt de oude man met de baard tegen de jonge man bij het stoplicht. ‘Er is geen reden je schouders te laten hangen.’ ‘Wat weet u daar nou van?’ antwoordt de jongen met verdrietige ogen. ‘Wat weet u nou van mijn gedachten, van de gebeurtenissen in mijn leven? Wat weet u van mijn verdriet?’

‘Niets,’ zegt de oude man met de baard. ‘Van jou weet ik niets. Zoals jij van mij niets weet. Maar dat heeft met geluk niet te maken. Zie je die zonnestralen op het natgeregende wegdek? Hoor je de kinderen hollen op het schoolplein hierachter? Voel je het briesje op je huid? Dat is wat wij delen, dat is de werkelijkheid van bij dit stoplicht staan.’

De auto’s van links hebben groen, de man met de baard en de jongen zetten een klein stapje achteruit.

‘U heeft geen idee van mijn werkelijkheid,’

zegt de jongen. ‘Ziet u deze spijkerbroek die ik heb aangetrokken? Dit vest, deze schoenen? Ziet u hoe mijn haren nog nat zijn van het douchen? Het kostte me vandaag vier uur om tot dit punt te komen. Om de kracht te vinden uit bed te stappen, een douche te nemen, me af te drogen, me aan te kleden. Daarna heb ik een uur uit het raam gekeken, ik heb moed verzameld. Moed om naar buiten te gaan. Ik heb mijn telefoon gezocht, mijn sleutels, mijn portemonnee. Het duurde wel een halfuur. Ik heb alles in mijn zakken gestoken en nu ben ik hier bij het stoplicht. Vertel me niet over de zonnestralen. Mijn kleding voelt zwaar op mijn lichaam, ik kan elk moment worden opgeslokt door het asfalt, verdwijnen in de gracht. Ik moet me dwingen stil te staan voor het rode licht, niet met ferme passen voor een truck te stappen. En dat is nog niet het ergste. Het ergste is dat het me niet uit zou maken. De eerste seconden misschien- ik heb nooit goed tegen pijn gekund. Maar daarna…’

Het licht springt op groen. Ze lopen naast elkaar naar de overzijde van de straat.

‘Heb je iets gegeten?’ vraagt de man met de baard. ‘Gisteren heb ik gegeten,’ zegt de jongen. ‘Vandaag nog niet. Ik zie geen reden te eten. Het zal alleen verlengen.’ ‘Ja,’ zegt de man met de baard, ‘dat is waar.’ Hij is even stil en zegt dan: ‘Ik wil je vragen, ik hoop dat het je niet ongemakkelijk maakt, ik wil je vragen om een koffie met me te drinken. In het koffiehuis, daar op de hoek. Ik zal het voor je betalen.’

‘Ik heb geen reden dat te doen,’ zegt de jongen met verwarring in zijn ogen. ‘Dat is waar,’ zegt de man met de baard. ‘Maar wat moet jij nou nog met een reden? Wat kan jou nou nog bewegen? Een goed argument? Daar trap ik niet in. Ik vraag je mee te komen, zonder reden. We laten de zon, de wind, de aarde buiten beschouwing, dat beloof ik. Die koffie, dat vraag ik je als een vreemde bij het stoplicht.’

‘Goed,’ zegt de jongen. Zwijgend lopen ze naar het koffiehuis. De eigenaar begroet hen hartelijk, de twee mannen kennen elkaar al lang. De man met de baard bestelt twee koffie en twee broodjes kaas.

‘Waarom doe je dit?’ vraagt de jongen na de eerste slok koffie. ‘Jouw pijn is ook de mijne,’ zegt de man met de baard. ‘Dat kan niet,’ zegt de jongen. Ze zwijgen.

‘Ik ben blij dat je er bent,’ zegt de man met de baard dan. ‘Het is een misverstand,’ zegt de jongen, ‘ik zou hier niet moeten zijn.’ ‘Maar je bent er,’ zegt de man met de baard. ‘Ja,’ zegt de jongen en hij veegt een traan weg.

De man met de baard rekent af. Ze lopen samen naar buiten en staan dan stil. Ze zoeken naar een passend afscheid. ‘Bedankt,’ zegt de jongen en hij geeft een hand. ‘Jij bedankt,’ zegt de man met de baard.

Ze gaan elk een andere kant op.

De vrouw van de bloemenstal staat de jongen al op te wachten. Zijn bestelling ligt klaar.

Bewustzijn

17-05-2016

Samen trekken ze elkaar onder.

Samen trekken ze elkaar onder.

/

17-05-2016

‘Mag ik je even wijzen op onze crowdfundingcampagne?’ Het meisje wacht niet op mijn antwoord. Waarschijnlijk had ze al gezien dat ik niet echt aan het werk ben hier. Dat ik zo iemand ben met een laptop in een café, zo iemand met een opdracht hier en een opdracht daar en heel veel niks ertussen. In dat gedeelte met niks drink ik, of beter, drinkt mijn soort koffie uit hoge glazen. Soja lattes, macchiatos, seasons specials… alles in een onvoorstelbaar traag tempo. Daar wordt het drankje niet beter van, maar zo kun je wel lang blijven zitten zonder de rekening uit de hand te laten lopen.

Ze draagt een gebleekte spijkerbroek met een hoge taille. Eronder spierwitte gympen en erboven een kort wijd shirtje met een ananas erop. Ze draagt haar lange bruine haren los, maar heeft een paar lokken bovenop haar hoofd samengebonden in een nestje. Haar lippen zijn knalrood gestift en ze heeft een zwart lijntje bij haar ogen getekend. Ze is, kort gezegd, een lekker wijf.

‘Crowdfunding?’ vraag ik terwijl ik nog snel een worddocument open, om een werkende indruk te maken. Ze komt naast me zitten.

‘Het is een campagne voor onbewustzijn,’

‘Onbewustzijn? Zoals een coma?’ vraag ik.

‘Nee dat is bewusteloos zijn,’ zegt ze, ‘wij strijden juist voor onbewustzijn.’

‘Maar wie zijn wij dan precies?’ vraag ik, terwijl ik me veel te klein en te slecht gekleed voel voor dit gesprek.

‘We heten TUC, dat staat voor The Unconscious Circle, een groep avant garde vrijheidsdenkers, zeg maar.’

Ik kan niet geloven dat ze ‘avant garde’ en de uitdrukking ‘zeg maar’ in één zin heeft weten te gebruiken, maar ik zeg er niks van omdat het vast zou tonen hoe weinig avant garde ik ben.

‘En wat is nou precies wat jullie willen?’ vraag ik daarom maar.

‘Het is een campagne om ervoor te zorgen dat de mensen zich minder bewust zijn van alles.’

‘Van alles?’

‘Nouja, misschien niet alles, maar in elk geval veel. Ja, dat is wel hoe TUC de toekomst ziet. Dus wil je ons steunen?’ Ze geeft me een foldertje aan. ‘Lees dit anders even, ik loop de hele dag al hetzelfde te zeggen weetjewel.’

Ik neem het foldertje aan en lees de introtekst.

‘Ook zo bewust van uw eigen gedachten, daden, dromen, angsten en verlangens? Recent onderzoek wijst uit dat 8 op de 10 mensen lijdt onder bewustzijnsobesitas, ook wel B.O. Een leven met B.O. kenmerkt zich door gepieker, gewik en geweeg, lange gesprekken over het eigen leven en de maatschappij. B.O.-ers lijden nooit alleen, maar weten zich te omringen met gelijkgestemden. Samen trekken ze elkaar onder en breiden ze hun territorium uit. Hun problemen moeten worden aangekaart en gedeeld, campagnes worden gevoerd voor allerhande zaken…. Dit alles in het kader van vergroting van het bewustzijn van iedereen. B.O. is een volksziekte die snel om zich heengrijpt en grote gevolgen kan hebben. Steun daarom onze actie, want: ignorance is bliss!’

‘Ik begrijp toch niet helemaal…’ probeer ik in te brengen.

‘Dat is omdat je teveel nadenkt, sterker nog: ik durf te wedden dat jij het ook hebt…’

‘Dat ik wat heb?’

‘Een te groot bewustzijn, bewustzijnsobesitas.’

‘Denk je niet dat ik dat wel in de gaten zou hebben als ik daar last van zou hebben?’ vraag ik nijdig, wat ik gênant vind, want ik wil me niet op de kast laten jagen, door niemand niet. En al helemaal niet in deze koffietent die ik als mijn woonkamer beschouw, dan kan ik me hier niet meer vertonen.

‘Waarom vind je het vervelend dat ik dat zeg?’’

‘Omdat het onzin is wat je zegt,’ antwoord ik.

‘Ben je daarom ook niet van streek nu?’ vraagt ze pesterig.

‘Nee, ik ben niet van streek nu. Ik ben aan het werk, laat me met rust.’

‘Doe je werk dat je leuk vindt?’

‘Wat is dat nou weer voor vraag?’

‘Heb je daar nooit over nagedacht dan?’’

‘Ja, natuurlijk heb ik daar wel over nagedacht.’ Continue zelfs, denk ik erachteraan.

‘En?’

‘En, en, ik heb besloten iets te doen wat ik leuk vind. Dus.’ Ik voel me een beetje wiebelig maar probeer haar vol zelfvertrouwen aan te kijken. Ik zie hoe ze zich inhoudt me niet in mijn gezicht uit te lachen.

‘Okee,’ zegt ze dan, ‘jij hebt het dus niet nodig, onze training?’

‘Nee, heb ik niet. Ik ben namelijk prima tevreden zoals het is.’

‘Heel goed,’ zegt ze.

‘Ja,’ zeg ik, ‘heel.’

Dan loopt ze de koffiebar uit met haar wolkenloze hoofd en keer ik weer terug naar mijn beeldscherm waar een leeg document me aankijkt.

‘Bemoei je er niet mee,’ zeg ik hardop tegen mijn scherm.

‘Sorry?’ een jongen naast me tilt zijn koptelefoon aan een kant op.

‘Niks,’ zeg ik, ‘soms zeg ik zomaar wat.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Schoon

22-01-2015

Het was niet eenvoudig om jong te zijn in deze tijd.

Het was niet eenvoudig om jong te zijn in deze tijd.

/ /

22-01-2015

Er waren alleen maar knappe mensen in de koffiebar. Jonge mannen met baarden, jonge vrouwen met lange dunne benen en lange haren die in rommelige knotjes op hun hoofd zaten. Ze droegen kleding die er een beetje afgeragd uitzag, maar wel duur was geweest. Ze zaten verspreid over de koffietent met hun laptops voor zich. Ze waren aan het flexwerken of facebooken terwijl ze een fortuin uitgaven aan koffies met lange moeilijke namen, extra shotjes en vooral zonder koeienmelk. Van de koffie namen ze foto’s die ze een extra sfeervolle laag gaven door er een oranje gloed overheen te doen. Ook namen ze foto’s van zichzelf met daarachter een hashtag, zo konden ze laten zien dat ze #welbewust #postmodern #narcistisch konden zijn en dat kwam mooi uit want #yolo.

Het was hoe dan ook niet eenvoudig om jong te zijn in deze tijd, hoewel het begrip jong ook aan inflatie onderhevig leek te zijn of in elk geval niet meer met levensjaren te maken had.

Wie niet jong was, was de vrouw die ook het café ingelopen was. Ze was een opvallende verschijning met haar kromme rug en felgekleurde kleding. Op haar korte grijze haar droeg ze een gek mutsje met een soort voelsprieten bovenop. Haar rode broek was net iets te kort waardoor haar gestreepte sokken ook zichtbaar waren. Het capuchonvestje boven de broek had ze vast bij zo’n hippiekraampje ergens op een markt gekocht of ergens op straat gevonden. Ze nam plaats aan een van de tafeltjes aan het raam en zette haar paarse tas op de grond naast zich. Toen liep ze naar de bar

(er kan veel worden gezegd over mooie hippe mensen maar bedienen is niet iets waar ze goed in zijn)

en bestelde een kopje thee. Het barmeisje opende de theedoos, maar de vrouw hoefde geen theezakje. Dat hoefde ze niet te zeggen tegen het barmeisje, want zij was net bezig met het omhelzen van een bekende.

Voorzichtig schuifelde de vrouw terug naar het tafeltje. Eerst deed ze haar vestje uit. Onder het vest droeg ze een oranje t-shirtje. Haar armen waren dun en bekleed met loszittend vel. Toen boog ze voorover en maakte ze haar blauwe schoenen los. Daarna deed ze haar sokken uit. Haar teennagels waren van een indrukwekkende lengte. Ze ging weer rechtop zitten en nam de paarse tas op schoot. Na even rommelen vond ze wat ze nodig had: een bruin washandje.

Voorzichtig doopte ze het washandje in het kopje met heet water. Daarna waste ze met veel aandacht haar rechtervoet en daarna haar linkervoet. Ze kneep het washandje uit boven het vaasje met bloemen dat bij haar op tafel stond.

Mevrouw, mag ik wat vragen?’ Een baard met een streepjestrui en een strakke spijkerbroek stond naast haar tafeltje.

De vrouw zei niks, en de baard ging verder. ‘Kunt u even op mijn laptop letten, ik moet even naar wc.’

Hij wees naar het tafeltje naast haar, waar inderdaad een laptop stond.

De vrouw knikte en de jongen ging liep weg terwijl hij naar zijn telefoon keek.

Het wassen ging verder, eerst nog haar armen en hals, daarna haar gezicht en toen eventjes onder haar t-shirt, oksels, buik en borsten.

De jongen kwam weer terug, ‘dankje’ zei hij, zonder haar aan te kijken.

Ze deed haar sokken weer aan en ook haar schoenen en haar vest. Het restje theewater gooide ze in de bak van de olijfboom die binnen stond. Langzaam schuifelde ze weer naar buiten.

Niemand had haar gezien.

Sportschool

06-11-2014

Onder haar hoofd een lichaam.

Onder haar hoofd een lichaam.

/ /

06-11-2014

Mieke werkte nu sinds twee jaar in het hoge kantoor achter het station. Ze deed administratief werk, saai maar wel goedbetaald. Ze bouwde pensioen op en had ook een sportschoolabonnement van de zaak. Daar zou ze gebruik van kunnen maken, maar in praktijk rende ze liever door het park, dan dat ze ook nog tijdens het sporten met collega’s te maken had. Samen een lesje volgen, in de kleedkamer staan, laat staan de sauna… Sommige dingen hield Mieke liever gescheiden. De andere vrouwen op de afdeling gingen wel elke dinsdag en donderdag naar de sportschool. Ze volgden lessen met namen als BBB, Bodytone of Abmazing.

Steeds vaker gingen de gesprekken de volgende dag over de sportles van de avond daarvoor. En steeds vaker gingen de gesprekken tijdens de lunch over de les van die avond. Zo kwam het dat er op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag over de sportschool gesproken werd, over de spierpijn, over de mensen die ze nu weer gezien hadden in de sportschool. Langzaam maar zeker was Mieke een buitenstaander geworden die geen idee had van de wereld van haar vrouwelijke collega’s.

‘Kom toch een keertje mee,’ had Sonja tijdens de lunch geopperd, nadat ze met de anderen ruim twintig minuten uitgebreid hadden gelachen om de blunder van Jeffrey op de sportschool. Hij was één van de instructeurs, wist Mieke inmiddels, haar collega’s kenden de namen van iedere instructeur. Ze hadden precies de namen die je zou verwachten bij het beroep van sportschoolinstructeur. Net zoals zij de naam droeg van een administratief medewerkster, bedacht Mieke somber.

‘Nee dankje, ik ga niet mee, het is niks voor mij, zo’n bedompte ruimte met apparaten enzo..’
‘Maar we doen ook een lesje,’ begon Sonja, ‘het is echt heel leuk en gezellig.’
‘En je kunt het ook wel gebruiken,’ viel Karin haar bij, ‘niet lullig bedoeld ofzo.’
‘Hoe bedoel je, ik kan het wel gebruiken?’
‘Nou, gewoon zoals iedereen van onze leeftijd… Een kleine lifting van je billen, iets meer gevormde armen, strakker buikje. Je kunt het wel gebruiken.’

‘Waar kan ik dat dan precies voor gebruiken?’

‘Je gaat lekkerder in je vel zitten, dat is wat Karin wil zeggen,’ probeerde Sonja de boel te sussen. Maar Karin liet zich niet graag sussen.
‘Nee, hoor ik bedoelde alleen te zeggen dat ze nu nog kan ingrijpen, maar straks is het te laat. Een zacht buikje wordt een buik, een zakkend kontje wordt twee lege kussenslopen en een ongetrainde arm een stuk stof aan een bot, weetjewel, zo’n flieber die beweegt wanneer je zwaait. Verder was het niet lullig bedoeld ofzo.’
Karin nam een slokje cola light. Sonja at hoofdschuddend de laatste happen van haar salade. Mieke staarde voor zich uit en sprak toen heel rustig tot Karin: ‘Wel fijn dat je het niet lullig bedoelde. En ook wel fijn dat je dat er voor de zekerheid nog even bij zei. Ik ga maar weer eens aan de slag.’

Na twee uur werken stond Mieke op om naar de wc te gaan. Ze droeg een strakke broek en een bloesje, kleding waar ze nooit lang over na dacht. Maar nu, nu voelde ze zich als een vervallen gebouw. Mooi in de jaren ’80 en ’90, nu wat gedateerd en spoedig een ware ruïne. Nog nooit eerder had ze op zo’n manier nagedacht over haar kont, haar buik, haar armen. En dit had Karin alleen nog maar gezegd op basis van Mieke’s uiterlijk op kantoor. Wat zou ze wel niet denken wanneer ze Mieke in de kleedkamer zou zien?

In de spiegel bij de toiletten bekeek Mieke zichzelf nog eens goed. Ze had mooi haar, een paar rimpels in haar gezicht, maar niks ernstigs. Beetje wallen onder haar ogen, maar goed, wie heeft dat niet als je Netflix hebt. En onder haar hoofd een lichaam. Gewoon een lichaam, het kon rennen door een park, fietsen en zwemmen. Het was best gezond. Alle gewrichten, banden en botten waren nog origineel.

Bij de koffiemachine stond haar collega Henk, hij werkte al twintig jaar bij het bedrijf. Hij was in gesprek met Tinus, een andere oudgediende. Tinus had een grote ronde buik die hij in bedwang hield met een overhemd en een riem. Tevreden klopte hij op zijn buik. ‘Ja, Henk, goed gereedschap moet je onder een afdakje hangen.’
De mannen lachten tevreden en spraken verder over een of andere voetbalwedstrijd waar Mieke alleen iets van had meegekregen door de ME busjes die de stad hadden belegerd gisteravond.

‘Ha Mieke, cappuccinootje voor jou doen?’
‘Doe maar zwarte koffie vandaag,’ zei Mieke.
‘Zwarte koffie? Wat is er aan de hand? Je bent toch niet aan de lijn hoop ik?’
‘Nee hoor, soms wil ik zwarte koffie. Maar even een vraagje, ga jij wel eens naar de sportschool?’
‘Waarom zou ik dat nou doen, haha de sportschool. Heb je soms te lang met dames lopen babbelen?’
‘Nou, ze vroegen of ik niet toch mee wilde…’
‘Dat heb jij toch helemaal niet nodig?’
‘Nou, als ik nu niet in actie kom, dan ben ik over een paar jaar misschien wel…’
‘Ben benieuwd wat er nou komme gaat,’ zei Tinus met een lach op zijn gezicht.
‘..helemaal uitgezakt en vadsig.’
Tinus en Henk keken elkaar aan en barstten in lachen uit. ‘Uitgezakt en vadsig!’ Hikte Tinus. ‘Dus dan wil je eigenlijk het beste van mij en van hem hebben!’
‘Haha, jij wilt zeker met die andere meiden een beetje gaan puffen voor de spiegel. Je hele week erop inrichten, alleen maar daarover lullen, je bent niet goed, hahaha!’

Mieke liep terug naar haar bureau. Halverwege stopte ze bij de werkplek van Karin. ‘Hoi, ik heb er net even over nagedacht en ik ga niet mee vanavond. Of morgenavond of wanneer dan ook. Het is niet lullig bedoeld ofzo, maar ik heb het niet nodig.’

Tijdschrift

11-06-2014

Opgroeien is niet eenvoudig in de grote stad.

Opgroeien is niet eenvoudig in de grote stad.

/ / /

11-06-2014

Het gevoel van euforie over het feit dat ze een baan had gevonden, was groot geweest. Een baan, en dan ook nog bij één van de betere bladen. Ze waren het eerste met trends, baby’s van beroemdheden en allerlei soorten nieuws. Het blad was goed bevriend met een aantal luxe merken die zich uitsloofden met cadeautjes aan de redactieleden in ruil voor positieve stukken, de kasjmier trui die Mimi vandaag droeg als stille getuige. Ook mocht ze soms tripje maken naar verre oorden om iemand te interviewen of voor een fotoshoot. Een droombaan.

Vandaag deed ze weer een interview met twee jonge vrouwen voor de ‘upcoming and fabulous’ rubriek. Alle bijvoeglijk naamwoorden in het blad werden zoveel mogelijk in het Engels gebruikt. Ze hadden afgesproken in een klein koffiebarretje met mannen met baarden die filterkoffie inschonken met een ernst die het midden hield tussen lachwekkend en angstaanjagend.

Mimi dronk haar koffie en wachtte op de afspraak. Ze schreef de rubriek sinds vier maanden en nog nooit was de geïnterviewde op tijd geweest. Meestal kwamen ze tussen de 7 en 14 minuten te laat, een enkeling ruim een halfuur.

Twee meisjes kwamen nu binnen. De een klein en een beetje stevig, met een korte bloemetjesjurk en een grote bril. Naast haar een lange, model-achtige verschijning met een wit bloesje en een heel klein spijkerbroekje aan haar romp en wijde laarzen aan haar voeten. Ze dragen allebei felgekleurde dure designertassen die ze nonchalant aan hun linkerarm laten bungelen. In hun andere hand een mobiele telefoon of tablet, of iets anders plats en glimmends. Hoewel het maar een paar dagen zonnig is geweest, zijn ze allebei diep gebruind.

Mimi staat op en stelt zich aan de meisjes voor. Ze voelt zich klein en dik en onbelangrijk nu. De meisjes blijken de barjongen te kennen en nemen met hem rustig het weekend door. Ook bij hen zijn de bijvoeglijk naamwoorden voornamelijk in het Engels, met hier en daar een zelfbedacht woord of woorden die Mimi gewoon niet kent.

Ze gaan zitten. Het meisje in de bloemenjurk drinkt Duitse cola, het meisje in het spijkerbroekje drinkt tarwegrassap. Vers geslow-juiced, er gaan vijf volle handen gras in de machine.

‘Er staat gewoon heel superveel druk op de twintiger anno nu,’ zegt het meisje met de grote bril en bloemetjesjurk. ‘Klopt,’ zegt het meisje in het spijkerbroekje, ‘superveel druk’.

Met grote moeite glimlacht Mimi. ‘Toch is het jullie gelukt een modelabel, een magazine en een parfumlijn uit de grond te stampen?’

‘Ja, dat is heel gek eigenlijk, toen we begonnen hadden we echt niet het idee van: nu gaan we iets heel groots doen ofzo. Maar mensen vonden het tof wat wij deden, kennelijk.’

Mimi kijkt naar de meisjes, vrouwen eigenlijk, maar opgroeien is niet eenvoudig in de grote stad. Ook niet voor bijna-dertigers. Ze kijkt naar haar vragenlijstje. ‘Wat zijn de grootste opstakels die jullie hebben overwonnen?’

Deze vraag doet ze goed.

Met grote overgave geven ze een onvoorstelbaar saai en gedetailleerd verslag van de overtuigingskracht die ze nodig hadden bij hun eerste grote investeerder (de peetoom van de kleine) en hoe het verder ging met harde keuzes maken, tussen beige en gebroken wit, taupe en licht grijs. De kleuren van het nieuwe seizoen lagen in hun handen. Het was een superstressvol proces. En dat is het nog steeds, eigenlijk. Maar soms zien ze een meisje ergens op straat of in een club ofzo, en dan denken ze: die ziet er goed uit. Zul je altijd zien: zo’n meisje draagt dan één van hun creaties. Dat maakt het allemaal waard.

Ze praten nog zeker een kwartier door, maar Mimi denkt aan haar fiets die bij de fietsenmaker staat, tot hoelaat zou ze die nog kunnen halen? Ze denkt aan de pan die in de koelkast staat, met restjes curry van gisteravond. Die kan ze vanavond nog opeten. Geen boodschappen doen, fijn. Ze zucht, ze heeft eigenlijk helemaal geen zin in curry.

Het gepraat is opgehouden. Gelukkig heeft Mimi alles opgenomen met de ouderwetse dictafoon die op tafel ligt. Ze probeert zo neutraal mogelijk te kijken en stelt dan de laatste vraag van haar lijstje.

‘Wat zijn jullie tips voor de lezeressen die ook een bedrijfje willen beginnen?’

‘Doe wat je leuk vindt.’

Het meisje met het tarwegrassap knikt. Ze drinkt de bodem zorgvuldig leeg met haar rietje, prrrprrrr, klinkt het.

‘Veel dank voor jullie tijd,’ Mimi staat op en geeft ze een hand.

‘Kunnen we zelf de foto’s bij het artikel kiezen? Want dat zou ik wel fijn vinden.’ Zegt het dunne meisje nu.

‘De fotoredactie bepaalt welke foto’s erbij komen.’

‘Als ik het niet zelf kan bepalen, dan gaat het niet door,’ zegt het meisje met een hoog stemmetje. Er verschijnt een mierzoete glimlach op haar mond. ‘Snap je?’

‘Ik zal kijken wat ik kan doen.’ Mimi denkt aan de haaibaai van een fotoredacteur. Die gaat nooit akkoord met inspraak van derden. Mimi besluit het verzoek maar te vergeten. Iedereen vergeet wel eens wat en dit is wat ze vandaag vergeten is.

‘Superchill- nou, doei doei!’ Roepen de twee terwijl ze samen op de witte Vespa van hun bedrijf stappen, de kleine voor, de lange achter. Mimi pakt haar dictafoon en tas en wil naar buiten lopen, maar de barman roept haar terug. Of ze nog even de drankjes kan betalen- en de salades en broodjes die ze to go hebben meegenomen. ‘Ze zijn zeker vergeten af te rekenen’ zegt de baardman.

Iedereen vergeet wel eens wat, denkt Mimi. Zo zie je maar.

Wiener Melange

02-01-2014

Ze had geen idee wat te doen.

Ze had geen idee wat te doen.

/ /

02-01-2014

‘Kun je zo even op mijn kantoor komen?’ had de directeur gevraagd. Annie had geknikt, terwijl haar collega Karin aan het bureau tegenover haar veelbetekenend met haar ogen had gerold. Dat met die ogen deed Karin wel vaker, en Annie’s ervaring was dat het slechts zelden werkelijk veel betekenend was. Het was eerder een gewoonte die Karin in haar pubertijd had aangenomen, misschien wel eerder nog, en waar ze nooit mee opgehouden was. Ze scheelden maar weinig, zij en Karin. In leeftijd, lengte en gewicht. Ze hadden ook dezelfde baan, tas en laarzen. Dat van die baan en tas was toeval geweest, dat van die laarzen niet. Ze waren beiden gezegend met een goed stel Hollandse kuiten, kuiten van vrouwen die hard konden fietsen, kinderen baarden op het land, koeien konden melken. Dat soort kuiten, hoewel die van hen eerder een combinatie waren van genetica en Netflix. Hoe dan ook, het is niet eenvoudig om laarzen te vinden voor zulke kuiten. En als ze dan gevonden waren, werd het gedeeld met andere grootkuitige vrouwen. 

Schoorvoetend stond Annie op, de directeur was meestal tamelijk vriendelijk, maar op de een of andere manier voelde ze zich vandaag toch wat geïntimideerd. De directeur heette Hans, maar niemand gebruikte zijn naam, ook zijn eigen vrouw niet. Iedereen noemde hem meneer Feenstra. Hij noemde mensen afwisselend bij hun voornaam en achternaam, in een soort continue spel van aai-poesje-aai-poesje-rotkat, dat hij speelde. Hij had een ruime kamer met een wand van boekenkasten die waren gevuld met boeken van de vorige huurder van het kantoor. Zelf verspilde meneer Feenstra geen tijd aan zulke fratsen.

Annie slofte over de gang.

Deze dag leek niet veel goeds te beloven.

Ze voelde ze zich als een kind op weg naar het hoofd van de school, hoewel dat geen ervaring uit eerste hand was. Snel streek ze haar spijkerrok nog recht. Ze klopte op de deur. Er kwam geen antwoord van de andere kant en Annie besloot nogmaals te kloppen. Het bleef stil. Ongeduldig klopte ze nog eens. Het was half 11 en normaal gesproken zou ze nu met Karin een Wiener Melange uit het koffie-apparaat halen, een paar websites en het weekend doornemen. Ze had een leuke roddel gehoord over een gemeenschappelijke kennis, en was geïrriteerd bij de gedachte dat haar koffiepauze nu door haar baas werd verpest. Met een zwiep gooide ze de deur open.

‘Ik moet nu ophangen, ik heb ineens iemand in mijn kantoor staan’ zei haar baas aan de telefoon terwijl hij haar strak aankeek. Met een klap hing hij op. Annie frummelde wat met haar handen. ‘Dag meneer Feenstra, u wilde mij spreken?’

 

‘Doe de deur maar even dicht en ga zitten.’

 

‘Weet je waarom ik even met je wil praten Annie?’

 

‘Nee.’

 

‘Ik zal dan maar meteen met de deur in huis vallen. Het gaat om je koffiegebruik.’

 

‘Mijn koffiegebruik?’

 

‘Ja.’

 

‘Ik begrijp niet zo goed wat u bedoelt meneer Feenstra,’ stamelde Annie.

 

‘Welke koffie drinkt u hier?’

 

‘Gewoon, die uit het apparaat op de gang.’

 

‘Nee, niet gewoon.’

 

‘Hoe bedoelt u, niet gewoon?’

 

De directeur zuchtte diep en stond op. ‘Kom, mevrouw De Vries, ik zal het probleem even duiden.’

 

Met bonzend hart liep ze achter hem aan. Ze had geen verstand van gesprekken met bazen, maar problemen waren nooit goed.

 

Ze hielden stil voor het koffie-apparaat.

 

‘Goed, mevrouw De Vries, toont u nu eens wat u zou doen als ik hier gestaan had.’

 

‘Hoe bedoelt u?’

 

‘Nou, hoe haalt u koffie uit dit apparaat?’

 

‘Ik druk op het knopje?’

 

‘U drukt op het knopje?’

 

‘Ja.’

 

‘Drukt u maar op het knopje dan.’

 

Met bevende vinger ging ze naar het knopje voor Wiener Melange en drukte het in.

 

‘HA! ZIE JE WEL! IK WIST HET!’ Schreeuwde haar baas terwijl het apparaat begon te pruttelen en te loeien.

 

‘Wat bedoelt u?’

 

‘Mevrouw De Vries, ik hoop dat u begrijpt dat het niet de bedoeling is dat u op deze manier te werk gaat?’

 

Met zijn hand pakte de directeur de wijsvinger van Annie en sleepte hem mee naar de knop waar ze zojuist op had gedrukt, en toen iets hoger.

 

‘Kun jij lezen, Annie?’

 

‘Ja, meneer.’

 

‘Wat staat daar dan?’

 

‘Luxe koffieproducten, meneer.’

 

‘Inderdaad, Annie. Luxe koffieproducten. En vind jij dat iets voor de doordeweekse ochtend, Annie?’

 

‘Nou, ik-‘

 

‘VINDEN WIJ DAT IETS VOOR DE DOORDEWEEKSE OCHTEND, ANNIE?’

 

‘Nee, meneer.’

 

Hij liet haar hand los. ‘Goed, zo. En kijk niet zo beteuterd. We zijn immers een respectabel bedrijf en wij drinken koffie. Gewone koffie, in drie sterktes, met of zonder suiker en melk. Kun jij uitrekenen hoeveel soorten koffie dat dan zijn?’

 

‘Nee, meneer.’

 

‘Ik ook niet, maar het is meer dan dat er dagen in een week zijn.’

 

‘Goed meneer.’

 

‘Fijn. Ik wist dat ik op je medewerking kon rekenen, Annie.’

 

Met grote passen liep de directeur terug naar zijn kamer. Onder het koffie-apparaat stond de Wiener Melange af te koelen. Sip keek Annie naar het bekertje. Ze had geen idee wat te doen. 

Passend

27-08-2013

Nergens vond hij wat hij zocht.

Nergens vond hij wat hij zocht.

/ / /

27-08-2013

Buiten regende het en binnen stikte het van de mensen die met hun skinny soja latte macchiato’s in hun hand een plekje zochten tussen de laptops. Alle meisjes waren mooi en de juiste muziek klonk op de achtergrond.

Links aan de tafel zat een oude man met een krant. Sinds zijn stamcafé niet langer bestond, was hij wat ontheemd geraakt en dronk hij overal waar het maar kon een kop koffie om de sfeer te proeven. Nergens vond hij wat hij zocht. Tegenover hem zat een jongen met laptop en een koptelefoon op. Daarnaast een jongen met een muts op, hij keek samen met zijn vriendinnetje naar iets op zijn telefoon. Het vriendinnetje had een grote bruine bril op die niet alleen haar ogen maar ook een deel van haar wangen omlijstte. Zo’n bril die men vroeger nu eenmaal moest nemen bij gebrek aan beter, zo’n bril die nu werd verkocht bij gebrek aan slechter.

Het was de oude man al eerder opgevallen, de jonge vrouwen van nu droegen de kledingstukken en accessoires die hij kende van zijn zussen, zijn tantes, van zijn overleden moeder. Dat pakte over het algemeen voorspelbaar uit: mooie meisjes bleven mooie meisjes. Ze werden dan mooie meisjes in omakleding. Lelijke meisjes- deze gedachte maakte hij niet af, want hij was de krant aan het lezen en had geen zin om verder na te denken over de decoratie om hem heen. 

Hij was zojuist begonnen aan een artikel over de afschaffing van het woord allochtoon toen hij een meisjesstem hoorde. ‘Sorry, mag ik hier zitten?’ Voor hem stond nu een meisje in een donkerblauwe trui met een beige broek. Ze was buitengewoon gewoontjes voor deze plek. In haar rechterhand hield ze een theeglas met zwarte thee. ‘Duidelijk niet van hier’, dacht de man terwijl hij met een armgebaar duidelijk maakte dat ze mocht gaan zitten. 

Het artikel was zoals het elke keer was.

De man stelde zich een grabbelton voor die op de redactie stond van een krant. In de ton vijfendertig onderwerpen die altijd even opgevist konden worden. Stagiair erop zetten, bewindspersonen, opiniemakers, of een of andere halve zool met een grote waffel bellen en klaar. Hij wilde geen cynicus zijn- maar de maatschappij liet hem weinig keuze.  

Hij was juist bij het volgende katern aangekomen toen het meisje vroeg: ‘Mag ik dat stukje krant?’ Met tegenzin gaf hij het stuk krant aan. Het liefste had hij de uitgelezen stukken nog zo lang mogelijk bij zich liggen, niet dat hij ooit terug zou bladeren, maar het gevoel dat de mogelijkheid er was, daar ging het hem om. Vluchtig bekeek hij de voorpagina van het economisch katern dat hij nu in handen had. Zou het al tijd zijn voor een jenevertje? Hij legde de krant weg. Nu had hij niks meer te lezen, een situatie van niks, allemaal dankzij het meisje in de blauwe trui.

 

Hij besloot haar indringend aan te kijken, dan zou ze vast snel ophouden met lezen. Wat moest zo’n wicht nu helemaal met een krant. De andere kinderen hier lazen toch ook niet de krant? Had ze geen beeldscherm bij zich of zoiets? Hij schoof iets dichterbij.

 

Het meisje merkte niks, geconcentreerd keek ze in de krant. Welk artikel zou ze aan het lezen zijn? Hijzelf had werkelijk niks opzienbarends gelezen en zij lag zowat in de krant. Hij volgde haar blik.

 

De rouwadvertenties. Met een zucht leunde hij achterover. Weer zo’n kind met psychische klachten. ‘Sorry?’ zei het meisje terwijl ze opkeek.

 

‘Excuses- ik vroeg me af wat u aan het doen bent.’ Zei de man.

 

‘Ik ben op zoek naar vacatures,’ zei het meisje.

 

‘Dat zijn overlijdensadvertenties, waar u nu naar kijkt.’

 

‘Ja, dat weet ik wel, maar er gaan ook mensen dood die een baan hebben hè.’

 

De man knikte. Het was waar. Ook werkende mensen stierven.

 

Het meisje vervolgde:

 

‘En dan lijkt het mij wel een shock op zo’n werkvloer. Dus voor die vacature eruit is, zijn we wel even verder. Maar dan heb ik natuurlijk allang gesolliciteerd bij zo’n bedrijf.’ Tevreden keek ze hem aan. ‘Niet slecht bedacht hè?’

 

De man knikte. Het meisje vatte het op als een aanmoediging.

 

‘Wat het belangrijkste is- is welke krant je leest. Ik ben nu dus aan het uitzoeken in welke krant de meeste sterfgevallen mijn profiel hebben. Dus een beetje mijn leeftijd hebben, hoger opgeleid zijn, dat soort dingen. Nog best een gedoe, moet ik zeggen.’

 

De man knikte en stamelde: ‘nou, goed, veel succes ermee.’

 

Maar het meisje was alweer de advertenties verdiept en gaf slechts nog een klein knikje zijn richting in.