Mensen met huisdieren zijn gelukkiger.
25-07-2015
‘Ik voel me zo miserabel,’ zei Maja tegen de grote zwarte kat van haar beste vriend. Ze zaten samen op de bank in het huis van de kat en de beste vriend. De kat keek ernstig terug naar Maja, maar op het kattengezicht was geen spoortje medeleven te zien. Toen gaapte het beest uitgebreid, alsof hij wilde tonen hoe scherp die kleine tandjes waren, hoe goed hij zichzelf verdedigen kon, hoe genadeloos hij zou zijn in de buurt van een muis of een mager bang vogeltje dat uit zijn nest gevallen was.
De beste vriend van Maja had de kat zes jaar geleden gekregen van zijn broertje die dacht dat een kitten de perfecte toevoeging zou zijn aan het nogal ranzige studentenhuis waar hij met vier andere jongens woonde. De huisbaas dacht daar anders over, en zo kwam het dier hier terecht. Het was Satan gedoopt in het studentenhuis, maar die naam werd in de nieuwe woning veranderd in Zlatan.
Zlatan hield er niet van om alleen te zijn, en daarom was Maja hier. Over een week zou het baasje weer terugkeren van zijn zakenreis. Dat had ze vaak tegen de kat gezegd, maar wat weten katten nu van weken, dagen, uren, terugkomen en weggaan? De eerste twee dagen was Zlatan woest geweest en had hij zijn tijdelijke huisgenote straal genegeerd. Toen eenmaal duidelijk werd dat zij de brokjes in het kommetje gooide en de verse drollen uit de kattenbak schepte, begon het beest toenadering te zoeken. In de derde nacht sprong hij tegen de deurklink van de slaapkamerdeur om op het tweede hoofdkussen te gaan liggen. Toen Maja ‘s morgens wakker werd, waren de twee starende gele ogen van de zwarte kat het eerste dat ze zag.
Mensen met huisdieren zijn gelukkiger, daar was onderzoek naar gedaan. Misschien waren ze wel gelukkiger omdat ze tijdens het onderzoek niet bij die dieren waren, dacht Maja terwijl ze Zlatan achter zijn oren kriebelde. Het zijn egocentrische dieren, katten. Hun agenda bevat maar één doel, en dat doel verandert geen moment. Het gaat allemaal om het eigen welzijn, het eigen genot. Het veroveren van het beste plekje om te liggen, het lekkerste hapje om te eten, uitgebreid geaaid worden, veel slapen. Zo nu en dan een sadistisch spelletje met een smakelijk tussendoortje uit de natuur.
‘Was ik maar meer zoals jij’, zei Maja hardop. Ze probeerde na te denken over haar doelen, haar drijfveren, haar tussendoortjes. Er was niets waar ze trots op was, er was niets waar ze voor wilde vechten. Elke ochtend opnieuw werd ze wakker om te constateren dat ze in leven was, dat de datum een getal verschoven was, dat er verder niks veranderd was.
Elke morgen stapte ze in een metro naar het grijze gebouw waar ze werk deed waar geen betere naam voor bestond dan ‘projectmanager’. Maja leefde van weekend naar weekend en van vakantie naar vakantie, maar steeds vond ze zichzelf weer in de situatie van vandaag. Niet uitgesproken blij, boos of bang, maar gewoon miserabel.
Zlatan gaapte nogmaals en stond op om vervolgens op dezelfde manier op Maja’s schoot te gaan zitten.
Ze zette de televisie aan en keek naar de programma’s die de muziekzender had gemaakt. De programma’s gingen over jonge mensen die druk waren met hun telefoons, vrienden, lichaam, seksleven en elkaar. Meestal droegen ze weinig kleding en kregen ze ruzie. Maar wat Maja het meeste fascineerde, was hoe serieus ze waren over zichzelf. Ze wisten precies waar ze mee bezig waren, wat er bij hun imago paste aan uitspraken, doelen en ideeën. Of misschien hadden andere mensen dat voor hen bedacht. Hoe dan ook, Maja voelde zich nogal saai zo op de bank met die kat. Het volume van de reclamespotjes op deze zender was niet te verdragen, dus zette ze het geluid uit zodra nodig. Dat was elke zeven minuten tegenwoordig.
‘Het is tijd’ zei ze ineens hardop. Het klonk raar en hol in de lege kamer, daarom herhaalde ze de zin nog maar eens. ‘Het is tijd.’ Zlatan keek verstoord op. Maja rechtte haar rug en zei tegen de kat: ‘Sorry, maar het is tijd,’ ze zette hem op de grond. Nu stond ze voor de bank, met in haar rechterhand de afstandsbediening. ‘Het is tijd!’ herhaalde ze nog maar eens, ditmaal met haar armen gestrekt naar het plafond.
Ze voelde een grote vreugde opkomen.
Vanaf nu zou ze een vrouw met een doel worden, met een missie. Het kon een hobby zijn, het begin van een nieuwe carriere, een verhuizing naar een ander land, het maakte niet uit. Maar een vrouw met een doel, dat was de nieuwe Maja. “Het is tijd, het is tijd,’ mompelde ze terwijl ze de waterkoker vulde. Want nieuw leven of niet, het was ook tijd voor een kopje nachtrustthee, zoveel was zeker.
Na de thee nam ze een douche. Het voelde alsof ze voor het eerst echt gewassen werd. Haar leven was opnieuw begonnen en wel vandaag, op deze avond. Toen ze zich afdroogde, veegde ze de damp van de spiegel en keek ze zichzelf recht aan. ‘Het is tijd, het is tijd,’ prevelde ze.
Die nacht sliep ze onrustig. Dat was ongewoon voor Maja, maar misschien was deze onrustige slaap wel iets van haar nieuwe leven, van de nieuwe Maja. Toen ze haar ogen opende, lag Zlatan nog te slapen op het andere hoofdkussen.
Maja rekte zich uit en probeerde terug te halen wat er gisteravond was gebeurd, wat ze nu precies had besloten. Ze voelde zich nog vrolijk, alsof ze haar schoen had gezet en nu naar beneden mocht om te gaan kijken wat erin zat. Er was iets nieuws in haar leven gekomen. Het was iets met tijd geweest, en een doel. Maar wat was het nou toch?
‘Weet jij het nog?’ vroeg ze de kat terwijl ze haar badjas aan deed. Zlatan opende zijn ogen en rekte zich uit. Toen sprong hij van het bed en liep hij de keuken in. Maja gaf hem brokjes en zette de waterkoker aan. Ze spoelde de theepot om en bleef maar denken welk doel ze nou gekozen had.
Het lag op het puntje van haar tong, maar toen kwam Zlatan de keuken in gelopen en begon hij zonder omhaal te braken. Een nat papje van ongekauwde brokken in slijm lag op de keukenvloer. Maja ruimde de boel al kokhalzend op, waste haar handen en kleedde zich om. In de metro naar haar werk probeerde ze te bedenken wat het nou was geweest, maar ze kwam er niet meer op.
En ze leefde nog lang.