Overzicht alle verhalen

Tags Alfabetisch Nieuwste

4 verhalen voor tag: kantoor

Weerspiegeling

24-05-2019

Zijn werk was als het handmatig verplaatsen van mieren.

Zijn werk was als het handmatig verplaatsen van mieren.

/

24-05-2019

Harold keek uit het raam van het kantoor en probeerde zijn weerspiegeling zo goed mogelijk te negeren. Hij was iemand geworden die hij liever niet was geweest, zijn leven voelde als een rijdende trein zonder noodrem, zonder wissels onderweg. Een degelijke trein, niet ultrasnel, niet met extra veel haltes, maar een trein die meestal op tijd reed, een trein zonder bijzonderheden.

In zijn weerspiegeling -want die zag hij natuurlijk wel, ook al was hij tweeënveertig, nog steeds vergat hij vaak dat iets niet willen zien of denken, het omgekeerde oplevert- zag hij een vermoeide man met inhammen en een buikje. Een man in een redelijk zittend pak van een merk uit het hogere segment. Zijn leren schoenen hadden veters in donkerrood, een lekker eigenzinnig en modieus detail, had de verkoopster hem gezegd. Hij kocht meteen twee paar, om af te wisselen en om indruk op haar te maken. Dat laatste was niet gelukt, maar afwisselen was in elk geval goed voor de voeten.

Hij leefde op tapijttegels, onder systeemplafonds. Hij leefde in vierkante ruimtes met grote ramen. Zo was het op kantoor en sinds hij een nieuw appartement had, thuis ook. Hij leefde in het decor dat hij verdiende. Dat dacht hij. Van veel dingen die hij als onprettig ervoer, dacht Harold dat hij ze verdiende. Als straf voor de mislukkingen, als straf voor alle teleurgestelde mensen in zijn leven. 

Sinds de scheiding was zijn leven nauwelijks veranderd, dat verbaasde hem nog het meest. Vrienden spraken over hervonden vrijheid, over kansen die hij nu had, over datingapps. Zijn jongste zus had een spirituele zelfontdekkingstocht voorspeld en hijzelf had in elk geval verwacht iemand anders te zijn. Of te worden, ten minste dat.

Maar elke ochtend werd hij wakker in hetzelfde lichaam, met dezelfde geest. Hij woonde in een ander appartement, dat was waar, maar hij had zo weinig oog voor de spullen waarmee hij zich omringde, dat zelfs het andere interieur hem nauwelijks opviel. Zijn ex zei weleens dat ze vermoedde dat hij blind was, met als voorbeeld die dag waarop ze de blauwe bank had vervangen voor een rode. Hij was thuisgekomen, vermoeid, had zijn das losgemaakt, zijn schoenen uitgedaan en was neergeploft.

Zijn ex begreep niet hoe het voelde om moe te zijn na hard te hebben gewerkt, na zes vergaderingen op een dag, na eindeloos veel telefoontjes, na vastgelopen onderhandelingen. Zijn ex wist niet wat het was om kostwinner te zijn, om echt hard te moeten werken. Dat waren de gedachten die Harold had toen hij op die rode bank neerplofte.

De gedachten van zijn ex hoorde hij niet, maar waren te raden geweest als hij haar had aangekeken. ‘Zie die luiaard zitten, komt om kwart over zeven nog eens binnen, ploft meteen neer. Toont geen interesse- niet in mijn, niet in onze zoon.’ Dat was wat zij dacht, terwijl ze met vermoeide ogen naar de grauwe man op de rode bank keek. Alsof zij niet gewerkt had vandaag. Ze runde een webwinkel in gepersonaliseerde broodtrommeltjes en had de halve middag aan de lijn gehangen met de leverancier over dekseltjes die niet goed sloten. Eerder verkocht ze babyslofjes, nachtcrème met mineralen, etherische olie voor in de auto, teenslippers met een extra bandje en klemmetjes om snoeren uit elkaar te houden.

Harold hield zijn handen in zijn zij en masseerde zijn rug met zijn duimen. Het was niet goed om de hele dag te zitten, maar het nieuwe stabureau gaf hem zere voeten.

Dit weekend zou hij Milan weer hebben. Hij voelde een steek in zijn maag wanneer aan zijn zoon dacht. Acht was hij nu, en waar andere ouders telkens verzuchtten dat de tijd vloog, voelden de 8 jaar ouderschap voor Harold als een eeuwigheid. Aan het kind lag het niet. Het was een energiek, slim kind met een grote bos blonde krullen, die had hij van zijn moeder. Ze waren een hecht team geworden, Milan en zijn moeder. Geen wonder, want wat voor band kun je in twee weekenden per maand opbouwen? Harold probeerde te vergeten dat zijn ex ook doordeweeks had willen delen, maar dat hij had geweigerd. Het leek hem zo’n gedoe, met eerst het kind naar school brengen, zwemles, naschoolse opvang, avondvierdaagse. Hij koos voor twee weekenden per maand.

‘Mannenweekend’ had hij tegen zijn ex gezegd.
‘Papaweekend’, had ze geantwoord.
‘Heb ik dan in jouw huis ook een Minecraftdekbed?’ had Milan gevraagd.

Er werd op de deur geklopt, Fred, een van de managers kwam binnen. Harold draaide zich langzaam om van het raam. Hij had er minuten gestaan en niks van het uitzicht gezien.

‘Aan het dromen?’ vroeg Fred zonder op antwoord te wachten.

‘Nou, ehm,’ probeerde Harold toch nog iets te zeggen.

‘We krijgen deze net terug uit Londen, kun jij kijken of we dit vandaag nog kunnen aftikken?’ Fred legde een stapeltje papier op het bureau.

Harold knikte.

‘Kom je vanavond ook mee naar de borrel?’ vroeg Fred toen.

‘Oh, ik heb eigenlijk al een afspraak,’ begon Harold.

‘De dames van ondersteuning gaan ook mee. Je weet wel, die blonde en die kleine. Volgens mij verstaan zij hun vak wel, als je begrijpt wat ik bedoel,’ grijnsde Fred.

‘Ik, ik heb al een afspraak-’

‘Luister, ik pik je om zes op uit deze kamer, gaan we even goed aan de zuip. Knap je van op.’

Fred liep de kamer uit. Harold pakte de documenten en bladerde er doorheen. Zijn werk was als het handmatig verplaatsen van mieren. Eindeloos veel gedoe en bijzonder zinloos.

Op het stabureau stond ook de schoolfoto van Milan. ‘Nog twee nachtjes slapen, dan zien we elkaar weer,’ zei Harold tegen de foto.

Wiener Melange

02-01-2014

Ze had geen idee wat te doen.

Ze had geen idee wat te doen.

/ /

02-01-2014

‘Kun je zo even op mijn kantoor komen?’ had de directeur gevraagd. Annie had geknikt, terwijl haar collega Karin aan het bureau tegenover haar veelbetekenend met haar ogen had gerold. Dat met die ogen deed Karin wel vaker, en Annie’s ervaring was dat het slechts zelden werkelijk veel betekenend was. Het was eerder een gewoonte die Karin in haar pubertijd had aangenomen, misschien wel eerder nog, en waar ze nooit mee opgehouden was. Ze scheelden maar weinig, zij en Karin. In leeftijd, lengte en gewicht. Ze hadden ook dezelfde baan, tas en laarzen. Dat van die baan en tas was toeval geweest, dat van die laarzen niet. Ze waren beiden gezegend met een goed stel Hollandse kuiten, kuiten van vrouwen die hard konden fietsen, kinderen baarden op het land, koeien konden melken. Dat soort kuiten, hoewel die van hen eerder een combinatie waren van genetica en Netflix. Hoe dan ook, het is niet eenvoudig om laarzen te vinden voor zulke kuiten. En als ze dan gevonden waren, werd het gedeeld met andere grootkuitige vrouwen. 

Schoorvoetend stond Annie op, de directeur was meestal tamelijk vriendelijk, maar op de een of andere manier voelde ze zich vandaag toch wat geïntimideerd. De directeur heette Hans, maar niemand gebruikte zijn naam, ook zijn eigen vrouw niet. Iedereen noemde hem meneer Feenstra. Hij noemde mensen afwisselend bij hun voornaam en achternaam, in een soort continue spel van aai-poesje-aai-poesje-rotkat, dat hij speelde. Hij had een ruime kamer met een wand van boekenkasten die waren gevuld met boeken van de vorige huurder van het kantoor. Zelf verspilde meneer Feenstra geen tijd aan zulke fratsen.

Annie slofte over de gang.

Deze dag leek niet veel goeds te beloven.

Ze voelde ze zich als een kind op weg naar het hoofd van de school, hoewel dat geen ervaring uit eerste hand was. Snel streek ze haar spijkerrok nog recht. Ze klopte op de deur. Er kwam geen antwoord van de andere kant en Annie besloot nogmaals te kloppen. Het bleef stil. Ongeduldig klopte ze nog eens. Het was half 11 en normaal gesproken zou ze nu met Karin een Wiener Melange uit het koffie-apparaat halen, een paar websites en het weekend doornemen. Ze had een leuke roddel gehoord over een gemeenschappelijke kennis, en was geïrriteerd bij de gedachte dat haar koffiepauze nu door haar baas werd verpest. Met een zwiep gooide ze de deur open.

‘Ik moet nu ophangen, ik heb ineens iemand in mijn kantoor staan’ zei haar baas aan de telefoon terwijl hij haar strak aankeek. Met een klap hing hij op. Annie frummelde wat met haar handen. ‘Dag meneer Feenstra, u wilde mij spreken?’

 

‘Doe de deur maar even dicht en ga zitten.’

 

‘Weet je waarom ik even met je wil praten Annie?’

 

‘Nee.’

 

‘Ik zal dan maar meteen met de deur in huis vallen. Het gaat om je koffiegebruik.’

 

‘Mijn koffiegebruik?’

 

‘Ja.’

 

‘Ik begrijp niet zo goed wat u bedoelt meneer Feenstra,’ stamelde Annie.

 

‘Welke koffie drinkt u hier?’

 

‘Gewoon, die uit het apparaat op de gang.’

 

‘Nee, niet gewoon.’

 

‘Hoe bedoelt u, niet gewoon?’

 

De directeur zuchtte diep en stond op. ‘Kom, mevrouw De Vries, ik zal het probleem even duiden.’

 

Met bonzend hart liep ze achter hem aan. Ze had geen verstand van gesprekken met bazen, maar problemen waren nooit goed.

 

Ze hielden stil voor het koffie-apparaat.

 

‘Goed, mevrouw De Vries, toont u nu eens wat u zou doen als ik hier gestaan had.’

 

‘Hoe bedoelt u?’

 

‘Nou, hoe haalt u koffie uit dit apparaat?’

 

‘Ik druk op het knopje?’

 

‘U drukt op het knopje?’

 

‘Ja.’

 

‘Drukt u maar op het knopje dan.’

 

Met bevende vinger ging ze naar het knopje voor Wiener Melange en drukte het in.

 

‘HA! ZIE JE WEL! IK WIST HET!’ Schreeuwde haar baas terwijl het apparaat begon te pruttelen en te loeien.

 

‘Wat bedoelt u?’

 

‘Mevrouw De Vries, ik hoop dat u begrijpt dat het niet de bedoeling is dat u op deze manier te werk gaat?’

 

Met zijn hand pakte de directeur de wijsvinger van Annie en sleepte hem mee naar de knop waar ze zojuist op had gedrukt, en toen iets hoger.

 

‘Kun jij lezen, Annie?’

 

‘Ja, meneer.’

 

‘Wat staat daar dan?’

 

‘Luxe koffieproducten, meneer.’

 

‘Inderdaad, Annie. Luxe koffieproducten. En vind jij dat iets voor de doordeweekse ochtend, Annie?’

 

‘Nou, ik-‘

 

‘VINDEN WIJ DAT IETS VOOR DE DOORDEWEEKSE OCHTEND, ANNIE?’

 

‘Nee, meneer.’

 

Hij liet haar hand los. ‘Goed, zo. En kijk niet zo beteuterd. We zijn immers een respectabel bedrijf en wij drinken koffie. Gewone koffie, in drie sterktes, met of zonder suiker en melk. Kun jij uitrekenen hoeveel soorten koffie dat dan zijn?’

 

‘Nee, meneer.’

 

‘Ik ook niet, maar het is meer dan dat er dagen in een week zijn.’

 

‘Goed meneer.’

 

‘Fijn. Ik wist dat ik op je medewerking kon rekenen, Annie.’

 

Met grote passen liep de directeur terug naar zijn kamer. Onder het koffie-apparaat stond de Wiener Melange af te koelen. Sip keek Annie naar het bekertje. Ze had geen idee wat te doen. 

Aangifte

15-04-2013

Er zijn acht verschillende soorten kaas in de kantine.

Er zijn acht verschillende soorten kaas in de kantine.

/ / /

15-04-2013

Zenuwachtig beende de man heen en weer op het politiebureau. De jonge agent had zojuist een vermissing van een horloge gearchiveerd en keek schuchter naar de man die zeker twee koppen groter was dan hijzelf. ‘Kan ik u helpen misschien?’

 

‘Jazeker, ik kom aangifte doen.’

 

‘Aangifte, waarvan?’

 

‘Nou, het zit me nogal dwars dit-’

 

De agent onderbrak hem ‘U kunt ook online aangifte doen, bent u daarvan op de hoogte?’

 

‘Daarvan ben ik op de hoogte, dank u. Maar dit hier, waar ik vandaag aangifte van kom doen, was niet een van de categorieën die ik op uw website kon aanvinken, helaas.’

 

‘Goed, ik open het formulier even voor u.’ De agent keek geconcentreerd naar het scherm.  ‘Zegt u het maar.’

 

‘Ik doe aangifte van middelmatigheid.’

 

‘Pardon?’

 

‘Middelmatigheid.’

 

‘Meneer, ik weet niet of-’

 

‘Gelul! Ik ben hier en ik heb iets ergs meegemaakt- en het gebeurt elke dag opnieuw. Zit en luister.’

 

De agent zuchtte en keerde zich weer naar zijn beeldscherm. 

 

‘Okee, vertelt u maar, dan schrijf ik mee.’

 

‘Goed, het zit zo. Ik word elke ochtend wakker in een bed met een redelijk goed matras, één van de duurdere van de IKEA. Naast me ligt mijn vrouw, Mariët. Een goed wijf, maar wel gewoon, gewoon- een Mariët, als u begrijpt wat ik bedoel. We ontbijten, we eten het duurdere brood van de Appie. Ik maak een kop koffie met het Nespresso-apparaat waar mijn vrouw de huismerkcupjes voor koopt. Scheelt toch al gauw een tientje per maand. Dan ga ik naar mijn werk, meestal met de auto. Een best mooie Opel. Mijn vrouw rijdt een klein auto’tje. Als ik op mijn werk aankom praat ik met mijn collega’s, over het weekend, over de meetings van die dag. Bij de lunch neem ik een soepje en twee pistoletjes kaas. Er zijn acht verschillende soorten kaas in de kantine. Dat betekent dat ik twee weken kan variëren- elke dag een andere soort kaas.’

 

‘Werkt u maar vier dagen dan?’

 

‘Nee, maar op vrijdag eet ik een kroket of een kaassouflé.’

 

‘Goed, gaat u door.’

 

‘In de pauze praten mijn collega’s en ik over het nieuws of over sport. We zijn tamelijk betrokken burgers, daarom praten we ook weleens over maatschappelijke kwesties, maar we worden nooit te politiek. Het liefst bespreken we de waan van de dag, maar eigenlijk praten we in cirkels. Na een poos beginnen we weer van voor af aan bij het eerste onderwerp. Ik heb ze opgeschreven.’

 

Hij schraapte zijn keel en begon voor te lezen.

 

1. Orgaandonatie: verplichten of niet

2. Dubbele nationaliteit of niet

3. Voedselschandalen

4. Het woord allochtoon afschaffen

5. APK keuringen

6. Voetbalcompetitie/ontslagen trainers

7. Voetbalvrouwen

8. Kosten van politie-ingrijpen bij voetbalrellen

9. Goede recepten uit kookboeken die in de mode zijn

10. Huisdieren en hun gedrag

11. Subsidietrekkers van allerlei allooi

12. Nieuwe schoenmode

13. Stedentrips

14. Collega’s van andere afdelingen

15. Nieuwe telefoons enzo

16. Apple

17. Scandinavische series

18. Wijnen en bieren

19. Seksistische grappen

20. Filmpjes op internet

21. Kappers

22. Laminaatvloeren

23. Films

24. Kinderen van anderen of jezelf

25. Sporten die we zelf beoefenen

26. Vrouwen en familieleden

27. Muziek

28. De weirdo die gister bij DWDD zat

29. Feestjes waar we waren of nog heen gaan

30. Goede matrassen

31. Koffie-apparaten

  

De man zuchte diep. ‘Dat was het.’

 

De agent had rode konen gekregen van het snelle typen en keek fronsend naar de lijst.  

 

‘Is laminaat met een d of een t?’

 

‘T.’

 

‘Okee, en wat bedoelt u met Scandinavische series?’

 

‘Nou, gewoon, series als Borgen of The Killing ofzo’

 

‘Dat zet ik er dan even bij.’

 

‘En welk kookboek doelt u op?’

 

‘Ottolengi.’

 

De agent typte ijverig door en met een ferme tik op de enterknop zei hij: ‘ziezo.’

 

‘En nu?’ Vroeg de man terwijl hij naar het briefje keek. ‘Wat gebeurt er nu?’

 

‘Hoe bedoelt u?’

 

‘Nou, wat gaat u eraan doen?’

 

De agent dacht even na en zei toen: ‘ik vrees dat we niets voor u kunnen doen. In feite doet u nu aangifte tegen uzelf- maar zolang u niet dreigt van een flat af te springen, kunnen wij niks voor u betekenen. Wilt u een pepermuntje misschien?’

Dat wilde hij wel. Hij nam een handvol en daarna nog één en nog één. Zijn darmen maakten overuren die middag.  Toen hij dubbelgevouwen van de kramp op de wc zat voelde hij zich meer levend dan ooit te voren.  

Dinsdag

10-02-2010

Het werk was niet moeilijk, de werkdagen kort.

Het werk was niet moeilijk, de werkdagen kort.

/

10-02-2010

 Ik overwoog de toetsen van mijn toetsenbord los te wrikken, een voor een, zodat ik een berg van plastic lettertjes zou hebben. Dan zou ik ze eerst op alfabetische volgorde leggen op mijn bureau, op de bureau-onderlegger die we hadden gekregen van de ijzerhandel Smit- waarvan iedereen weet waar die zit. Dat stond er tenminste, maar ik had geen idee en zou er ook nooit achterkomen want ik zou de lettertjes in mijn mond doen, om dan met volle mond naar de watertank te lopen. Met een bekertje water zou ik proberen ze door te slikken. De secretaresse zou een praatje met me willen maken bij het water en ik zou schaapachtig lachen met rare uitstulpingen in mijn wangen. Ik zou paars aanlopen, hijgen, kokhalzen en dan, met een beetje wilskracht, en wilskracht had ik de afgelopen twee maanden wel ontwikkeld hier, niks.

 Het werk was niet moeilijk, de werkdagen kort. Eigenlijk was alles heel overzichtelijk- maar van een soort overzichtelijkheid die maakte dat ik niets voelde, niets dan weerstand.

 Op dinsdagochtend tien uur was de redactievergadering. Dan kwamen we bij elkaar om het volgende nummer voor te bereiden. Het leek wel of ook het gebouw aanvoelde wanneer het dinsdag was. De werkkamers leken dan nog donkerder en de tl-verlichting deed de systeemplafonds nog beter uitkomen. De secretaresse maakte een kan koffie en een kan thee en vergat elke vergadering opnieuw de suiker op tafel te zetten zodat de verhitte discussies onderbroken moesten worden om het bekertje met suikerzakjes van het secretariaat te halen.

 De vergaderingen werden voorgezeten door Ab. Een grote man met barse stem maar ongetwijfeld onweerstaanbaar voor het type vrouw dat voorkomt in bouqet-reeks romans. Hij hoorde zichzelf graag spreken en lachte zo hard om zijn eigen grappen dat de tafel ervan schudde terwijl de rest van de redactie het gebulder gelaten uitzat.

 ‘Zo’, begon hij de vergadering. ‘Dames en heren wat gaan we doen voor het themanumer?’

‘Nou,’ begon Fieke, het jongste redactielid. ‘Misschien kunnen we iets doen met-‘

‘Jezus mina,’ onderbrak de adjuct-hoofdredacteur haar. ‘Zo kun je toch geen idee presenteren, jaja, misschien kunnen we wel iets doen. Tsjongejonge, weetje, we kunnen altijd wel IETS doen.’

Fieke beet op het plastic roerstaafje van haar koffie en keek naar beneden.

‘En dan ben ik misschien gek hoor, ja noem me maar gek, maar ik denk dan: dat noemt zich nota bene een journalist. Ideeen genereren! Ideeen genereren! Je bent jong- een leuke meid.’ ‘Jezus- hou nu eens op, dat heeft er helemaal niks mee te maken’ zei de nieuwsredacteur. ‘Laten we nu gewoon doorgaan en jij Ab, ik zat net te kijken ja, jij Ab, jij bent dik.’

We gingen verder. De aandacht verschoof naar mij.

‘Zo mevrouw de stagiaire, wat voor briljante ideeën ga jij te berde brenge?’

‘Nou’, begon ik en bedacht bij mezelf, geen misschien zeggen, geen misschien zeggen’ ‘We zouden een artikel kunnen schrijven over vakantiebestemmingen die misschien (o god nu zei ik toch misschien) niet zo voor de hand liggen. In het kader van het vakantienummer ofzo.’ (Jezus, nu zei ik ook nog ofzo)

‘Nou’, zei Ab. ‘Nu ook zij klaar is met orakelen, is het tijd voor de vrije ideeënronde. Iemand iets?’

De tafel werd door de aanwezigen met grote precisie bestudeerd. Zandkleur, met spikkeltjes. De meeste in twee tinten groen en hier en daar een rode.

‘Iemand nog een idee voor een briljante pennenvrucht?’

De tafel was opgebouwd uit losse elementen voor zoveel mogelijk flexibiliteit op de werkvloer.

‘Een stuk waarmee de nationale dagbladen zullen openen na onze publicatie?’

De tafel paste goed bij de kast met rode ordners met alle eerdere jaargangen erin opgeborgen.

Ab sloot af. ‘Dames en heren, ik wil dit graag even genoemd hebben. Het is zo dood –en doodzonde dat onze bijeenkomsten bijna elke week verzanden in lethargie.’

De tafel was ook heel eenvoudig te reinigen met een vochtig doekje.

‘Aan het werk, en tot volgende week’ zei Ab.

 Met een plastic bekertje koffie kwam ik onze werkkamer in. ‘Welkom in lethargië’, zei Walter. Hij keek tevreden naar zijn lunch: twee kroketten, een stroopwafel en de soep van de dag, kaassoep. Dit soort kost kreeg hij thuis niet, zijn vrouw zou zich wel afvragen waarom de grijze spencers van haar man steeds strakker gingen zitten. De jeugdpuistjes die op zijn voorhoofd stonden waren het enige aan zijn verschijning dat hem nog iets jongensachtig gaf. Tegenover hem zat Fieke, haar ogen rooddoorlopen. ‘Misschien, zei Ab, komt mijn slechte functioneren wel door mijn jeugd’ zei ze. ‘Ik ben opgegroeid met gescheiden ouders en daarom kan ik me niet goed staande houden hier, zegt hij.’ Ze beet op haar nagels staarde naar haar beeldscherm.

 Ik keek door het raam in de kamer. Het keek uit op een blinde muur.

 Ineens stond er een mager meisje in de deuropening. Ze hield zich vast aan de deurpost, haar huid licht, transparant bijna, als een vliesje om haar botten heen. ‘Hoi’ zei ze zachtjes, ‘ik kom even mijn spulletjes halen.’

Het was Lila, die hier werkte voordat Walter haar kwam vervangen. Ze was jong en mooi geweest, nu was ze alleen nog maar jong. ‘Ik blijf niet lang, ik moet zo weer naar de pijnpoli’.

 De anderen waren nu ook de kamer binnengekomen.

 ‘Zo wat leuk jou weer eens te zien’ zei Ab en iedereen wist dat ‘leuk’ niet het woord was, maar dat er ook geen ander woord was.

‘Ja, hoe is het hier?’

‘Zo zijn gangetje, je kent het wel, je hebt niks gemist’ zei de adjunct-hoofdredacteur en gaf haar een tikje tegen haar schouder. Hij leek nu wel een reus en zij een verdwaald elfje.

‘Hoe is het ermee?’

Het maakte niet uit wat ze zou zeggen. We zagen hoe het ermee was. Gelukkig maakte ze het niet erger dan het al was en zei ze: ‘Het gaat wel.’

Nu bleef het stil.

‘Nou, meid heel leuk dat je d’r was’ zei de secretaresse.

‘Ja’ zei de rest.

 Toen pakte ze haar spulletjes. Een knipselmap, een plakbandautomaat met roze bloemetjes en een gestreepte mok. Ze stopte alles in een Hema-tasje van de secretaresse en liep naar de klapdeur naar buiten. Daar stond haar vriend te wachten. Een knappe jongen was het. Groot met brede schouders, donkerblond haar en blauwe ogen. Aan zijn arm leek Lila een stukje zijde in de wind. Het zou snel gaan waaien. 

 

– Dit verhaal verscheen in 2010 in nr. 10 van het Hollands Maanblad.-