Zwijgend aten ze witlof met aardappelen en een slavink.
22-04-2013
Margreet was op weg naar huis van haar cursus aquarelleren toen ze haar echtgenoot Henk op het terras zag zitten. Straalbezopen, met lodderige ogen en zijn neus als grote donkerrode vrucht in het midden van zijn gezicht. Hij was aan het lallen met zijn vrienden, de tafel stond vol met glazen jenever. Dit was niet de bedoeling. Driftig stapte ze het terras op. ‘Henk, wat doe je hier? Ik dacht dat wij hadden afgesproken dat jij het gazon ging maaien?’
Henk keek haar aan en zei tegen zijn vrienden; ‘Welkom in mijn leven. We hebben afgesproken dat ik het gazon zou maaien. Zoiets spreken we dan samen af- maar ik moet het doen. En nu zit ik hier en krijg ik een draai om mijn oren.’
‘Rustig maar Henk’ zei een van de vrienden. ‘Margreet, wil je ook een drankje, pakken we er gewoon een stoeltje bij.’
Margreet wilde geen drankje. Ze negeerde de vriendengroep en begon aan Henk zijn arm te trekken. ‘Kom, we gaan naar huis, je hebt al genoeg gehad- en vanavond komt de notaris eten met zijn vrouw. Dat weet je toch nog wel, neem ik aan? Die afspraak staat al weken, en je pak is net gestoomd. In godsnaam Henk, wat heb je gedaan? In deze staat ben je niet toonbaar.’
‘Niet toonbaar- niet toonbaar. Nee, jij trekt volle zalen,’ lispelde Henk. Hij slikte een boer weg en stond op. Hij wankelde op zijn benen en hield zich vast aan de rugleuning van de stoel naast hem. Hij wees naar Margreet en wendde zich tot het volle terras.
‘Zij daar, is mijn vrouw. We spraken af samen te zijn tot de dood ons scheidt, maar weet je wat het is? Het is niet waar wat ze zeggen.’
‘De dood scheidt je niet. De dood treedt in op het moment dat je die ring om je vinger hebt.’
‘Kerel, doe eens rustig’ probeerde zijn vriend hem te kalmeren.
‘Goed, ik overdrijf- misschien is het niet het moment dat je de bruiloft hebt enzo. Het is erger dan dan dat. Ik noem het stervensbegeleiding- zo is mijn leven. Ze houdt me in leven- maar wat voor een leven is dit? Ik mag niet teveel drinken of eten, ik mag niet te laat naar bed, ik moet het gras maaien, het vuil buiten zetten en de vijver schoonmaken. Ik moet eten met onvoorstelbaar saaie mensen die hoog aanzien hebben. Ze kiest wat voor kleren ik draag- ze kiest welke zeep ik gebruik, welke auto ik rijd, welke planten ik koop.’
Margreet stond bedremmeld te kijken, ‘Henk, gaat het wel? Of moet ik de de dokter bellen?’
‘De dokter? Wat ga je zeggen? Dat ik teveel waarheidsserum heb gedronken?’ Henk hief zijn lege jeneverglas in de lucht.
Een taxi werd gebeld. Onder tegenstribbelen werd Henk achterin gezet, in de gordels met de deuren op het kinderslot. Margreet nam voorin plaats en siste naar achter. ‘Als je maar niet denkt dat ik me zo laat vernederen, Henk. Als je dat maar niet denkt. ‘
Thuis belde Margreet de notaris en zijn vrouw af. Daarna ging ze koken. Zwijgend aten ze witlof met aardappelen en een slavink. ‘Ik heb ook veel voor jou moeten opgeven,’ zei Margreet terwijl ze de lege borden verzamelde. ‘Denk je dat ik hier wilde wonen? In deze streek? Denk je dat jij de meest aangename echtgenoot bent, met al je nukken? Waarom zou ik met de notaris willen eten en met de wethouder? Omdat ik verslaafd ben aan status? Of omdat dat de enige mensen zijn die nog weleens naar een museum of een concert gaan, ergens buiten dit dorp? Ik geef niet om de jaarlijkse braderie of om lessen aquarel of bloemschikken. Zelfs de oranjevereninigng heeft mijn volledige aandacht niet. Hetzelfde voor mijn boekenclub. Maar het is pas wanneer ik stil zou staan bij al die dingen, dat jij het zwaar zou krijgen. Niet nu. Dus haal het niet in je hoofd het slachtoffer uit te hangen hier.’
Ze pakte een koffiefilter en zette koffie. Ze haalde een vochtig doekje over het aanrecht terwijl het koffie-apparaat begon te pruttelen.
‘Wil je ermee stoppen?’ vroeg Henk toen ze een kop koffie voor hem neerzette.
‘Doe niet zo gek. Natuurlijk niet. Je gaat toch niet na veertig jaar huwelijk jaar nog stoppen? Wat zouden de kinderen wel niet zeggen.’
‘Hoevaak zien we die nou helemaal?’
‘Wil jij ermee stoppen Henk?’
‘Nee.’
‘Nou dan. Ik ga naar de studeerkamer, ik heb nog huiswerk van mijn cursus Kunstgeschiedenis liggen.’
Henk knikte. Morgen zou hij het gras gaan maaien.