Het was niet dat er iets mis was
09-12-2015
Toen haar ouders dood waren was ze bijna vijftig. De kinderen waren toen al het huis uit. De jonste was toen nog niet met zijn motorfiets van een klif gestort, de oudste nog niet geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland. Ze had drie broers en twee zussen die aan de andere kant van het land woonden. Een man was er ook geweest in haar leven, maar hij was na twintig jaar huwelijk vertrokken en woonde nu in een zeer vervuilde flat aan de rand van Zoetermeer.
Haar voornaamste gezelschap was dat van haar huisdier: een klein wit hondje met een rood halsbandje. Het beest heette Mono, en als ze naar buiten gingen zette ze het in een speciale wandelwagen voor honden.
Ze was niet oud, als ze de statistieken mocht geloven kon ze nog decennia mee. Maar ze was alle jeugd verloren. Ze wist niet meer hoe te lopen, denken, praten, koken of zich kleden. Ze liep als een oude vrouw, dacht in korte angstige zinnen, sprak enkel over andere mensen en kleedde zich in kleurloze kleding uit boetieks met namen als Modehuis Ans en Veeman Fashion.
In de kleine plaats waar ze woonde kende ze de mensen van de winkels en een handjevol mensen uit de buurt. Hoewel, misschien was kennen niet het juiste woord. Ze wist wie ze waren, met wie ze getrouwd waren, waar ze woonden, dat soort dingen. Nooit werd ze uitgenodigd voor verjaardagen, huwelijken, kraambezoeken of begrafenissen.
Het was niet dat ze onaardig was. Ze was best vriendelijk. Ze waste haar haren tweemaal per week en ging naar de tandarts en de kapper. Haar kleding was schoon, gestreken en rook naar de geurbuiltjes die in haar kledingkast hingen. Het probleem was kortom, niet dat er iets werkelijk mis was, maar dat er niets werkelijk goed was.
Op televisie had ze een programma over zakendoen gezien en de jonge managementgoeroe had uitleg gegeven over het geheim van zakelijk succes.
Terwijl hij erover vertelde kwam hij tot de conclusie dat het eigenlijk een formule was voor succes op alle mogelijke gebieden in het leven.
Het zat volgens hem allemaal in één enkel woordje en dat was: meerwaarde. Met meerwaarde is er geen ontkomen aan, met meerwaarde garandeer je jezelf van werk, vrienden, liefde, geluk, een toekomst eigenlijk.
Daarna gaf hij een stappenplan dat ze driftig overschreef op het kladblokje dat ze ooit had gekregen van de gemeente toen de riolering werd vervangen bij haar in de straat. De pen die erbij zat was door Mono te grazen genomen en had ze dus moeten weggooien.
De stappen waren eenvoudig: 1. Bepaal uw talent. 2. Blink uit. 3. Treed naar buiten.
Ze keek op de klok. Het was half vier en dat betekende dat ze een stukje vlees uit de vriezer moest gaan halen. Ze koos voor een slavink. Ze hield niet van eten en ook niet van koken maar ze deed het toch, net zoals ze alle andere dingen deed. Ze kookte twee aardappels, warmde erwtjes uit een glazen potje op, braadde het vlees en zette toen een kopje sterrenmixthee. Op het kladblok schreef ze toen: 1. Talent. Ze keek naar Mono die druk bezig was zichzelf tussen zijn achterpoten te likken.
Ze staarde naar het blaadje. Er moest toch wel iets te bedenken zijn?
De deurbel klonk. Verontrust keek ze om zich heen. Ze verwachtte niemand, maar ze besloot toch maar open te doen.
Een pakketjesbezorger stond voor de deur. Meestal waren het jonge knapen, maar ditmaal betrof het een oudere bezorger met een imposante grijze snor en gitzwarte ogen.
‘Dit is voor nummer 104’ zei hij met een grote vierkante doos in zijn handen.
Er was iets waardoor ze haar evenwicht leek te verliezen, en ze zweeg een poosje.
‘Wilt u misschien even binnenkomen?’ Zei ze toen ineens.
‘Nou, daar heb ik echt geen tijd voor,’ zei hij.
‘Heel even.’
‘Vooruit dan maar.’ Hij zette een stap naar binnen. Het smalle halletje was meteen gevuld met deze grote man in het grijs met oranje jack. Onhandig ging ze hem voor naar de woonkamer waar Mono ogenblikkelijk vreselijk begon te keffen.
‘We hebben niet zo vaak bezoek,’ zei ze terwijl ze een kop thee voor de man neerzette. Zijn oog viel op het kladblokje op tafel.
‘Talent? Ha, nou daar doet men maar over alsof het iedereen toekomt, alsof iedereen het heeft… nou, wij weten toch wel beter. Het is wat het is. Geen hoogvliegers, laagvliegers, middenvliegers. Enkel aanstellers en normaaldoeners, als je het mij vraagt.’
Toen zette hij zijn lege kop weer op tafel en zei hij: ‘Ik kom volgende week weer langs en dan kom ik graag eten.’
Ze knikte en deed de voordeur voor hem open.
Terug bij de tafel verfrommelde ze het kladblaadje. Daarna plofte ze op de bank en lachte een kwartier lang hardop.