Ze voelde zich niet zo voldaan als ze had verwacht.
06-03-2013
‘Ik vind dat jullie een erg schraal wijnassortiment hebben’ zei de keurige heer tegen het barmeisje in het debatcentrum. ‘Het is allemaal van een ongelofelijke middelmatigheid en duur bovendien.’
‘Tja,’ zei het meisje ‘Ik kan er helaas niks aan doen, het wijnassortiment, daar ga ik niet over.’
‘Dat zeiden ze in de Tweede Wereldoorlog ook ’ zei de heer met een zelfingenomen grijns op zijn gezicht. Hij hief zijn handen in de lucht, en begon met een hoog stemmetje dramatisch te roepen: ‘Oh, oh, nee mijn verantwoordelijkheid is het niet. Het komt allemaal van bovenaf, mijn naam is haas.’
Het barmeisje draaide zich om. Diep ademhalen en tot vijfendertigduizend tellen. Een glas water drinken. Ze keerde zich weer richting de man die inmiddels de andere gasten in het café salueerde met een Hitlergroet. ‘Zij is er zo een!’ schreeuwde hij terwijl hij haar richting in wees. ‘Zij heeft het niet gewusst!’ Met een bleek gezicht keek het barmeisje naar deze scène. De barjongen kwam nu ook binnen met een krat frisdrank. Hoofdschuddend keek hij naar de man. ‘Die is een beetje in de war vandaag. Maar ja, hij is de beste vriend van de directeur, dus laat maar.’
Een dame met bordeauxrood haar kwam nu ook naar de bar. ‘Hij maakt een grapje, hij meent het niet zo’ zei de vrouw. ‘Dus kijk niet zo geshockeerd. Kom op meisje, maak er nou maar geen drama van. Trouwens, het programma begint zo, we zijn hier bijna weg. ’ Het klopte, het programma ging over enkele minuten van start, het was de derde in de reeks over ‘naastenliefde anno nu’.
Het café stroomde leeg, het meisje verzamelde het serviesgoed, de barjongen stond in de spoelkeuken. Bij elk koffiekopje werd ze bozer. Ze begon te trillen over haar hele lichaam en ging even zitten. Tranen in haar ogen, van woede.
Over de stoel links achterin hing nog een jas. Dat gebeurde wel vaker. Maar dit was niet zomaar een jas. Dit was de jas van meneer de relschopper. Een grote degelijke jas, bestand tegen weer en wind, een dure jas, maar zeker waar voor je geld, zoiets. Ze haalde diep adem en pakte het ding op.
Zou ze het durven?
Nee, wijn zou je meteen zien. Ze liet de jas over de stoel hangen en liep naar de espressomachine. Die moest nog worden schoongemaakt, een grote bak koffiedrap lag onderin de lade. Ze pakte de lade er voorzichtig uit en ging ermee aan tafel zitten bij de jas. Met een theelepeltje schepte ze voorzichtig kleine lepeltjes met koffiedrap in de jaszakken.
‘Goh’ dacht ze, ‘dit is echt een bijzonder praktische jas, met zoveel vakken en ritsjes.’ Ze sloeg geen enkele zak over. Niet teveel, dan zou het meteen worden opgemerkt, maar precies genoeg om nog dagen last van te hebben, vieze nagels, vieze sleutels, prut in de telefoon…
Toen elke zak voorzien was van een schepje koffie, maakte ze de rest van het café schoon. Ze voelde zich niet zo voldaan als ze had verwacht, nee, eerder leeg. Het was niet genoeg, zoveel was duidelijk, ze liet verdomme niet zomaar over zich heen lopen. Snel pakte ze de jas en rende ermee naar buiten waar de zon was gaan schijnen. Bovenop de brug nam ze een flinke teug lucht en gooide toen zonder verdere omhaal de jas in de gracht. Tijdens de val van de jas voelde ze spijt, maar ze wist dat het daarvoor te laat was, dus keek ze kalm naar wat er gebeurde. De jas bleef op het water drijven en gleed rustig met de stroming mee, begon na een poosje te zinken, te verdwijnen.
Ze keek de jas na en liep toen rustig weer naar binnen, kleedde zich om en groette haar collega. Haar dienst zat er op.