Heerlijk al die vrijheid en denktijd
30-01-2015
V: Ik denk dat je wel ver bent gevorderd maar…
M: dat ik er nog niet helemaal ben. Dat weet ik.
V: Laten we beginnen bij je eerste stelling- die is heel interessant- maar kan niet bestaan zonder een wat meer uitgebreide uiteenzetting van het werk van Kant.
M: Okee.
V: Als je daar nou meer induikt en de juiste verbindingen weet te leggen, dan zul je zien dat ook het kwantificatieproces eenvoudiger zal zijn
M: Ja.
V: Mits je je ook weet te verhouden tot de vroege werken van Baynard
M: Hmm
V: Er is geen manier om dit onderwerp te behandelen zonder Baynard.
M: …
V: En Voslin. Het verbaast me nogal dat je die zo summier opvoert- dat terwijl die theorie zo goed inhaakt op je tweede stelling
M: Hoe dan?
V: Nou, de paradigma’s zijn natuurlijk gelijkwaardig te noemen- maar dat is slechts een deel van het antwoord. Voor het tweede deel van het antwoord verwijs ik je graag naar Abbot.
M: Abbot?
V: De grondlegger van dit alles
M: Okee.
V: Onthoud je alles wat ik zeg?
M: Ehm [Grabbelt in tas naar pen en papier]
V: Oh, vergeet ik haast mijn koffie op te drinken. [neemt slok]
M: [heeft pen en papier voor zich liggen]
V: Eens even kijken, waar waren we….
M: Eh
V: Wat ik je in elk geval wil meegeven: structuur. Alles valt of staat bij structuur.
M: Ja.
V: Je zegt nu wel ‘ja’, maar ik wil die structuur vooral terug kunnen vinden in je tekst.
M: Ja.
V: Goed. Dan is er nog je derde stelling…
M: Tsja, daarover ben ik nog niet helemaal…
V: Zeker?
M: Nee.
V: Waarom stuur je het dan naar me op? Denk je dat ik om werk verlegen zit?
M: Nee, natuurlijk niet, maar ik dacht…
[korte stilte]
V: Ik vond de derde stelling juist het sterkste van het geheel.
M: Echt?
V: Ja, die paradox is heel boeiend. Zeker in het licht van de vroege geschiedenis. Het is wat embryonaal natuurlijk- maar dat is met het hele werk het geval
M: Embryonaal?
V: Een vroeg ontwikkelingsstadium
M: Oh.
V: Ja, maar met een jaartje of twee moet het wel goed komen hoor. Geen paniek.
M: [in paniek] Een jaartje of twee?
V: Anderhalf, als je flink opschiet.
M: [legt zijn hoofd op tafel]
V: [Negeert het gedrag van M en kijkt op haar horloge] Heb je nog vragen?
M: [Komt weer overeind en wrijft met zijn handen over zijn gezicht] Hoe heette die grondlegger ook alweer?
V: Abbot. En ik zal maar doen alsof ik deze vraag niet gehoord heb. Verder nog iets?
M: [schudt zijn hoofd]
V: Goed, nou dan zien we elkaar over een week of vijf, zes?
M: Okee.
V: Schikt 17 mei, om half twee?
M: Ik heb mijn agenda niet hier…
V: Zonder tegenbericht zie ik je dan.
M: Okee.
V: Verder alles goed met je?
M: Hoezo?
V: Nou, je lijkt me wat somber.
M: Ach.
V: Je moet er wel plezier in houden hoor. Ik weet het nog goed- ik vond het heerlijk, dat onderzoek doen en schrijven. Ge-wel-di-ge tijd. Die vrijheid! Die denktijd! Soms droom ik er nog weleens over. Zo fijn was die tijd, zo fijn.
M: Goh.
V: [Staat op] Nou, ik moet weer gaan.
M: Ja.
V: Dan zien we elkaar in mei.
M. Ja.
V: Fijne dag nog!
M: [legt zijn hoofd weer op tafel]