Het eerste stukje gaat altijd makkelijk.
05-01-2015
Het was al een tijd geleden dat Lida haar zoon en schoondochter op bezoek had gehad. Van schoondochters mocht je niks vinden, hield ze zichzelf voor. Zelf was ze weinig welkom geheten, dertig jaar geleden. Haar schoonmoeder refereerde de eerste twee jaar naar haar als ‘dat meisje’ om daarna in een stilzwijgend afkeuren te vervallen. Met de komst van de kinderen was de boel iets verbeterd, met de verhuizing 300 kilometer naar het zuiden nog meer. Maar de relatie bleef verziekt tot het bittere einde.
Dat soort taferelen zou Lida nooit hebben, nam ze zich toen voor. Ze had twee zonen en een dochter. De dochter reisde als reisleidster de wereld rond en stuurde wekelijks kaartjes. Af en toe spraken ze via Skype, maar over een vaste geliefde had ze nooit gesproken. De jongste zoon bleek homo te zijn, hij woonde inmiddels drie jaar samen met een knappe oudere architect. Vandaag was het dus de oudste die kwam eten met zijn vriendin, vrouw inmiddels. Lida kon slecht wennen aan die nieuwe status, de twee waren stiekem getrouwd ergens in het Caribisch gebied, zonder gasten, met twee voorbijgangers als getuigen.
Het was geen slecht mens, of iets dergelijks, haar schoondochter. Ze was niet onknap, en had een redelijk stel hersenen. Ze was niet te dik en ze had geen sterk accent. Zo nu en dan maakte ze een grapje en als ze op bezoek kwamen nam ze bloemen mee of een doosje chocolade. Ze had een redelijk goede baan en kwam uit een normale familie. Er was niks mis mee, maar hoe Hugo daar nou zo verliefd op had kunnen worden, dat bleef Lida een raadsel.
Subtiel probeerde ze de mening van haar man te peilen. Maar hij was weinig gevoelig voor subtiele zaken (en ook weinig gevoelig voor minder subtiele zaken, nu ze erover nadacht). Daarom had ze hem een na het derde bezoek van Hugo en Ilse gewoon maar gevraagd wat hij ervan vond. ‘Ik vind haar niet zo lekker als ik had gehoopt,’ klonk het vanachter het Financiële Dagblad. ‘En verder?’ De krant kwam naar beneden. ‘Verder? Ach, wat valt er nou te vinden. Als die jongen maar gelukkig is.’ In de keuken schonk Lida zich nog een glas port in.
Gelukkige kinderen,
dat is wat elke ouder wil.
Vandaag kwamen ze dan eten en Lida had zich uitgesloofd in de keuken. De drank had ze overgelaten aan haar echtgenoot, die sowieso vaak en graag in de slijterij te vinden was. De deurbel klonk. Sinds wanneer ging het eigenlijk zo? Wanneer had hij zijn sleutels ingeleverd? Van haar had het niet gehoeven, er waren sleutels genoeg, de buren hadden er een, haar zus, en de buurt was veilig genoeg om de achterdeur overdag open te laten. De bel ging weer, vlug deed Lida haar schort af en gooide hem in een hoek op het aanrecht. ‘Steek jij de kaarsjes aan?’ Vroeg ze aan haar man terwijl ze met nerveuze passen richting de voordeur liep. ‘Huugje,’ mompelde ze, want dertig of niet, nog steeds was hij haar eigen kleine mannetje. En potverdorie- moest je haar nu zien, in haar eigen huis, lopend met nerveuze passen. Misschien is het de overgang, dacht ze bij zichzelf.
Het eerste stukje van een bezoek gaat altijd makkelijk. Koude snelle zoenen, jassen uit, bloemen aannemen, dicht op elkaar staan in een kleine ruimte, schoenen uitdoen of toch aanlaten, even de sjaal nog ophangen, best wel afgekoeld buiten, maar gister was het beter, morgen wordt het slechter, tenminste, zoiets zeiden ze op de radio, maar ze zeggen zoveel, en dan de woonkamer in.
‘Wat ruikt het lekker,’ zei de schoondochter.
‘Je moeder is al de hele middag in de keuken bezig’ zei de echtgenoot.
‘Ik zet de bloemen even in een vaas, schenk jij ze even wat in’ zei Lida.
‘Voor mij niet teveel, ik moet nog rijden’ zei de zoon.
Ze gingen op de bank zitten. Op de achtergrond de golden oldies cd die Hugo een paar jaar geleden cadeau had gedaan. Niksige muziek vond Lida, maar perfect voor deze gelegenheid. De drie waren in gesprek over de huizenmarkt en Lida stond op om naar de keuken te gaan. Daar schonk ze de venkelsoep in dunne glazen kopjes. Erbovenop een zelfgemaakte soepstengel. Ze zette de glaasjes op het zilveren dienblaadje dat van haar moeder was geweest. Naast de glaasjes zette ze de amuselepels neer. Vanmorgen had ze kleine torentjes van makreelmousse gemaakt, bovenop de torentjes een spiraaltje van citroenschil. Het was veel werk geweest, maar het resultaat mocht er zijn, vond ze.
Met het blad in haar armen liep ze richting de bank.
‘Kijk eens, hier alvast wat kleins,’ zei ze.
De anderen zeiden de dingen die mensen zeggen in zulke situaties. Toen aten ze het zwijgend op.
‘Lekker,’ zei de echtgenoot.
‘Ja,’ zei haar zoon.
‘Ja,’ zei de schoondochter, ‘hoewel het voor mij wel een beetje meer gekruid had gemogen. Dat is geen kritiek hoor.’
‘Ja, maar jij kan ook heel goed koken,’ viel de zoon zijn vrouw bij.
‘En ik niet?’ Vroeg Lida nijdig.
‘Jawel,’ haastte de zoon zich nu te zeggen, ‘maar jij kookt gewoon, zeg maar, gewoon. Lekker, niet teveel poespas.’
‘Nou, dit zette ik jullie vroeger niet voor hoor.’ Lida verzamelde de glaasjes en lepels en zette ze op het dienblad.
‘We gaan zo aan tafel, ga maar vast zitten. Lieverd, schenk jij nog even bij?’
De echtgenoot knikte.
Lida keek in de pan met boeuf bourguignon. Niet echt verfijnd misschien, maar wel heel lekker, toch? In de oven lagen de parten geroosterde pompoen, de knolselderijpuree was ook al klaar. Met tegenzin liep ze de woonkamer in met de schalen. Ze schepten op. Het zag er mooi uit, al die kleuren bijelkaar.
‘Mag ik ook eens wat witte wijn?’ Vroeg de schoondochter.
‘Je drinkt toch liever rood?’ Vroeg Lida.
‘Ik denk dat ik de witte wat lekkerder vind. Deze is een beetje vlak.’
‘Vlak?’ Zei Lida.
‘Ilse weet heel veel over wijnen. Ze kan ook heel goed proeven,’ zei de zoon, ‘dankzij haar heb ik ook veel beter leren proeven.’
Lida sloeg haar wijn in één teug achterover. De echtgenoot merkte niks.
Tijdens het eten werd er wat gepraat over tv-series en mensen van vroeger. Toen stond Lida op om het dessert te halen: zelfgemaakte chocolademousse.
‘Dat hoef ik niet,’ zei de schoondochter toen Lida de schaal op tafel zette.
‘Ik ben niet zo’n zoetekauw.’
‘Meestal eten we kaas toe,’ vulde de zoon haar aan, ‘heerlijk, met een goed glas port.’
‘Port hebben we,’ zei de echtgenoot opgeruimd, ‘ik ga het wel even pakken.’
Nijdig schepte Lida drie kommetjes chocolademousse op.
‘Niet te veel hoor mam, dat moet ik er allemaal weer af sporten,’ zei de zoon.
‘Hij is al drie kilo kwijt,’ zei de schoondochter, ‘en echt veel gespierder’.
‘Is dat zo?’
De zoon knikte. ‘Ik ben echt veel gezonder sinds wij samen zijn.’
‘Gezondheid is het belangrijkste van alles,’ zei de echtgenoot terwijl hij een glas port hief.
Iedereen zei proost.
Daarna verzamelde Lida het servies en ging ze koffie zetten. De schoondochter wilde helpen met afruimen, maar dat hoefde niet. Terwijl de koffie liep, masseerde Lida haar slapen. Het zat er bijna op. De keuken was een groot slagveld, en voor wat eigenlijk? Ze zette kopjes en chocolaatjes op een dienblad en bracht het naar de eettafel. Toen ging ze de koffiekan halen.
‘Filterkoffie, wat lekker puur,’ zei de schoondochter.
Lida probeerde te glimlachen en nam een grote slok koffie die veel te heet was voor grote slokken. Proestend ging ze naar de keuken om haar mond te spoelen. Toen ze weer de kamer inkwam stonden de zoon en schoondochter met hun jassen aan in de kamer.
‘Volgende keer bij ons,’ zeiden ze.