Overzicht alle verhalen

Tags Alfabetisch Nieuwste

8 verhalen voor tag: cafe

Voornemens

29-12-2017

Ik probeer adequaat te reageren.

Ik probeer adequaat te reageren.

/

29-12-2017

Halverwege mijn fietstocht breekt de hemel in twee en besluit ik te schuilen in een café. Drijfnat open ik de deur van de plek waar ik al honderden keren voorbij fietste, maar nooit naar binnen ging.

Het is een café waarvan er zoveel bestaan, dat ik het lijkt of ik er al eerder ben geweest. Een niet al te grote ruimte met een witgeverfde vloer, betonnen details, hangplanten, houten kistjes als tafel. Het is een goedgelukte plek, gemaakt voor mensen zoals ik. Mensen die veel zwarte kleren dragen en een beetje tobberig uit de ogen kijken. Mensen die drie euro vijftig betalen voor een kopje water met drie schrijven gember erin. Niet omdat ze zo rijk zijn, maar omdat de situatie nu eenmaal zo is.

Het verveelde meisje achter de bar geeft me de thee en ik ga in de hoek van de ruimte zitten op het rotan stoeltje, naast de grote plant. Op het gammele tafeltje liggen fotografietijdschriften, waar ik doorheen blader, op zoek naar iets waarvan ik niet weet wat het zal zijn. Ik kijk om me heen.

Aan de leestafel komen steeds meer mensen zitten. Ze lijken elkaar niet te kennen, maar lijken wel een kledingkast te delen. Een kast vol grote jassen, hoogwaterbroeken, mannenschoenen, rugtassen, geen make-up.

De tafel wordt aangevoerd door een vrouw van een jaar of dertig in een tuinbroek. Haar haren zijn in een scherpe bob geknipt en ze heeft een meisjesachtig gezicht met grote ogen.

Wanneer de tafel bijna bezet is, loopt ze een rondje langs de andere tafeltjes, vertelt ze vol enthousiasme over wat ze gaan doen. Ik kan het allemaal net niet verstaan, doe dan maar alsof ik het blad aan het lezen ben, zodat ze me kan storen en ik verbaasd op kan kijken.

Sneller dan ik verwachtte, staat ze naast me. ‘Hoi, ik ben Anisae, en bezig met een project. We schrijven goede voornemens voor het volgende jaar. Maar in plaats van alleen, doen we dat met een groepje mensen, zodat we elkaar ook kunnen inspireren.’

Ik probeer adequaat te reageren, maar zoals dat wel vaker gaat met dingen die ik voor het eerst meemaak, lukt het slecht. ‘Doe je mee?’ zegt ze met wat ongeduld in haar stem. Ik knik en loop achter haar aan naar de grote tafel.

‘Hoi,’ zeg ik tegen de andere mensen. Sommige knikken, de meesten zijn bezig met hun telefoon. We krijgen allemaal een velletje papier en een potlood. ‘Zo,’ zegt de leider, ‘schrijf nu je eerste ingevingen op, dan geef ik daarna wat tips om de boel aan te scherpen.’

Iedereen buigt zich vol ijver over het papier. Ik maak een lijstje met doelen zoals ik ze altijd stel. Meer bewegen, beter koken, meer sparen, foto-albums maken van de foto’s op mijn computer. De leider loopt rond de tafel en leest zo nu en dan mee, maar zegt niks.

Dan klapt ze in haar handen en zegt ze: ‘Heel goed allemaal, dan is het nu tijd om je principekwestie te kiezen. Dus iets waar jij voor wilt staan. En maak het concreet, ik kom weleens mensen tegen die beter voor de planeet willen zorgen, maar dat is natuurlijk niet onderscheidend. We wonen allemaal op deze planeet, en er beter voor willen zorgen klinkt gewoon heel abstract. Bedenk waar jij voor op de poster zou willen staan. Welk soort protest jouw unieke imago kan versterken.’

We gaan weer aan de slag.

Ik bekijk mijn goede voornemens nog eens en nog eens. Er komen geen gedachten in mijn hoofd. De leider vangt mijn blik en komt naar me toe. Ze pakt een stoel en gaat naast me zitten.

‘Ik zie dat je het moeilijk hebt,’ zegt ze droogjes. ‘Ik weet niet zo goed,’ begin ik. ‘Wat vind jij belangrijk? Wie wil jij zijn? Wie ben je nu?’ onderbreekt ze me.

Ik begin te stamelen. ‘Ik? Nou, gewoon iemand die aardig is voor de mensen. Niet lullig, maar altijd aardig. En voor de aarde zorgen, ja ook belangrijk… en de dieren…Gewoon, een vredig…’

De leider doet alsof ze moet gapen. ‘Saai, saai, saai! Aan jou hebben we niks. Je zei iets met dieren? Nou, laat dat dan zien! Campagne, opiniestukken, tweets en insta! Meningen, meningen, meningen. Dáár is de wereld op gebouwd en op niks anders! Begrijp je wat ik zeg?’

‘Maar het gaat toch niet over mij persoonlijk…’ ‘Tuurlijk wel! Als jij dat vindt, dan is die mening helemaal van jou, dan stroomt die door je aderen, dan ben jij het boegbeeld, de inspiratie…’

Dan gaat haar telefoon en neemt ze op.

Stilletjes trek ik mijn jas aan en wandel ik naar buiten.

Koekje

09-09-2016

Ze zag allerlei gedachten en meningen.

Ze zag allerlei gedachten en meningen.

/ / /

09-09-2016

‘Zo,’ zei de grootvader toen ze eenmaal een plekje hadden gevonden in één van de drukke cafeetjes in de stad. De serveerster zette twee koppen koffie op het wankele tafeltje tussen hen in.

‘Zo,’ zei de kleindochter.

Ze dacht aan vroeger toen ze bij vriendinnetjes thuis kwam spelen en hun grootouders ontmoette. Van die grootouders die altijd lekkere dingen meenamen, rapportgeld en allerlei prullen. Precies zoals de hare. Die grootouders hadden witte haren en roken naar zeep. Precies zoals de hare. Ze hadden eigenlijk gekke lange namen, maar die werden afgekort tot namen als Annie en Theo. Precies zoals bij de hare.

Toch waren ze anders dan de hare. Want met hun aanwezigheid brachten ze ook iets anders mee. Iets anders, iets wat haar eigen grootouders niet konden kopen, niet konden meebrengen, iets onzichtbaars. Maar wat dat dan precies was, daar kon ze haar vinger niet opleggen. Vroeger niet, maar ook vandaag was het niet veel beter.

Ze namen een slok koffie.

‘Heb je al een vast contract?’ vroeg de grootvader.

Ze schudde haar hoofd.

‘Nee, maar dat is ook niet echt hoe het bedrijf werkt. Het is zeg maar, een plek waar ze alleen met freelancers werken.’

‘Dus voor korte tijd?’

‘Nou, sommigen werken er wel al zes jaar ofzo, maar contracten enzo, dat is gewoon niet meer van deze tijd. En veel van ons doen ook allemaal projecten tegelijk, dus dan is het wel handig dat het heel flexibel is. Dat je even een paar maanden weg kan zijn, bijvoorbeeld.’

De grootvader knikte. Achter zijn ogen die de laatste jaren steeds wateriger waren geworden, als een uitgelopen aquarel, zag ze allerlei gedachten en meningen, maar er werd niks meer gezegd.

‘Hoe gaat het met jou en oma?’ vroeg de kleindochter.

‘Zijn gangetje, je grootmoeder was gevallen op haar pols, maar het was niet gebroken. De tuinman heeft de rozen gesnoeid.’

‘En hoe gaat met jou?’ vroeg de kleindochter.

‘Goed hoor, niks te klagen.’ Hij keek om zich heen.

De kleindochter pakte het verpakte koekje van het schoteltje. Ze maakte de glimmende paarse wikkel open. Er zat een dubbel wafeltje in, met witte crème ertussen. Van die koekjes die altijd oud smaakten. Precies wat ze niet lekker vond. Ze at het op.

‘Woon je nog steeds met huisgenoten? Vroeg de grootvader.

‘Ja, met Evi en Zilver.’

‘Zilver? Ik wist niet dat jullie ook huisdieren hadden.’

‘Hebben we niet, hij heet echt zo.’

‘Wat ze wel niet bedenken tegenwoordig.’

‘Zijn zusje heet Salomé. Zilver en Salomé, mooi wel.’

De grootvader dronk zijn kopje in één teug leeg.

‘En, hoe staat het in de liefde?’

De kleindochter haalde haar schouders op.

‘Geen nieuws. Maar het is prima hoor, ik vermaak me wel.’

‘Hoe oud ben je nu eigenlijk?’

‘Tweeëndertig.’

‘Toen je grootmoeder en ik 32 waren, hadden we je vader al. En je oom. En je tante was onderweg.’

‘Wat een andere tijd,’ zei de kleindochter.

‘Ja,’ zei de grootvader. Hij leek ver weg te zijn met zijn gedachten.

‘Eet je je koekje niet op?’ vroeg de kleindochter.

‘Dat mag ik niet meer van je oma.’

Ze maakte het koekje open. Het was hetzelfde soort als daarnet. Ze stak het in één keer in haar mond. Daarna dronk ze haar laatste slokje koffie. Het was koud en bitter geworden.

‘Zo, zullen we maar eens?’ zei de grootvader toen.

‘Ja,’ zei de kleindochter.

Ze liep naar de kassa. ‘Ik betaal deze wel.’

De grootvader knikte.

Toen ze buiten stonden, gaven ze elkaar drie zoenen op de wangen.

‘Was gezellig, opa,’ zei de kleindochter.

De grootvader knikte afwezig.

Toen ze wegliep, bleef hij haar lang nakijken. Maar dat wist ze niet.

Klinkers

20-07-2016

Het leek wel of ze het expres deden.

Het leek wel of ze het expres deden.

/ /

20-07-2016

Hoewel niemand haar had gevraagd dit te doen, wist ze zeker dat ze belangrijk werk deed. Werk waar de wereld een beetje beter van werd, werk waar kinderen en volwassenen slimmer door werden, volksverheffend werk.

Ze werd niet betaald voor haar activiteiten, maar dat was meer groten der aarde overkomen. Op een dag zou er erkenning komen, dat moest wel. Ze was er meer dan fulltime mee bezig. In haar hoofd zag ze voor zich hoe de koning haar een lintje op zou spelden. En hoe er een straat naar haar vernoemd zou worden. En hoe ze in brons gegoten op het plein in haar geboortedorp zou staan. Maar dat kwam allemaal nog. Voor nu moest ze vooral doorzetten.

Vandaag was het donderdag en dat betekende dat het een drukke dag zou worden. Op donderdag ging ze namelijk naar alle nieuwe winkels en cafés in de stad. En omdat ze in een grote stad woonde, was er altijd wel iets nieuws geopend. Maar de nieuwe plekken lagen natuurlijk niet allemaal bij elkaar in de buurt. Soms fietste ze wel veertig kilometer op een dag om overal te komen.

Er was nog een regel voor de donderdag: ze moest per se haar rode jurk aan. Dat was omdat je nooit een tweede kans krijgt om een eerste indruk te maken. Ook had ze gelezen dat mensen in rode kleding vaker gelijk krijgen. Nu was er natuurlijk geen enkele reden haar tegen te spreken, maar alle beetjes hielpen.

De eerste plek van de dag was het nieuwe café op loopafstand van haar huis. Vanuit de verte zag ze de krijtborden al op de stoep staan.

Bij krijtborden was het bijna altijd raak, het leek wel of ze het expres deden.

Capucino, sju, joghurt met musli, een crossant… geen fout was haar vreemd. Ze schreef alle fouten op een speciaal formuliertje dat ze altijd bij zich droeg. Deze fouten vielen in de eerste categorie, de woordenboekcategorie. Dan was er nog de categorie die ze taalvervuiling noemde: tomatensoep als soep van pomodori noemen, worteltaart als carrotcake en een bosbessenmuffin verkopen als blueberry muffin. ‘luister,’ zei ze dan tegen de verbouwereerde eigenaars, ‘dit zijn allemaal zaken waarvoor we gewoon woorden hebben in onze eigen taal, dus ik zie geen reden ineens van taal te wisselen.’ Vaak leverde dit wat discussie op en werden er geen veranderingen doorgevoerd, tot haar frustratie.

Maar dan was er nog de derde categorie: de categorie prietpraat. Zo kwam ze eens een menukaart tegen waarop limonade als een wandeling in een Thaise rozentuin werd omschreven, een broodje kaas als een authentieke energieboost en een tosti als een knapperige smaaksensatie. Wanneer ze de café-eigenaars op zulke uitdrukkingen aansprak, was de sfeer in korte tijd volledig om zeep. Feitelijk had ze zich op deze manier ongeliefd gemaakt bij een hoop mensen.

Het krijtbord van dit café bevatte geen fouten. Er stond alleen: ‘Wees welkom bij de HSKMR! Voor koffie, fris en meer!’ Eigenlijk hield ze niet van uitroeptekens, maar daarvoor had ze geen categorie op haar formulieren. Ze ging naar binnen en nam plaats aan een tafeltje bij het raam. Ze bestelde een zwarte koffie, godzijdank begreep de serveerster wat ze bedoelde. Soms zeiden serveersters namelijk: ‘U bedoelt zeker een americano?’

Daarna nam ze het formulier uit haar handtas en bestudeerde ze de menukaart. Bovenaan stond in blokletters: MNKRT. Daaronder stond DRNKN en aan de andere kant stond het eten ingedeeld onder kopjes met de naam: BRDJS, SLDS, LNCH, DNR, BRRL. De gerechten stonden netjes uitgeschreven op de kaart. Ze vond geen enkele fout. Maar de kopjes, die verdomde tussenkopjes deden haar halsslagader kloppen. Wat was er mis met klinkers?

De serveerster kwam terug met haar koffie. ‘Alstublieft,’ zei ze. ‘Mag ik wat vragen?’ vroeg de vrouw met het formulier voor zich. ‘Natuurlijk,’ zei de serveerster. ‘Hebben jullie iets tegen klinkers?’ ‘Pardon?’ Nou, op de menukaart, al die kopjes.’ Ze wees op de kaart. De serveerster keek aandachtig mee. ‘Goh, is me nooit opgevallen,’ zei ze. ‘Ik weet niet. Maar daar komt mijn baas, u kunt het hem vragen.’ ‘Graag,’ zei de vrouw.

Een grote man met een baard en een dikke buik kwam nu naar haar tafeltje. ‘Dag mevrouw, ik hoorde dat u een vraag heeft?’ ‘Jazeker,’ zei ze, ‘ik vroeg mij af…wat is het probleem met klinkers?’ De man fronste. Hij keek onrustig om zich heen, op zoek naar een reden weg te lopen van deze gast. Dit was niet wat hij zich had voorgesteld toen hij hier een eigen café opende. Hij had leuke gesprekken voor zich gezien, gezelligheid, stamgasten. En nu was het leeg, op een gek vrouwtje in een rode jurk na. ‘Ik begrijp uw vraag niet, ben ik bang.’ Driftig wees ze op de woorden van de menukaart. ‘LNCH? Wat is dat in godsnaam?’’

‘Lunch,’ zei de man. ‘Dat betekent lunch.’

‘Waarom staat er dan geen lunch?’

De man haalde zijn schouders op. ‘Zo is onze huisstijl nu eenmaal.’

De vrouw keek hem strak aan en zei toen: ‘Wat een belachelijk verhaal.’

‘Het spijt me, maar meer kan ik er niet van maken,’ zei de man.

‘Meer kunt u er niet van maken? Het is toch uw café?’

Hij knikte. ‘Ja, dat klopt.’

‘Nou, dan kunt u er toch ALLES van maken?’ De vrouw begon nu kwaad te worden. Maar de eigenaar van het café had er geen zin meer in.

‘Luister dame, als u hier alleen een beetje komt zemelen over letters, dan zou ik u willen aanraden lekker naar de boekenwinkel hier tegenover te gaan. Letters genoeg.’

Driftig deed de vrouw haar spullen in haar handtas. ‘Het is een schande,’ zei ze. ‘Een schande! Klinkers zijn prachtletters! Ze verdienen het niet zo behandeld te worden! Een schande is het!’ Ze stommelde naar de uitgang.

De man liep hoofdschuddend naar de bar. Daar zei hij tegen de serveerster: ‘Kun jij vandaag alle klinkers van de menukaart halen?’ Hij gaf een hoofdknikje in de richting van de deur die de vrouw net achter zich had dichtgesmeten. ‘Ik wil daar echt niet mee geassocieerd worden.’

Wagen

06-02-2015

Hoe zou ze deze dag doorkomen?

Hoe zou ze deze dag doorkomen?

/ / /

06-02-2015

Rosalie zag er piekfijn uit. Haar donkerblauwe wollen jas leek speciaal voor haar te zijn gemaakt en haar goudblonde haren glansden zo erg dat voorbijgangers zichzelf erin konden zien. Ze was heel slank en bewoog zich soepel door de dure winkelstraat. Over haar schouder droeg ze een grote leren tas met een glimmend metalen logo in het midden. Ze duwde een kinderwagen voor zich uit. Dat is niet helemaal hoe het was- ze duwde de Rolls Royce onder de kinderwagens voor zich uit. Want ook alle baby’s zijn gelijk, maar sommigen net iets gelijker dan de anderen.

Daarvan was de kleine Olivier zich natuurlijk niet bewust, hij lag voor zich uit te kijken in zijn slaapzak die vanbinnen met een lamsvachtje bekleed was, en qua kleur precies paste bij de rest van de uitrusting. Zijn moeder was namelijk op alles voorbereid: ze kocht niet alleen de grote wagen met extra sterke wielen, maar ook de aanvullende luiertas, het boodschappenrekje, de parasol, het muskietennet, de regenhoes, de bekerhouder en het stuurslot waarmee de wagen vastgezet kon worden. Op de slaapzak liet ze de initialen van Olivier borduren.

Ze keek op haar mobiel. Half twaalf nog maar, hoe zou ze deze dag doorkomen? De au pair had een onverwachts sterfgeval in de familie en was gisteravond halsoverkop naar Italië vertrokken. Over een week zou ze terugkomen. Een week was zo voorbij, hield Rosalie zich voor. Maar het betekende wel dat ze geen tijd had voor de dingen die zij wilde doen. Yoga, pilates, kleurenanalyse, schoonheidsspecialisten, massage, liefdadigheidswerk, afspraak met de hovenier, koffie met Merel, een wijnproeverij met Dorothea, dat soort dingen.

Werken, dat deed ze niet echt, het was niet nodig. Want werken, daar was haar overgrootvader zo goed in geweest, dat de volgende generaties het niet meer hoefden te doen. En de kleine Olivier ook niet. En zijn kinderen ook niet.

Rosalie’s man werkte wel, hij was eraan verslaafd zelfs. Elke ochtend vertrok hij voor dag en dauw in zijn maatkostuum om iets met financiële producten te doen. ‘Daar hoef jij je mooie hoofdje niet over te breken,’ had hij gezegd, en zo was het maar net.

Ze besloot een glas witte wijn te gaan drinken bij de brasserie op de hoek. In de wagen begon Olivier te jengelen. Hj moest vast weer iets van haar- het voedingsschema van de au pair lag ergens in de keuken, maar ze wist bijna zeker dat eten nu aan de orde was voor de kleine prins. Gelukkig had ze de zelfverwarmende fles bij zich. Ze stak de straat over en liep richting de brasserie. Ze opende de deur en met veel gedoe wurmde ze de kinderwagen naar binnen. De ober deed niet zijn best om zijn ontevredenheid over deze jonge clientèle te verbergen.

Snel parkeerde ze de wagen bij een tafeltje in de hoek en zocht ze de fles op die in het speciale flessenvak van de luiertas zat. Daarna bevrijdde ze Olivier uit de slaapzak en nam ze hem op schoot. Gulzig dronk hij uit de fles.

Wat mag het voor u zijn? Vroeg de ober. ‘Doe maar een glas witte wijn, alsjeblieft,’ zei ze vermoeid. ‘Huiswijn?’ ‘Nee, de Sancerre.’ Even later werd het glas voor haar neergezet. Ze nam een flinke teug. Olivier jengelde weer. De fles was leeg en zijn luier was schoon. Rosalie probeerde hem af te leiden met een speeltje, maar haar zoon begon nu echt te spartelen. Ze besloot hem terug te leggen in de wagen, waar hij het meteen op een intens gekrijs zette. Het glas wijn lonkte, maar eerst moest ze Olivier tot bedaren brengen. Ze haalde hem weer uit de wagen. Het gekrijs sloeg weer om in gejengel. Met zijn rechtervoetje schopte hij het wijnglas van tafel. Het spatte in kleine stukjes uiteen op de tegelvloer.

De ober kwam aangesneld met stoffer en blik. ‘Wilt u een nieuwe,’ zei hij zonder er een vraag van te maken. ‘Graag,’ zei Rosalie. Olivier kwijlde intussen over het tafelblad. Een nieuw glas werd neergezet. Ze nam een grote slok. Olivier begon weer te jengelen. Negeren werkte niet, dus bekeek Rosalie haar jong nog eens goed. Ze kon geen reden vinden voor zijn gedrag. Hij was schoon, net gevoed en bovendien aangekleed in de beste, zachtste kleertjes, en had verder geen zaken om over na te denken. Rosalie nam nog een slok en zuchtte diep. Eigenlijk moest ze plassen, maar hoe ging ze dat nu organiseren? Ze keek om zich heen. Overal zaten mensen, maar niemand keek haar kant uit. Kon ze iemand vragen om op Olivier te passen?

Ze besloot hem terug in de wagen te leggen, waar hij het onmiddellijk weer op een krijsen zette. Snel liep ze naar de toiletten die in de kelder van de brasserie zaten. Het geluid van Olivier klonk steeds verder weg, en toen ze eenmaal de deur van haar hokje gesloten had, was het stil. Nooit eerder had ze het geluid van haar eigen urine zo rustgevend gevonden. Ze bleef nog even zitten met haar ogen gesloten.

De deur van de toiletruimte ging weer open. Twee dames kwamen druk kletsend binnen. ‘Dat is toch niet normaal?’ Zei de een, ‘Nee, echt zo onverantwoordelijk,’ zei de ander. ‘En die herrie- zo asociaal.’ ‘Ze zouden gewoon een horecaverbod moeten hebben tot tien jaar’ zei de een.

Rosalie kwam uit haar hokje. Ze hoorde het gekrijs van Olivier in de verte.

‘Hoort hij niet bij jullie?’ Vroeg ze.
‘Nee, godzijdank niet,’ zei de ene, ‘stel je voor, in een tent als deze…’
‘Echt een schande,’ beaamde Rosalie terwijl ze haar handen waste.

De dames gingen elk een hokje in en met lood in haar schoenen liep Rosalie terug naar binnen. Ze gooide de wijn in een teug achterover en liet 20 euro achter op tafel. Thuis zou ze checken of er ook een geluidsdempende kap op die wagen gemonteerd zou kunnen worden. Zo niet, zou ze er zelf patent op aanvragen.

Blind date

28-03-2014

Ik hou wel van vrouwen met humor.

Ik hou wel van vrouwen met humor.

/ / /

28-03-2014

Mooi opgemaakt zat Saskia in het café waar haar blind date zo zou komen. Het was een café waar ze heel vaak langs liep, maar nooit naar binnen zou gaan. Ze zou in elk geval geen bekenden tegenkomen. 

Ze was iets te vroeg en speelde daarom een spelletje op haar telefoon. 

‘Saskia?’

Ze keek op. Voor haar stond een kleine kale man met een donkerroze huid. Hij droeg een grote zwarte leren jas die zijn afhangende schouders accentueerde. Zijn bolle buik zat strak in zijn zwarte overhemd en de boel werd met moeite bijeen gehouden door de riem in zijn spijkerbroek.

Hoe hadden haar vrienden dit nu kunnen bedenken? Dit was toch niet haar marktwaarde? Of was het een grap? Dan wel een hele wrede, ook voor hem was het lullig.

 

‘Ik ben Johan’ begon de man.

 

Ze gaf hem een bemoedigend knikje.

 

Johan keek haar schaapachtig aan en zei toen: ‘Kom je hier wel vaker?’

 

‘Ja, ik heb hier wekelijks een blind date.’

 

‘Wekelijks?’

 

‘Ik maakte een grapje.’

 

‘Nou, dat is mooi, want ik hou wel van vrouwen met humor.’

 

‘Humor om om te lachen? Hou je daar wel van?’ Ze moest oppassen niet te sarcastisch te klinken.

 

‘Ja precies, ik zeg altijd maar zo: een dag niet gelachen is een dag niet geleefd.’

 

Ze wist het zeker, dit moest wel een grap zijn.

 

‘Wil je wat drinken?’

 

‘Doe mij maar een chocomel.’

 

Ze stond op en liep naar de bar. Daar pakte ze haar mobiel en smste ze haar vrienden die deze date hadden georganiseerd. ‘Grapje zeker?’

Al snel kwam er een antwoord. ‘Hij is de peetvader van onze kinderen, geef het nou een kans.’ Saskia bestelde de drankjes, weer kreeg ze een sms. ‘En daarbij, zoveel tijd heb je ook weer niet he?’ Ze smste terug. ‘De hele avond hoor.’ Weer piepte haar telefoon. ‘We bedoelen qua leeftijd. Je bent toch ook al 32, er is geen tijd meer om kritisch te zijn op uiterlijk.’ Met een klap zette de barman het glas wijn en de chocomel van Johan neer. In het glas van Johan zette hij een roze rietje. ‘Dat wordt dan 5,50, of zal ik even een bonnetje maken?’

 

‘Nee, alsjeblieft niet.’ Ze legde een tientje op de bar en liep terug naar het tafeltje.

 

Daar zat Johan  languit op zijn stoel terwijl hij zijn handen op zijn buik liet rusten.

 

‘Zo. Jij hebt ook niet achteraan gestaan toen de achterwerken werden uitgedeeld.’

 

‘Pardon?’

 

‘Grapje Mariska, humor is gewoon heel belangrijk voor me.’

 

‘Ik heet Saskia. Of was dat ook een grapje?’ Ze nam een grote slok wijn. 
  

 

‘Zo, drink je altijd in dat tempo?’

 

‘Nee.’

 

Johan trommelde met zijn linkerhand op de tafel. Met zijn rechterhand hield hij het glas vast. Hij dronk met veel geluid uit het rietje.

 

‘Drink je altijd chocomel?’

 

‘Meestal wel ja. Ik drink in elk geval nooit koffie of wijn. Heel soms een biertje. Met een borrel met collega’s ofzo. Ja, dan weleens een biertje. Meestal drink ik chocomel. Lekker in de zomer en in de winter. Warm en koud. Echt een heel goed drankje. Maar genoeg smalltalk, hoe kan zo’n mooie meid nou geen vent hebben?’

 

‘Ik ben de ware gewoon nog niet tegen gekomen, denk ik.’

 

‘Moet je nu niet het omgekeerde aan mij vragen?’

 

‘Het omgekeerde?’

 

‘Ja, hoe een man als ik nu nog vrijgezel kan zijn.’

 

‘Hoe kan een man als jij nog vrijgezel zijn?’

 

‘Ik ben te goed voor vrouwen. Ze worden altijd compleet afhankelijk van me. Ze koken voor me, doen mijn was, houden de tuin bij, en in bed… naja, alles doen ze. Ze klampen zich aan me vast, zijn bang dat ik ze verlaat. Je begrijpt: ik lig echt heel erg goed bij de vrouwtjes. Ik kan het ze niet kwalijk nemen, maar uiteindelijk heb ik toch ook mijn vrijheid nodig.’

 

Saskia knikte. Haar glas was bijna leeg.

 

Met een luide slurp dronk Johan zijn glas leeg. De belletjes chocomel die nog op de bodem van het glas lagen maakte hij kapot met met rietje. Hij legde drie losse euro’s op tafel.

 

‘Ik stap maar eens op.’

 

‘Ga je weg?’ Vroeg Saskia verbaasd. Was het niet aan haar geweest om snel op te stappen?

 

‘Ach Sas, je bent een lieve meid, maar ik voel gewoon geen klik. Ik zoek toch een vrouw die iets sensueler is. Je hebt ongetwijfeld andere kwaliteiten, zoals humor en andere dingen. Maar weetje, humor van een externe partij heb ik niet echt nodig in een relatie, ik ben zelf al grappig genoeg.’

Moeten

17-11-2013

Wat is het verschil nu helemaal.

Wat is het verschil nu helemaal.

/ /

17-11-2013

De toeristen begrepen maar weinig van het verkeer en versperden het wegdek van de hele brug. De fietsers zochten hun weg tussen de fotograferende figuren door, sommigen lieten hun irritatie duidelijk merken, anderen gingen blijmoedig voorwaarts. Nu kwamen er ook fietsers van de andere zijde. Twee dames botsten bijna op elkaar. Een oudere dame met een brilletje met kogelronde glazen en een jongere vrouw van begin de dertig, met een warrig kapsel en parels in haar oren. 

‘U moet rechts fietsen!’ Riep de dame in bekakt Nederlands. 

‘Ik had het graag gedaan, maar er liepen allemaal mensen’ zei de andere dame terwijl ze gebaarde naar de voetgangers om hen heen.

‘Dan moet u bellen!’

‘Bellen?’

De vrouw demonstreerde het op haar eigen fietsbel. Driftig belde ze een paar keer achterelkaar. ‘Dat moet u doen.’

‘Nou, dat heb ik dus niet gedaan.’

‘Dat blijkt.’

 

De andere vrouw zweeg. Hierop stapten ze op hun fiets en begonnen ze elk in hun eigen richting weg te rijden, deze grap had al teveel tijd gekost. De jonge vrouw was haast aan het einde van de brug toen ze zich bedacht.

 

Ze keerde om en fietste ze snel ze kon achter de dame met het brilletje aan. ‘Mevrouw, mevrouw!’  riep ze. De dame met de bril keek om en stopte toen ze zag dat het de vrouw van zojuist was. ‘Komt u uw excuses maken?’ De jonge vrouw schudde haar hoofd, ‘nee natuurlijk niet’. ‘Nou, dat zou anders wel gepast zijn’ zei de dame met het brilletje, ‘maar dat zou ik u helemaal niet moeten vertellen, dat zou u moeten begrijpen.’  Ze verplaatsten zich naar de stoep.

 

‘Ik wilde u nog even zeggen dat ik helemaal niks moet. Of eigenlijk, ik moet al genoeg. En ik ken u nu misschien vier minuten en ik moet al zoveel. Ik moet rechts fietsen, bellen, mijn excuses aanbieden..’

 

‘Zo is het leven nu eenmaal- veel moeten en zo nu en dan een borrel’

 

‘Is dat hoe u ermee omgaat?’

 

‘Dat is hoe iedereen ermee omgaat.’

 

‘Ik ben al dat moeten een beetje beu.’

 

‘Nou, dan doet u het niet en dan kunt u intrek nemen onder de brug waar u mij zojuist bijna ondersteboven heeft gereden. Dan moet u helemaal niks, behalve ontlasten in de gracht.’

 

De jongere vrouw dacht even na. ‘Maar u wílt toch ook wel dingen, of is alles moeten?’

 

De dame glimlachte weemoedig. ‘Ach, kind, wat is het verschil nu helemaal. Vanaf het moment waarop een mens tamelijk comfortabel leeft, met een woning, voldoende voedsel en kledij- alles vanaf dat moment, kent het geen wezenlijk verschil tussen moeten en willen. We doen het onszelf allemaal aan, zoveel is zeker.’

 

De jongere vrouw dacht hard na over waarom ze ook alweer achter de dame was aangekomen, wat ze had willen zeggen, wat het probleem was geweest. De dame vatte het zwijgen als een aanmoediging op en ging door met praten.

 

‘Is het vrijheid om iets te willen? Wat voor gevoel geeft verlangen aan u? Is verlangen niet net zo dwingend als het gevoel iets te moeten?’

 

De vrouw knikte bedremmeld.

 

‘Goed’ zei de dame, ‘ik was op weg naar mijn vaste café, doet u er eentje mee? Maar voelt u zich vooral niet verplicht.’

 

Herdenken

08-03-2013

Jonge mensen die niet ziek zijn gaan dood aan drugs.

Jonge mensen die niet ziek zijn gaan dood aan drugs.

/ /

08-03-2013

Het was al een tijd geleden dat ze elkaar hadden gezien, en nu was het moment gekomen om te meten wie het ergste had gefaald. Het zou een nek aan nek race worden, gezien de studie die ze deelden, gezien het economische klimaat waar ze in leefden, gezien hun leeftijden, gezien hun ambitieniveau’s. En ook het seizoen was niet om over naar huis te schrijven. Koud, grijs, guur, maar vooral venijnig tot op je botten. Schrale lippen, trekkende handen, traanogen, schilferhuid. Maandenlang leefden ze in het donker, alleen vooral. Deze avond kropen ze uit hun nesten, op naar het bruine café, met smerige wijn maar goed bier.

De aanleiding van het samenzijn. Een van hen was er tussenuit geknepen, deed er niet langer aan mee, dood.

‘Fijn dat je er bent’ zei de een. ‘Maar wat een verdrietige reden.’ Zei de ander. Daarna knikte iedereen en namen ze een slok. Gelukkig hadden ze elkaar al een tijd niet gezien en kon er gepraat worden rondom het thema ‘wat doe jij nu?’ En ja, wat deden ze nu eigenlijk? Ze deden klotebaantjes, voor minimunloon, schonken koffie, maakten kopietjes of verkochten spullen die de mensen niet nodig hadden. Ze keken nu al terug naar hun studietijd, zo kort geleden, een jaar bijna, maar ach, verzuchtten ze nu samen, ‘wat wisten we toen nou helemaal?’ Twee van de groep waren de uitzendkrachtendans ontsprongen en spendeerden hun dagen onder systeemplafonds in hoge glimmende gebouwen. Zij maakten vast praatjes bij de koffieautomaten (of zouden dat esspressobarretjes zijn in zulke gebouwen?) en netwerkten. Netwerken. Netwerken. Netwerken. Wat een hel. De uitzendkrachten keken glimlachend naar de twee carrièremakers en bekeken daarna hun eigen netwerk.

Werklozen, die netwerkten met werklozen. 

‘Zullen we het even over hem hebben, nu we toch samen zijn?’ vroeg het meisje met twee masterdiploma’s dat nu fulltime bij de Ikea werkte. De groep werd stil. Ja, daarvoor waren ze nu samen. Herdenken. Zoiets deden ze eigenlijk nooit. Ze hadden hun grootouders misschien wel begraven, zagen de dienst voor André Hazes op televisie, en moesten met dodenherdenking altijd stil zijn van hun ouders. Herdenken voor de tv. Herdenken, het leek ineens iets van vroeger. Ouderwets. Er was in hun leven geen tijd om te herdenken, of geen geduld maar misschien is dat wel hetzelfde.

Wat konden ze over hem zeggen. ‘Hij was wel echt een denker he.’ Zei de een.  ‘Ja, dat klopt, en zo ook zo goed voorbereid altijd op colleges.’ Ze keken in hun biertjes die dood waren. Ze wilden met iets meer komen, tot tranen roeren. Een YouTube filmpje kan verdomme tot tranen roeren. En hier zaten ze dan, helemaal stil. Ze hadden geen woorden, alles klonk leeg en arbitrair.

Gelukkig was daar de drukste van de groep. ‘Het was zo bizar om erachter te komen, zo via Facebook.’ Instemmend geknik en opluchting, het gesprek ging weer over henzelf. Het was weer vertrouwd, het was de categorie: ‘hoe heb jij het ervaren?’ ‘Waar was jij toen je het hoorde?’ en: ‘Hoe kwam jij erachter?’ Facebook. Het antwoord was meestal Facebook.

 

‘Ja, ik dacht, zo wat een bizarre grap, als die R.I.P.’s op zijn wall.’

‘Echt raar he. Zesentwintig en zomaar ineens dood.’ Geknik aan tafel.

 

Ze werden comfortabel met elkaar.

 

‘Ik dacht, het is vast drugs. Jonge mensen die niet ziek zijn gaan dood aan drugs.’

 

‘Ik dacht een ongeluk ofzo.’

 

 ‘Ik was vooral opgelucht dat hij het niet zelf had gedaan.’

 

‘Hoezo?’

 

‘Naja, ik wist niet wat er allemaal in hem omging, had toch gekund.’

 

‘Maar je bent blij dat hij het niet zelf heeft gedaan?’

 

‘Ja, tuurlijk, dat is toch het ergste dat je je kunt voorstellen?’

 

‘Is dat het ergste? Iemand die dood wil en dan dood gaat? Is dat erger dan iemand die niet dood wil en dood gaat?’

 

Ongemakkelijk geschuifel van voeten, een biertje viel om. Het hinderde niet, er zat nog maar weinig in. Het ongemak nestelde zich dieper in.

 

Een van de carrièremakers zette zijn glas op tafel. ‘Ik stap maar weer eens op, sommige mensen moeten werken morgen.’ Hij legde een tientje neer, veel teveel voor twee bier in een tent als deze, maar niemand bood aan te wisselen en hij verdween zo snel hij kon.

 

‘Iemand nog wat drinken?’

 

De vraag zweefde boven de borreltafel. Niemand hoefde nog wat drinken. Het zag ernaar uit dat deze avond ten einde was gelopen. Een onbevredigend einde, maar dat kwam wel vaker voor, wisten ze nu.

Een heer

06-03-2013

Ze voelde zich niet zo voldaan als ze had verwacht.

Ze voelde zich niet zo voldaan als ze had verwacht.

/ / /

06-03-2013

‘Ik vind dat jullie een erg schraal wijnassortiment hebben’ zei de keurige heer tegen het barmeisje in het debatcentrum. ‘Het is allemaal van een ongelofelijke middelmatigheid en duur bovendien.’

‘Tja,’  zei het meisje ‘Ik kan er helaas niks aan doen, het wijnassortiment, daar ga ik niet over.’

‘Dat zeiden ze in de Tweede Wereldoorlog ook ’ zei de heer met een zelfingenomen grijns op zijn gezicht. Hij hief zijn handen in de lucht, en begon met een hoog stemmetje dramatisch te roepen: ‘Oh, oh, nee mijn verantwoordelijkheid is het niet. Het komt allemaal van bovenaf, mijn naam is haas.’

Het barmeisje draaide zich om. Diep ademhalen en tot vijfendertigduizend tellen. Een glas water drinken. Ze keerde zich weer richting de man die inmiddels de andere gasten in het café salueerde met een Hitlergroet. ‘Zij is er zo een!’ schreeuwde hij terwijl hij haar richting in wees. ‘Zij heeft het niet gewusst!’ Met een bleek gezicht keek het barmeisje naar deze scène. De barjongen kwam nu ook binnen met een krat frisdrank. Hoofdschuddend keek hij naar de man. ‘Die is een beetje in de war vandaag. Maar ja, hij is de beste vriend van de directeur, dus laat maar.’

Een dame met bordeauxrood haar kwam nu ook naar de bar. ‘Hij maakt een grapje, hij meent het niet zo’ zei de vrouw.  ‘Dus kijk niet zo geshockeerd. Kom op meisje, maak er nou maar geen drama van. Trouwens, het programma begint zo, we zijn hier bijna weg. ’ Het klopte, het programma ging over enkele minuten van start, het was de derde in de reeks over ‘naastenliefde anno nu’. 

Het café stroomde leeg, het meisje verzamelde het serviesgoed, de barjongen stond in de spoelkeuken. Bij elk koffiekopje werd ze bozer. Ze begon te trillen over haar hele lichaam en ging even zitten. Tranen in haar ogen, van woede.

Over de stoel links achterin hing nog een jas. Dat gebeurde wel vaker. Maar dit was niet zomaar een jas. Dit was de jas van meneer de relschopper. Een grote degelijke jas, bestand tegen weer en wind, een dure jas, maar zeker waar voor je geld, zoiets. Ze haalde diep adem en pakte het ding op.

Zou ze het durven?

Nee, wijn zou je meteen zien. Ze liet de jas over de stoel hangen en liep naar de espressomachine. Die moest nog worden schoongemaakt, een grote bak koffiedrap lag onderin de lade. Ze pakte de lade er voorzichtig uit en ging ermee aan tafel zitten bij de jas. Met een theelepeltje schepte ze voorzichtig kleine lepeltjes met koffiedrap in de jaszakken. 

‘Goh’ dacht ze, ‘dit is echt een bijzonder praktische jas, met zoveel vakken en ritsjes.’ Ze sloeg geen enkele zak over. Niet teveel, dan zou het meteen worden opgemerkt, maar precies genoeg om nog dagen last van te hebben, vieze nagels, vieze sleutels, prut in de telefoon…

Toen elke zak voorzien was van een schepje koffie, maakte ze de rest van het café schoon. Ze voelde zich niet zo voldaan als ze had verwacht, nee, eerder leeg. Het was niet genoeg, zoveel was duidelijk, ze liet verdomme niet zomaar over zich heen lopen. Snel pakte ze de jas en rende ermee naar buiten waar de zon was gaan schijnen. Bovenop de brug nam ze een flinke teug lucht en gooide toen zonder verdere omhaal de jas in de gracht. Tijdens de val van de jas voelde ze spijt, maar ze wist dat het daarvoor te laat was, dus keek ze kalm naar wat er gebeurde. De jas bleef op het water drijven en gleed rustig met de stroming mee, begon na een poosje te zinken, te verdwijnen.

Ze keek de jas na en liep toen rustig weer naar binnen, kleedde zich om en groette haar collega. Haar dienst zat er op.