Het begon nu echt oncomfortabel te worden, deze treinreis.
28-02-2013
Zadie zat in de trein en keek om zich heen. Ze zuchtte. Nog maar twee stations en dan naar huis fietsen. Het was opnieuw koud geworden, deze winter overtrof alle winters die ze eerder meemaakte. Dat waren er 29 in totaal.
In haar handen een boek, een goed boek waar ze maar niet doorheen kon komen. Lange stroperige zinnen en ingewikkelde plotwendingen, volgens haar vriendenkring echt briljant. Ze verlangde naar de Cosmopolitan die het meisje voor haar aan het lezen was. ’27 briljante sekstips’, ’jeans voor elk lichaamstype’ en ’14 vakantie hotspots’. Daar kon je tenminste wat mee, geen geneuzel over moeilijke liefdes van ondoorgrondelijke personages, geen langdradige beschrijvingen van pittoreske omgevingen, maar gewoon een handleiding voor het leven. Zo heb je seks met iemand, deze broek moet je dragen (deze twee gingen niet helemaal samen, hoewel de juiste jeans vast een hoop zou kunnen bereiken) en hierheen moet je op vakantie. Het meisje met de Cosmopolitan stond op en stapte uit, op haar plek ging een man zitten, misschien meer een jongen, eigenlijk.
Ze probeerde verder te lezen, gluren was zo onbeschaamd en bovendien viel ze op lange mannen en hij was een korte. Ze las: ‘met de moed der wanhoop wederkeerden zij, echter niet voordat de dagen en nachten zich verder en verder van haar verwijderden, terwijl…’ Kutboek.
‘Goed boek?’ De jongen, ja, het was meer een jongen, begon te praten.
‘Ehm , ja heel goed, ik ben helaas een beetje te moe om me er echt op te kunnen concentreren geloof ik.’ Ze geloofde het haast zelf.
‘Ja, dat ken ik. Sorry, dit klinkt een beetje cliché, maar kennen wij elkaar niet ergens van?’
‘Ehm, denk je dat?’
‘Ja, je komt me zo bekend voor.’ Hij knikte geestdriftig.
Zadie dacht heel hard na terwijl ze zijn gezicht bestudeerde. Hij zag er in haar ogen tamelijk nietszeggend uit, wat zoveel betekende als dat ze hem vast weleens had gezien, maar toen niet had onthouden.
De jongen gaf niet op.
‘Kom je weleens bij de Zeppos?’
‘Soms, naja, heel zelden eigenlijk.’
‘De Vuig?’
‘De wat?’
‘De Vuig’
‘Niet dat ik weet,’
‘Nou, dat zal wel niet.’
‘Nee.’
‘De Potters dan?’
‘Nee.’
‘De Doerak?’
‘Nee.’
‘Het duveltje?’
‘Oh jezus, nee. Kom jij daar?’
‘Soms.’
De trein stopte, het volgende station was voor haar.
‘Ik weet zeker dat we elkaar eerder gesproken hebben- laat me even denken.’
Zadie begon naar haar boek te verlangen, dat saaie boek. ‘Misschien hou je me voor iemand anders?’ Probeerde ze.
‘Onmogelijk. Laat me even denken, misschien hebben we gemeenschappelijke vrienden.’
‘Oja, dat zou kunnen.’
Hij werd weer enthousiaster.
‘Ken je misschien, es even kijken, Dennis de Vlaai, of Tim de Vries of Hilda Jongstra, Marijn Kooijmans, of Nina Rozenstraat?’
‘Ehm sorry, nee.’
‘David Post, Karin Swart, Jochem Hoekstra, Sanne de Jong of Femke Bakker?’
….
Het begon nu echt oncomfortabel te worden, deze treinreis. De jongen wist niet van ophouden.
‘Okee, nog 1 poging- je kent vast wel Jody, kut ik weet zijn achternaam niet- met dat haar, die Jody weetjewel.’
‘Ik ken geen Jody.’
‘Echt niet? Bizar. Maarre, Mariska- Ja, Mariska Veen ken je vast wel, ja toch, iedereen kent Maris. ‘
Ze zuchtte. ‘Kennelijk ben ik niet iedereen.’
‘Welke scholen heb je gezeten?’
‘De Wegwijzer, het Comenius en toen de RUG.’
‘Raar- ik zat op allemaal andere, maar ik weet zeker- wij kennen elkaar.’
Ze glimlachte ongemakkelijk. Ze mocht er bijna uit.
‘Je ouders, dan hoe heten zij? Of broers en zussen, heb je die?’
‘Ik moet nu echt gaan’ zei ze terwijl ze haar tas pakte. ‘Fijne dag nog.’
Haastig liep ze over het perron waar het hard waaide. Achter haar hoorde ze haar naam, het was de jongen uit de trein. Hij schreeuwde dat hij het weer wist, waar ze elkaar van kenden, maar al snel piepten de treindeuren en gingen ze dicht. Zadie stond op het perron en zag de trein steeds kleiner worden tot hij helemaal verdwenen was.