Tot wat zou hij wel niet in staat zijn?
26-05-2015
Het was een normale woensdag in het voorjaar. Jannes was wakker geworden naast Lize, zijn tamelijk mooie vriendin, in hun pas opgeknapte slaapkamer. ‘Een landelijke sfeer, lijkt je dat niet fijn?’ had ze gezegd en hij had geknikt en zijn pinpas aan haar meegegeven toen ze naar de bouwmarkt ging. Ze kocht vier potten verf in verschillende lijkkleuren. Ze liet een grote garderobekast met bijpassend bed en twee nachtkastjes bezorgen en in elkaar zetten door de bezorgers van de meubelzaak. Aan de muur hing ze een hart gemaakt van gevlochten takken. Over het bed gooide ze een plaid met kleine bloemetjes erop. Daarop lagen weer allerlei losse kussens in de juiste kleuren. Ook had ze bijna vijfhonderd euro uitgegeven aan een gammele kaptafel met afgebladderde verf. ‘Lekker brocante,’ had ze gezegd toen ze zijn blik door de kamer volgde. ‘Vind je het mooi?’ vroeg ze daarna. Jannes kon alleen maar denken aan manieren waarop hij zou kunnen sterven in deze kamer.
Hij voelde echter haar ogen prikken en zei daarom: ‘Liefste, het is veel mooier dan ik had durven dromen. Je hebt echt talent.’ Ze hadden gekust en het nieuwe bed ingewijd, uiteraard niet voordat de plaid en de kussens zorgvuldig van het bed waren gehaald, want anders zou de boel nog vies worden.
Deze woensdagochtend, het was tien voor vijf, lag Jannes klaarwakker in bed. Lize was in diepe slaap en draaide zich nog eens om. Hij was nog nooit zo wakker geweest als vandaag. Zijn lichaam voelde alsof het niet van hem was. Het voelde anders, het voelde sterk en ongedurig. Jannes zocht naar het weke gevoel dat hij al jaren in zijn lijf had, dat weke gevoel van kantoorbaan en autoritjes. Hij zocht naar de nekpijn die hem al jaren van therapeut naar therapeut bracht en hem tot de aanschaf van een duur Japans hoofdkussen had gedreven. Hij keek naar links en naar rechts, de pijn was werkelijk weg. Toch voelde Jannes geen opluchting.
Want die nekpijn, die verdomde pijn, het was wel zijn pijn geweest en nu werd het hem ineens afgenomen.
Hij dacht aan zijn werk, het waren onrustige tijden in het bedrijf. Niet voor hem, hij was verzekerd van werk. Het verbaasde hem hoe weinig empathie hij voelde bij de angst in de ogen van collega’s die hun positie minder zeker waren. Net als zij maakte hij lange dagen, hoewel hij het zelf niet zo ervoer. Lange dagen, lange dagen, dacht hij, wat was er nou lang aan? Slapen, eten, series kijken, werken. Op vrijdag een biertje, op zondag voetballen. Op zaterdag iets leuks met Lize. Zijn tijd zat keurig vol op deze manier, en dat was toch precies waar het om ging? De tijd volmaken, niet teveel stress, niet teveel schulden, gewoon de tijd volmaken en deelnemen aan allerhande rites de passage. Huwelijken, geboortes, begrafenissen en feestdagen. Af en toe een weekje naar de zon en met vrienden op wintersport.
Hij sloot zijn ogen. Hopelijk zou hij de slaap nog kunnen vatten, het was inmiddels vijf uur, maar nog steeds geen tijd om op te staan. Hij probeerde zijn lichaam te ontspannen, maar het voelde nog steeds alsof hij in de startblokken zat voor een wedstrijd hordenlopen. Tot wat zou hij wel niet in staat zijn met deze kracht, deze energie? Hij kon niks bedenken, had niks te dromen, geen fantasie, geen gekoesterde wens. Het was een belachelijk tijdstip en hij moest nog even slapen, besloot hij. Voorzichtig kroop hij dichter naar Lize, duwde zijn neus in haar hals. Langzaam gleed hij terug de nacht in.
Om zeven uur ging de wekker. Verdwaasd keek hij om zich heen. De nekpijn was er weer en zijn ledematen voelden zwak zoals hij gewend was. In de badkamer hoorde hij Lize onder de douche. Ze kwam de slaapkamer in met een handdoek om haar haren gewikkeld en een badjas aan. ‘Opstaan, slaapkop,’ zei ze opgewekt. Jannes keek naar haar, naar het beddengoed, naar de landelijke slaapkamer. Hij wilde haar vertellen over deze nacht, over hoe sterk hij was geweest en hoe de pijn in zijn nek verdwenen leek. Maar dat was niet hoe zijn woensdagochtenden verliepen. Daarom stond hij op, nam hij een douche en zette hij daarna een kopje koffie. Zijn cupjes zaten in het linker mandje met het woord ‘Home’ erop. Ook de keuken kreeg langzaamaan een landelijk karakter.
Nooit zou hij het gevoel van die nacht vergeten. Aan zijn kleinkinderen zou hij later vertellen dat die vroege woensdagochtend het enige moment uit zijn leven was waarop hij werkelijk had gevoeld hoe het was om krachtig te zijn. Dat hij van angst de slaap had opgezocht, vertelde hij er nooit bij.