Supermarkt

Dit verhaal heet:
Overzicht
alle
verhalen

Ik besloot dat het me niks deed.

/

25-03-2010

Na een paar weken belde je op. Ik kwam uit mijn werk, zat op de fiets en nam mijn telefoon op.

 Hoi.

Ja, hoi met mij. Hoe gaat het ermee?

Niet zo goed.

Hoe bedoel je?

Deze dag- ik weet niet. Het lukt niet. Deze dag lukt me niet.

Oh, jammer te horen. Ik sluit trouwens ook even onze gezamenlijke bankrekening, dan is dat ook maar gedaan.

Ja.

Okee, spreek je later, doei

Doei.

 Zo gaat dat dus. Ik besloot dat het me niks deed. Ik fietste door en vergat mijn afslag te nemen. Fietste terug, bedacht wat ik ook alweer aan het doen was. Boodschappen. Ik zette mijn fiets vast op alle sloten, bij de ingang. Dat had jij altijd onzin gevonden, zoveel moeite voor die paar minuten. Maar ik had geen geld voor een nieuwe fiets en ook geen haast bovendien. Ik had bijna nooit meer haast.

 Ik liep naar de ingang, alles leek onscherp te zijn geworden, de mensen, de aanbiedingen, de logo’s van de supermarkt op de blauwe vlaggen. Alleen de dakloze bij de ingang was niet onscherp. Zijn roodgevlekte huid, grijze haren en felle groene ogen keken recht door me heen. Ik deed was de andere mensen deden. Ik keek weg met een raar lachje waarmee ik wilde zeggen: ‘Het spijt me dat je daar staat, ik heb wel twee euro, maar geef ze niet. Ik zal ze waarschijnlijk uitgeven aan een biertje ergens, dat ik dan lauw laat worden en niet opdrink, een pakje kauwgum dat ik kwijt zal raken in een van mijn honderd handtassen of aan een stuk chocola waarvan ik spijt zal hebben dat ik het überhaupt kocht.’

 Ik liep door. Nu was het slechts een kwestie van een mandje pakken, boodschappen verzamelen, afrekenen en wegwezen. Gewoon, zoals iedereen dat doet. Het mandje liet ik achter me aan slepen, ze hadden lange hengsels en wieltjes tegenwoordig. Dat was dan vooruitgang.

‘Nooit boodschappen doen als je honger hebt’ hoorde ik mijn moeder zeggen. Ook nooit boodschappen doen als je geen honger hebt, zou ik daaraan toe willen voegen. Ik had geen honger en geen dorst. Ik had een blauwe mand en geen idee wat te doen. Denk na, zei ik tegen mezelf. Pakte toen mijn telefoon, bestudeerde mijn spiegelbeeld in het display. Wat zou zij eten?

 Ik wist wat jij lekker vond, dat was wat ik kocht. Dat was wat ik at. Nu kocht jij het zelf.

Fruit, bedacht ik. Fruit is altijd goed, mensen eten fruit. Twee stuks per dag en een appel om de dokter weg te houden. En groenten dan ook. Geen fruit zonder groenten, of zoiets.

 Mannen in pakken liepen bellend langs, stopten bij de kant-en-klaar maaltijden, gristen wat weg en stonden alweer bij de kassa, waar ze met plastic kaartjes betaalden en weer verdwenen.

 Kant-en-klaar eten, ik besloot er ook naar te gaan kijken, voor de vorm. Ik at geen eten uit plastic bakjes waarbij het leek of er vier ingrediënten in zaten, maar op de onderkant van het bakje dertig beschreven stonden. Ik wilde niet geloven in het idee dat een paar minuten straling op een vis in een plastic bakje, een Toscaanse vis als resultaat zou hebben.

 Maar toch. Ik kon dat allemaal wel denken, maar voorlopig had ik niks dan twee tomaten, twee appels en een kiwi in mijn mandje. De mannen in pakken waren allang weg. Ik besloot het eten te kopen waarvan ik me kon herinneren dat ik er vroeger van genoten had. Instant aardappelpuree. Een collega vertelde ooit dat muizen het poeder graag oplikken, maar het dan wel met de dood moeten bekopen. Maar ik was geen muis en zou er bovendien gekookt water bij gooien. En een beetje magie, dat proces van poeder naar voedsel, kon ik wel gebruiken.

 Bij de kassa gaf ik de caissière een blauw kaartje, nu bespaarde ik 18 cent op de aardappelpuree. Daarna rekende ik af, en liep naar buiten, met een plastic zakje waarvan het niet de vraag was of, maar wanneer de hengels zouden breken. Kijkend naar de grond passeerde ik de dakloze, hij was in gesprek met een oudere dame.

 Thuis lengde ik het poeder aan met heet water, en het wonder van de puree voltrok zich voor mijn ogen. Ik sneed een tomaat in partjes en dronk een glas water. Ik at, nam een appel toe. Waste toen af, het afwasmiddel was haast op en ik lengde het in de fles aan met water. Droogde af, keek naar de plantjes op het balkon. Werken, leven, eten, meedoen. Zo gaat dat dus.

 

– Dit verhaal verscheen in 2011 in nummer 6/7 van het Hollands Maanblad.-