29-05-2014
Het aantal uren in een dag is altijd gelijk, maar toch lijkt de tijd mij dagelijks in te halen. Ik zit in de stromende regen op de fiets en bedenk dat ik het nooit ga halen om thuis te koken voor de volgende afspraak. Mijn lichaam is een tempel, dat heb ik vandaag nog gelezen in een blad voor ‘de bezige stadsvrouw die wil leven in het nu’. Druipend van de regen stap ik de zaak binnen. Ik zeg ‘de zaak’ omdat het niet helemaal duidelijk is wat voor plek het eigenlijk is, op het raam staat in witte letters ‘Concept Store’. Het concept is dat alles heel duur is, Engelse namen heeft en er heel mooi uit ziet, maar niet te mooi: een beetje houtje-touwtje mooi. Dus met zogenaamd handgeschreven bordjes en houten kratten waar de producten in zitten. Je kunt hier repen chocolade kopen met gedroogde sprinkhaan erin, pakjes Japans vlees van koeien die alleen maar bier drinken en elke dag gemasseerd worden, sjaals van ecologisch katoen en mooie opschrijfboekjes. Ook is er een gedeelte interieurwinkel met grote metalen lampen, allerlei blikken trommels, en heel veel houten meubels waarvan de verf is afgebladderd. Dat hoort zo.
Daarachter zit het ‘work&eat’ gedeelte. Een goeie plek om in je eentje te eten, snel en gezond. Je betaalt wel 12 euro voor een kommetje linzen met spinazie, waarna je nog steeds hongerig bent, maar je bent in elk geval op een plek waar het gebeurt. Hier zitten de mensen die zich de creatieven noemen, hier zitten de mensen die niet meegaan in de maalstroom van de burgers. Geen vaste banen, werkplekken of suf geouwehoer bij het koffie-apparaat. Ik kijk om me heen, alle mensen zijn mooi, maar net als de meubels, opzettelijk een beetje lelijk. Gekke knotjes, grote brillen, woeste baarden, ouderwetse truien. Maar wel alleen maar mooie apparatuur, vet haar is één ding, maar een langzame computer is om gek van te worden.
Ik ga aan een wiebelig tafeltje in de hoek zitten. Het is rustig in de zaak, hier en daar zitten wat mensen achter hun laptops verscholen, uit de speakers klinkt Berlijnse fado-muziek. Het barmeisje is druk bezig met haar telefoon, maar na een kwartier komt ze mijn bestelling opnemen. Ik neem een verse gemberthee en de quinoasalade met halloumi. Dat wordt weer een week havermout aangelengd met water als ontbijt, reken ik in mijn hoofd uit.
Aan het tafeltje naast me is een Ken-achtige verschijning gaan zitten. Hij is lang, heeft brede kaken, een volle bos bruin haar, rechte witte tanden en een heel glad gezicht. Dat gladde gezicht is een zeldzaamheid hier, maar door de streepjestrui die hij draagt, weet iedereen: ook hij heeft het begrepen. Hij voelt mijn ogen, want ineens kijkt hij me aan en zegt hij: ‘Heb jij toevallig een Iphone oplader bij je?’ ‘Nee,’ zeg ik, ‘ik heb een Samsung, maar er is vast wel iemand met een Iphone hier.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Ach, laat maar, ook wel rustig zonder telefoon.’ Met een verveeld gebaar legt hij zijn telefoon op de hoek van zijn tafeltje en pakt hij de menukaart.
Het eten wordt voor me neergezet, de keuken werkt kennelijk sneller dan de bar, want mijn thee ‘komt er zo aan’. Ik begin aan de salade, mijn lichaam is een tempel, ik probeer te voelen wat het allemaal voor goeds doet in mijn lijf. Ook dat stond in het blad voor de bezige stadsvrouw die wil leven in het nu.
De jongen kijkt vol misprijzen naar mijn bord.
‘Weet je wel wat je nu aan het doen bent?’
Hij wacht niet op een antwoord. ‘De boeren in Zuid-Amerika die dat al vijfhonderd jaar verbouwen hebben nu geen geld meer om het te eten, omdat het te duur is geworden door mensen zoals jij.’
‘Nou, ik denk dat deze plek het wel fairtrade..’ begin ik, maar hij valt me in de rede. ‘Staat dat ergens, op het menu of op een bordje ergens? Als het nergens staat, kun je daar niet vanuit gaan. Lekker makkelijk om dat wel te doen.’
‘Sorry, vind je het heel erg om me gewoon te laten eten? Ik geef 12 euro uit aan kommetje salade en ik had niet gevraagd om een bijgerecht van bemoeizucht.’
Zuchtend pakt hij zijn telefoon van tafel en houdt hem tegen zijn oor. ‘Dag moppie, hoe gaat het met je?’ Hij is even stil. ‘Natuurlijk wil ik dat voor je doen, moppie, geen probleem moppie.’ Hij is weer even stil, doet of hij aan het luisteren is. Hij kijkt schalks mijn richting uit. ‘Ik moet gaan, zie je straks, jij lekker ding.’ Hij legt de telefoon weer op tafel. ‘Mijn vriendin,’ zegt hij, ‘ze is topmodel, daarom zien we elkaar maar weinig, maar als we elkaar zien is het echt vuurwerk, als je begrijpt wat ik bedoel.’
‘Je telefoon was toch leeg? Volgens mij zat je gewoon nep te bellen.’ Ik schraap de laatste restjes quinoa op mijn lepel en eet het op. ‘Geeft niet hoor, ik hou wel van een beetje theater,’ zeg ik. De thee wordt nu pas neergezet, na het eten, maar dat scheelt dan weer een koffie.
‘Je weet helemaal niks van mij’ zegt de jongen nu. ‘Weet je wel wat voor toffe dingen ik allemaal doe?’ Ik haal mijn schouders op. ‘Nee.’ ‘Nou, superveel toffe dingen en ik organiseer feesten waar jij niet eens binnen zou mogen komen. Feesten waarvan je niet eens weet dat ze bestaan.’ ‘Zeker met je vriendinnetje en de Zuid-Amerikaanse boeren?’
‘Doe die fair soja skinny cinnamon sugarfree chai maar to go,’ zegt hij tegen het meisje achter de bar.
Hij went zich nu tot mij. ‘Je begrijpt er echt niks van.’
‘Klopt.’ zegt ik.