‘Wat vinden wij hiervan?’
31-05-2013
‘Als ik nou de dagen allemaal zou nummeren, en niet langer een naam zou geven, zou ik me dan elke dag anders voelen?’ Peinste de vrouw. Ze keek naar haar hond die op deze koude ochtend in de lente helemaal geen zin had gehad mee uit te gaan. De hond snuffelde wat rond, leek geen besef te hebben van tijd of dagen, geluk of ongeluk. Eten, slapen en uit. Wat een eenvoudig bestaan.
De vrouw was niet ongelukkig, ze wist eigenlijk precies hoe gelukkig ze was op welke dag van de week. Vrijdag meer dan donderdag, bijvoorbeeld. En op maandag weer minder dan dinsdag. Welk nummer zou deze dag hebben? Januari, 31 dagen, plus februari, dat waren er 28 of toch 29 dit jaar?
‘Wat zijn wij aan het doen?’ Klonk ineens een barse stem.
De vrouw schrok op. Tegenover haar twee mannen in uniform die uit het niets leken te zijn verschenen.
‘Ehm, de hond uitlaten?’ Vroeg ze.
‘Zijn wij op de hoogte van het feit dat dit geen uitlaatzone is?’
Het was verwarrend. De vraag was alleen door henzelf te beantwoorden, maar leek wel aan haar gericht. Of misschien spraken ze ook tot Bobo die rustig rond snuffelde in het gras.
‘Of jullie op de hoogte zijn..?’ Probeerde ze.
‘Nee, mevrouw. U bevindt zich in een zone waar u geen honden mag uitlaten.’ De man wees op het bord. ‘De uitlaatzone is daar.’ Hij wees naar een naastgelegen veldje, zo’n vijftien meter verderop.
‘Nou, dan zal ik me maar snel naar die zone begeven.’ Zei de vrouw.
‘Weet u wat dat kost?’ Zei de man links met de grote rekenmachine in zijn hand.
‘Nee.’
‘Honderd-en-dertig euro.’ Zei hij, heel langzaam nu.
‘Och heden, dat is nogal wat. Ik was er niet bij met mijn hoofd, kan ik er vandaag vanaf komen met een waarschuwing alstublieft?’
De man links rolde met zijn ogen. De man rechts keek zijn collega aan. ‘Wat vinden wij hiervan?’
‘Als ik nu meteen naar het juiste gebied loop, kunnen wij dit incident dan vergeten misschien?’ Probeerde ze.
‘Heeft u soms geen respect voor onze baan? Denkt u soms dat wij zulke delicten zomaar kunnen laten gaan?’
‘Nee absoluut niet, maar ik hoopte dat u kunnen overwegen…’
‘Heeft uw hond zich al ontlast?’ Onderbrak de linker man haar.
‘Pardon?’
Ze keken alledrie naar Bobo die nu rustig hurkte. Met grote ogen keek hij de mannen aan terwijl er langzaam een lange bruine sliert op het gras viel. En nog een. En nog een.
‘Dit is precies waarom wij hier zijn.’ Zei de rechter man.
Zijn collega knikte instemmend.
‘Dat wordt dan tweemaal honderd-en-dertig euro, wat neerkomt op twee-honderd-en-zestig euro, mevrouw.’
‘Kost hondenpoep 130 euro? De hond kostte maar vijftig!’
‘U heeft niet voldaan aan uw opruimverplichting.’
‘Omdat ik met jullie in gesprek ben.’
‘Wilt u met ons in discussie gaan? Dit is overduidelijk een heterdaadje’
‘Maar ik kan het toch nu opruimen?’
‘Uiteraard.’
Haastig zocht de vrouw naar het plastic zakje voor de poep van Bobo. Ze vond het niet.
‘Ik ben mijn zakje kwijt’
‘Dat wordt dan twee-honderd-en-zestig euro. Eenmaal buiten de zone lopen en eenmaal negeren van de opruimverplichting.’
‘Maar als ik de poep nu weghaal, is het 130 euro?’ stamelde de vrouw.
‘Correct.’
Ze haalde diep adem en ging op haar hurken zitten. Met haar blote handen raapte ze drol bijeen. Hij was nog warm, de substantie haast olie-achtig. Zeker door de restjes makreel van gisteravond die ze Bobo had gevoerd.
De rechter man keek haar vol afgrijzen aan terwijl de linker driftig tikte op zijn rekenmachine tikte. Hij vroeg haar naam, adres en identiteitsbewijs. Met haar met poep besmeurde hand ging ze haar jaszak in en viste ze haar rijbewijs eruit. Ze reikte haar rijbewijs aan, maar de man pakte hem niet. Ze moest het nummer zelf voorlezen.
‘Dan nog even uw handtekening.’
De man wilde het pennetje aan haar geven, maar bedacht zich toen hij de stinkende hand dichterbij zag komen.
‘Weet u wat? Vandaag voeren we coulancebeleid. U komt er vanaf met een waarschuwing. Wij wensen u een fijne middag.’ Haastig liepen ze terug naar hun busje.
De vrouw staarde de mannen na. Bobo likte aan haar handen. Ze wist niet meer welke dag het was.