Overzicht alle verhalen

Tags Alfabetisch Nieuwste

Wederhelft

02-05-2014

‘Een levende kat?’

‘Een levende kat?’

/ / /

02-05-2014

Een gewicht duwt op mijn borstkas. Ik lig in bed, het zal wel vroeg in de ochtend zijn. Ik weet dat ik wakker ben, maar probeer nog te doen alsof het niet zo is. Misschien kan ik dit vreemde gewicht wel in mijn droom plaatsen, zoals ik ook met de wekker kan. Soms is het vervelende gepiep een robot, soms een deurbel, soms een geluid waarvan de andere mensen in mijn droom zeggen dat ik het vooral moet negeren. Maar dit gewicht, dit zware gevoel op mijn borst, is nieuw voor me.  Er zit niks anders op: ik moet mijn ogen openen om te kijken wat er aan de hand is. Ik doe het heel langzaam, ik heb goedkope gordijnen, het felle licht zou me zo kunnen verblinden. Ik tel tot drie en open mijn ogen.

Twee gele ogen kijken terug.

Het zijn de ogen van een grote bruine gestreepte kat. Rustig kijkt het beest me aan, het maakt geen aanstalten mijn borst te verlaten, totdat ik rechtop ga zitten, met een klaaglijk mauwtje gaat het beest naast me in bed zitten. Ik hou wel van katten, maar ik heb er geen. Maar voordat ik verdere gedachten kan hebben over wie deze kat is en wie ik ben, heb ik koffie nodig. Ik trek mijn badjas aan en loop naar de keuken, de kat loopt mauwend mee.

Als mijn leven een film was, zou ik het beest een schoteltje melk geven, maar mijn leven is geen film en ik heb geen melk.

Dat is met een reden: een vriendin vertelde me dat melk alleen voor baby’s is en het lievelingsdrinken van kankercellen. Ik wist niet of het waar was, maar het klonk allemaal zo logisch dat ik stopte met het kopen van melk. Yoghurt en kaas koop ik nog wel, daar heeft ze niks over gezegd. Yoghurt en kaas lijkt me geen kattenvoer. En een vreemde kat in je huis is één ding, maar een vreemde kat met diarree is weer een heel nieuwe dimensie aan problemen waar ik nog niet klaar voor ben.

Als ik mijn koffie heb, bel ik mijn vriend. Bij alle problemen bel ik hem als eerste. Dat is soms wel vijf keer per dag, maar hij vindt het niet erg. Zo’n man is het. Hij heeft er waarschijnlijk al een halve dag op zitten, efficiënt ingedeeld met hardlopen, werken, koffie-afspraken en het maken van kapotte apparaten.

Soms introduceren mensen hun partner wel als hun betere helft. Bij mij is mijn wederhelft zoveel beter dat zelfs mijn vrienden hem als de betere helft zien. Als het uit zou gaan tussen ons, zitten al mijn vrienden in zijn team, denk ik. Behalve dan Maisy, maar zij heeft op Valentijnsdag haar huis in brand gestoken en zit nu op een gesloten afdeling. 

‘Dag lief, met mij.’

‘Jeetje, een telefoontje van jou en het is nog geen negen uur! Gaat het wel goed?’

‘Nou, het gaat wel goed,’ zeg ik, ‘maar er lag een kat in mijn bed vanmorgen.’

‘Een levende kat?’

‘Gelukkig wel ja. Maar ik vroeg me af, wat moet ik ermee doen? Ik denk dat’ie door het raam is binnengewandeld ofzo.’

‘Hoe ziet ie eruit?’

‘Bruin gestreept met gele ogen.’

‘Hmm, volgens mij is die van je overbuurvrouw.’

‘Heb ik een overbuurvrouw?’

‘Ja, laatst heb ik even met haar gesproken toen ik het oud papier weg deed. Weetjewel, die vrouw met die lange grijze haren. Ik zou hem gewoon naar haar toe brengen. Maar ik moet nu ophangen, ik ga zo boarden.’

‘Oh, shit- helemaal vergeten,’ zeg ik ‘Londen he?’

‘Frankfurt.’

‘Sorry, ik ben net wakker.’

‘Geeft niks, ik zie je morgen.’

We hangen op. Ik loop naar de kat en til het beest op. Het gaat zo makkelijk dat ik me afvraag of ik geen dierenarts had moeten worden, of kattenfluisteraar of zoiets.  Ik trek een paar slippers aan en doe de deur open. Plotseling spartelt de kat, met een klap valt de voordeur achter me dicht. Ik heb geen huissleutel, geen telefoon, geen geld. Alleen een kat die niet van mij is. Die ga ik eerst maar terugbrengen. Het huis van de overbuurvrouw blijkt een kattenluik te hebben, in een flits is het beest door het luik verdwenen.

Ik heb geen vrienden gemaakt in de buurt, geen buren met extra sleutels. Ik heb een vriend die in de lucht zit, hij heeft ook een sleutel. Op een kwartiertje lopen van mijn huis woont een vriendin van vroeger. In mijn badjas loop ik door de straten, er worden grapjes gemaakt door bouwvakkers, moeders houden hun kinderen angstvallig bij me vandaan. Morgen is hij er weer, mijn betere helft. 

Aangifte

15-04-2013

Er zijn acht verschillende soorten kaas in de kantine.

Er zijn acht verschillende soorten kaas in de kantine.

/ / /

15-04-2013

Zenuwachtig beende de man heen en weer op het politiebureau. De jonge agent had zojuist een vermissing van een horloge gearchiveerd en keek schuchter naar de man die zeker twee koppen groter was dan hijzelf. ‘Kan ik u helpen misschien?’

 

‘Jazeker, ik kom aangifte doen.’

 

‘Aangifte, waarvan?’

 

‘Nou, het zit me nogal dwars dit-’

 

De agent onderbrak hem ‘U kunt ook online aangifte doen, bent u daarvan op de hoogte?’

 

‘Daarvan ben ik op de hoogte, dank u. Maar dit hier, waar ik vandaag aangifte van kom doen, was niet een van de categorieën die ik op uw website kon aanvinken, helaas.’

 

‘Goed, ik open het formulier even voor u.’ De agent keek geconcentreerd naar het scherm.  ‘Zegt u het maar.’

 

‘Ik doe aangifte van middelmatigheid.’

 

‘Pardon?’

 

‘Middelmatigheid.’

 

‘Meneer, ik weet niet of-’

 

‘Gelul! Ik ben hier en ik heb iets ergs meegemaakt- en het gebeurt elke dag opnieuw. Zit en luister.’

 

De agent zuchtte en keerde zich weer naar zijn beeldscherm. 

 

‘Okee, vertelt u maar, dan schrijf ik mee.’

 

‘Goed, het zit zo. Ik word elke ochtend wakker in een bed met een redelijk goed matras, één van de duurdere van de IKEA. Naast me ligt mijn vrouw, Mariët. Een goed wijf, maar wel gewoon, gewoon- een Mariët, als u begrijpt wat ik bedoel. We ontbijten, we eten het duurdere brood van de Appie. Ik maak een kop koffie met het Nespresso-apparaat waar mijn vrouw de huismerkcupjes voor koopt. Scheelt toch al gauw een tientje per maand. Dan ga ik naar mijn werk, meestal met de auto. Een best mooie Opel. Mijn vrouw rijdt een klein auto’tje. Als ik op mijn werk aankom praat ik met mijn collega’s, over het weekend, over de meetings van die dag. Bij de lunch neem ik een soepje en twee pistoletjes kaas. Er zijn acht verschillende soorten kaas in de kantine. Dat betekent dat ik twee weken kan variëren- elke dag een andere soort kaas.’

 

‘Werkt u maar vier dagen dan?’

 

‘Nee, maar op vrijdag eet ik een kroket of een kaassouflé.’

 

‘Goed, gaat u door.’

 

‘In de pauze praten mijn collega’s en ik over het nieuws of over sport. We zijn tamelijk betrokken burgers, daarom praten we ook weleens over maatschappelijke kwesties, maar we worden nooit te politiek. Het liefst bespreken we de waan van de dag, maar eigenlijk praten we in cirkels. Na een poos beginnen we weer van voor af aan bij het eerste onderwerp. Ik heb ze opgeschreven.’

 

Hij schraapte zijn keel en begon voor te lezen.

 

1. Orgaandonatie: verplichten of niet

2. Dubbele nationaliteit of niet

3. Voedselschandalen

4. Het woord allochtoon afschaffen

5. APK keuringen

6. Voetbalcompetitie/ontslagen trainers

7. Voetbalvrouwen

8. Kosten van politie-ingrijpen bij voetbalrellen

9. Goede recepten uit kookboeken die in de mode zijn

10. Huisdieren en hun gedrag

11. Subsidietrekkers van allerlei allooi

12. Nieuwe schoenmode

13. Stedentrips

14. Collega’s van andere afdelingen

15. Nieuwe telefoons enzo

16. Apple

17. Scandinavische series

18. Wijnen en bieren

19. Seksistische grappen

20. Filmpjes op internet

21. Kappers

22. Laminaatvloeren

23. Films

24. Kinderen van anderen of jezelf

25. Sporten die we zelf beoefenen

26. Vrouwen en familieleden

27. Muziek

28. De weirdo die gister bij DWDD zat

29. Feestjes waar we waren of nog heen gaan

30. Goede matrassen

31. Koffie-apparaten

  

De man zuchte diep. ‘Dat was het.’

 

De agent had rode konen gekregen van het snelle typen en keek fronsend naar de lijst.  

 

‘Is laminaat met een d of een t?’

 

‘T.’

 

‘Okee, en wat bedoelt u met Scandinavische series?’

 

‘Nou, gewoon, series als Borgen of The Killing ofzo’

 

‘Dat zet ik er dan even bij.’

 

‘En welk kookboek doelt u op?’

 

‘Ottolengi.’

 

De agent typte ijverig door en met een ferme tik op de enterknop zei hij: ‘ziezo.’

 

‘En nu?’ Vroeg de man terwijl hij naar het briefje keek. ‘Wat gebeurt er nu?’

 

‘Hoe bedoelt u?’

 

‘Nou, wat gaat u eraan doen?’

 

De agent dacht even na en zei toen: ‘ik vrees dat we niets voor u kunnen doen. In feite doet u nu aangifte tegen uzelf- maar zolang u niet dreigt van een flat af te springen, kunnen wij niks voor u betekenen. Wilt u een pepermuntje misschien?’

Dat wilde hij wel. Hij nam een handvol en daarna nog één en nog één. Zijn darmen maakten overuren die middag.  Toen hij dubbelgevouwen van de kramp op de wc zat voelde hij zich meer levend dan ooit te voren.  

Advies

04-03-2015

Overzichtelijke problematiek.

Overzichtelijke problematiek.

/

04-03-2015

Eigenlijk was Fia tamelijk gezond. Ze rookte niet, gebruikte geen drugs, dronk meestal met mate, at geen rare dingen en aan bewegen deed ze ook nog. Toch zat ze hier in de wachtkamer met allerlei anderen.

Bij de meesten kon je niet meteen zien wat er scheelde. Misschien hadden ze wel grote pussende zweren onder hun t-shirts, of vetbulten zo groot als een tennisbal op hun schouder zitten. Of vreselijke aambeien, of schaamluis, hoewel dat laatste tamelijk zeldzaam scheen te zijn geworden met de weinig harige ondermode van de laatste jaren.

De jongen in de hoek leed in elk geval aan vreselijke hoest met slijm en geblaf, het meisje naast haar droeg haar arm in een mitella. Overzichtelijke problematiek. Er kwamen nog meer mensen binnen. Het was een grote praktijk waar ze zat, met ruim twintig artsen. Welke je kreeg leek meer een loterij dan dat er een systeem werd gehanteerd. Het maakte Fia niet uit, ze hechtte niet aan huisartsen of aan wat dan ook, eigenlijk.

Een keer had ze wel overwogen om van praktijk te wisselen. Dat was toen ze met zware keelpijn naar het spreekuur was gekomen. ‘Uw keelamandelen zijn niet erg opgezwollen’ zei de huisarts van die dag. ‘Ik heb geen keelamandelen meer,’ had ze geantwoord. De arts kreeg rode konen maar zei enkel: ‘vandaar’. Daarna gaf de arts het advies veel thee te drinken en rust te houden. Het hielp nog ook.

Na vierentwintig minuten wachten was ze aan de beurt.

‘Wat kan ik voor je doen?’ Vroeg de huisarts die ze nog nooit eerder had gezien. Fia keek om zich heen. Lichtgele wanden, een groot bureau, een plantje, een wastafel en een behandeltafel. Aan haar kant van de tafel twee met leer beklede stoelen. Op het bureau een doos met tissues, een pennenbakje en een grote monitor die zorgvuldig was weggedraaid van de patiëntenkant. Bovenop de monitor twee oranje wuppies, hoelang geleden werden die ook alweer weggegeven? Was het bij een EK of WK?

‘Wat kan ik voor je doen?’ Vroeg de huisarts nogmaals. Pas nu realiseerde Fia zich dat er echt een mens aan de andere kant van het bureau zat. De huisarts, een vrouw, gewoon een vrouw. Ze droeg een lichtpaarse blouse, een gouden horloge en haar blonde haren waren kortgeknipt. Ze zou de deftige zus van Yvonne Jaspers kunnen zijn. Maar ze heette niet Jaspers, en of ze getrouwd was of niet, dat waren gesprekken die niet in deze kamer gevoerd werden. Het was tijd om het woord te nemen, de huisarts keek nogal onderzoekend.

Met een zucht begon Fia haar verhaal.

‘Ik vind het gewoon niks aan.’

‘Wat precies?’

‘Alles.’

‘Alles?’

‘Nou, de dagen, de mensen, mijn werk, dat soort dingen.’

De huisarts begon driftig te tikken op haar toetsenbord.

‘En hoelang heb je deze klachten al?’

Fia haalde haar schouders op.

‘Ik weet niet. Het zijn ook geen klachten. Het is meer een constatering, eigenlijk.’

De huisarts stopte met typen.

‘Toch ben je naar mij toe gekomen vandaag.’

‘Ja.’

‘Waarom?’

‘Een vriendin van me zei dat ik dat eens moest doen. En ik had toch nog een vrije dag vandaag. Dus dat kwam wel goed uit.’

‘Vertel eens wat meer over die vriendin van je.’

‘Die vriendin? Nou ze heet Sanne en ze werkt bij een boekhoudkantoor.’

‘Zijn jullie close?’

‘We gaan niet met elkaar naar bed, als je dat soms bedoelt.’

De huisarts fronste. ‘Dat was niet wat ik bedoelde.’

‘Het was een grapje.’ Zenuwachtig friemelde Fia aan haar mouw.

Daarna zei ze: ‘Duurt het nog lang, deze afspraak?’

De huisarts trok een empatisch gezicht. ‘Hoe kunnen we zorgen dat jij je beter gaat voelen?’

‘Weet u dat dan niet?’ vroeg Fia aarzelend.

‘Wat wil je precies?’ Vroeg de huisarts.

‘Ehm, wat bedoelt u precies?’

‘Jij bent naar mij toe gekomen, dus ik denk dat je hulp zoekt…’ de huisarts forceerde een nieuwe glimlach op haar gezicht.

Fia keek naar de huisarts, naar het toetsenbord, naar de muren van de kamer. Ze zuchtte diep. ‘Het spijt me. Ik had hier gewoon meer van verwacht, denk ik. Ik stap maar weer eens op.’

‘Waarom kies je daar nu voor?’

‘Het is gewoon te saai.’ Ze keek nog eens rond. ‘Dat u het hier volhoudt zeg, saaaai.’

‘Het is wat het is,’ zei de huisarts toen.

En daarmee had ze het beste advies van die dag verstrekt.

Afscheid

31-08-2018

Hij merkte dat ervaring het makkelijker maakte

Hij merkte dat ervaring het makkelijker maakte

/ /

31-08-2018

Het was een ludiek ideetje geweest, maar nu werkten ze met z’n tienen, fulltime. De mannen hadden inmiddels elk drie kostuums, twee paar nette schoenen, en twee lange regenjassen in hun bezit. De vrouwen hadden zedelijke jurken voor elk seizoen, drie paar schoenen met verschillende hakhoogtes, twee mantels en een broekpak als dat gewenst was. Op aanvraag was meer mogelijk, hoeden bijvoorbeeld, of juist een kleurrijker kostuum.

In de kroeg waren ze tot de bedrijfsnaam ‘Het afscheidscomité’ gekomen. Het comité was in te huren voor crematies en begrafenissen, als zaalvulling. Meestal werden ze ingeschakeld door families die vreesden voor gezichtsverlies, die een goed gevulde zaal wilden hebben bij het afscheid van hun naasten. Een keer was het zelfs zo dat ze een boeking hadden voor een afscheidscomité van vijftig man. Gelukkig deden veel van hen aan teamsporten en konden ze zo aan genoeg rouwenden komen. Soms werd het comité geboekt door stervenden die bang waren voor een lege zaal.

Deze donderdag sprak Stijn, de vertegenwoordiger van het afscheidscomité met een man die spoedig zou sterven. Hoewel de gesprekken nooit makkelijk zouden worden voor Stijn, merkte hij wel dat ervaring het geheel een stuk eenvoudiger maakte.

In een klein huisje in het centrum werd hij ontvangen door huishoudster van de man die nu halverwege de 80 was. De huishoudster gebaarde dat Stijn de woonkamer mocht betreden en ging discreet koffie zetten in het keukentje dat achter de woonkamer zat.

De kamer was tot de nok gevuld met boeken, schilderijen, kattenbeelden en vetplanten in roestbruine potten. Voor de ramen hing vergeelde vitrage, op de grond lagen meerdere Perzische tapijten, die elkaar overlapten. In het midden van de kamer stond een bed waarin een oude man in een gestreepte pyjama half rechtop zat, gesteund door kussens in zijn rug. Op het tafeltje naast zijn bed stond een glazen asbak waar een pijp in lag.

Stijn stak zijn hand uit en was verrast door de fermheid van de handdruk van de man die zich met raspende stem als Rudolf voorstelde.

De koffie was klaar, na het eerste kopje zou Stijn de vragenlijst pakken om de praktische zaken door te spreken. Meestal duurden de gesprekken zo’n anderhalf uur, niet door de grote hoeveelheid conversatie maar door de traagheid die de mensen al langzaam aan het ondertrekken was.

‘Ik weet precies wat ik wil,’ begon de oude man toen. ‘Het gaat me niet om zaalvulling, er komen genoeg mensen. Vroeger kende ik iedereen, had ik de mooiste vrouwen, beste feestjes. De beste mensen zijn al dood, want zo gaat dat. De beste gaan eerst. Maar er zijn nog genoeg anderen, twee ex-vrouwen, vier kinderen, een handvol kleinkinderen. Oud-medewerkers, buren…Ik wil ze graag een onvergetelijk afscheid geven.’

‘Wat bedoelt u precies?’ vroeg Stijn terwijl hij probeerde in te schatten hoeveel mensen er voor deze klus zouden worden geboekt.

‘Ze doen allemaal hun best, maar weet je wat het is: Hun saaiheid is niet te verdragen. Ze hebben normale banen, als adviseur, makelaar, analist, weet ik hoe het allemaal heet. Maar de saaiheid, de middelmatigheid- ik kan niet wachten dood te zijn.’

‘Maar hoe ziet u de rol van het afscheidscomité precies?’ vroeg Stijn die lastig van zijn stuk te krijgen was en met zijn hoofd al bij de Tinderdate van die avond was.

‘Ik wil dat jullie gedurende de ceremonie verschillende dingen doen. Ik heb het volgende bedacht: een stel moet vreselijke ruzie krijgen en de zaal oververhit verlaten. Ik wil vier mensen met een beestachtige kater. Zij moeten op de tweede rij, net achter mijn schoondochters. Ik wil dat ze nog ruiken naar de avond ervoor, een avond die ik uiteraard ook zal bekostigen. Ik wil een kleine dikke man in pak die zijn sigaar niet dooft, onder geen enkele omstandigheid. Ik wil twee vrouwen in obsceen korte jurken en een vrouw die zwanger is.’

‘Een vrouw die zwanger is?’

‘Het maakt me niet uit of het echt is of niet, maar halverwege het religieuze gedeelte moet ze naar voren stommelen, naar mij in de kist. Ik wil dat ze roept dat het kind van mij is.’

‘Maar…’

‘En tot slot wil ik dat er wordt gezongen bij de koffie achteraf. Oude zeemanslieden. Dat moeten vier heren doen. Het liefst zwarte heren in maatpakken.’

Het was stil in de kamer en Stijn keek vertwijfeld naar zijn aantekeningen.

‘Waarom wilt u dit precies?’

‘Het is het allerlaatste wat ik voor ze kan betekenen. Ze zijn al dood- maar weten het niet. Mijn begrafenis gaat een onvergetelijke dag zijn in hun grauwe bestaan. Ik zou ook willen dat het anders was, maar dit is het grootste geschenk dat ik ze kan geven.’

Zes weken later was het zover. Het afscheidscomité speelde een onvergetelijke show, de gasten waren overrompeld, boos, verdrietig en gelaten. De oude man had gelijk, zoiets hadden ze nog nooit gezien. Wat hij niet had voorzien, was het razende tempo waarmee zij terug gleden in hun eigen leventjes, normale bestaan. Ze waren niet meer te redden, kortom.

Voor de medewerkers van het afscheidscomité lag het anders. Vanaf nu dachten ze bij elke normale plechtigheid aan die ene klus waar ze de boel op stelten hadden mogen zetten. Met elke gefabriceerde traan die ze in een bedompt crematorium lieten vloeien, dachten ze aan de excentrieke oude man. Dachten ze aan wat hij wilde achterlaten.

En voor ze het wisten, huilden ze echte tranen, want zij hadden geleerd was missen was. 

Agenda

28-04-2015

Dit stond niet gepland voor deze dag.

Dit stond niet gepland voor deze dag.

/ / /

28-04-2015

Odette kijkt op haar horloge hoewel dat eigenlijk niet nodig is, haar mobiele telefoon vertelt ook de tijd en haar mobiele telefoon laat ze geen moment los. Er valt ook niet aan te ontkomen, denkt ze bij zichzelf. Ze heeft afspraken vandaag, en haar schema loopt in de soep door de vertraging van de trein. Ze had ook nooit de trein moeten nemen, dit had ze kunnen weten. Maar goed, die airco moet toch echt een keer gemaakt worden. Stel je voor, in de auto met de kinderen zonder airco. Dit weekend is het weer haar beurt om het hockeyteam van haar jongste dochter te rijden.

Het waait op het perron. Op het bord staat dat de trein over een kwartier zal komen. Ze stopt haar telefoon in haar jaszak en masseert haar slapen. In haar hoofd gaat ze door haar agenda van deze dag. Drie afspraken met klanten, lunchbespreking, werken, werken, werken. Dan de juf van Douwe bellen over dat incidentje met Duco, het kind van Jolijn. Dat kinderen elkaar niet moeten bijten, dat zeker. Maar om nou een week geen speelkwartier te hebben, voor straf… ze wordt weer kwaad nu ze erover nadenkt. De juf zou zich moeten afvragen hoe het komt dat Douwe zich zo onveilig voelt, denkt Odette.

Dan moet ze nog de aannemer bellen. De speelkamer moet groter, en die ene muur in de woonkamer eruit. En een andere vloer, onvoorstelbaar dat de vorige bewoners deze vloer hadden gekozen. Grenen, hoe burgerlijk. De schoorsteenveger, die moet ook komen, maar dat kan wachten tot het einde van de zomer. Ze zet het vast in haar digitale agenda. Dan graait ze in haar tas en pakt ze haar lippenstift. Geen excuus voor slecht gestifte lippen, warrige haren, onverzorgde nagels of ladders in je kousen. Er is ook geen excuus voor incomplete serviezen, slecht geklede kinderen of echtgenoten, geen excuus voor middelmatige wijnen, middelmatige hapjes, geen excuus voor een lichaam dat niet in vorm is. Vier keer per week sport ze. Elke week gaat ze naar de schoonheidsspecialist en om de week naar de kapper. Ze maakt haar leven precies zoals ze het altijd voor zich heeft gezien. En straks, als de verbouwing klaar is, kan ze de mensen ontvangen in het huis dat er precies zo uitziet als ze al die tijd in haar hoofd heeft gehad.

De kasten op maat staan er al, en de kleden uit Marokko komen eind deze week. De kinderen hebben elk een eigen gedeelte in de kast waar ze wat spulletjes kwijt kunnen. Niet teveel, daarvoor hebben ze elk een eigen slaapkamer en de ruime speelkamer. Een interieur hoeft niet in dienst te staan van de kinderen. Alles kan precies zijn zoals je wilt, het kost wat inspanning misschien, maar wat niet? Meewarig denkt ze aan de moeders en huizen van vriendjes van haar kinderen. Verslonst.

De trein komt aan. Er stappen mensen uit en Odette stapt in. Ze gaat zitten bij het raam, maar kijkt niet naar buiten. Ze mailt nog even wat mensen over het feestje van haar oudste. Ze inventariseert eventuele dieetwensen. Een kleine moeite om ook glutenvrije pannenkoeken te bakken. Ze sluit haar ogen. Vreemd dat ze daar nu behoeft aan heeft, ze heeft vanmorgen nog energizing yoga gedaan.

Ze droomt over haar huis, de verbouwing is af. Het is mooi weer buiten, de deuren naar de tuin staan open. De magnoliaboom bloeit prachtig. De kinderen spelen zoet in de speelkamer. Op een zilveren blad liggen torentjes van rauwe tonijn met zeewier en zwarte sesam. Haar echtgenoot draagt zijn donkerblauwe pak met een kraakhelder wit hemd. Hij is gebruind en geeft haar een kristallen glas aan met witte wijn uit het chateau van vrienden die in Frankrijk wonen. Ze gaan zitten op hun nieuwe designbank. Ze drinken in stilte. Dan wordt Odette wakker van gezoem in haar jaszak.

Het is haar echtgenoot. Normaal belt hij nooit overdag. Daar hebben ze afspraken over gemaakt, niks vervelender dan die mensen die elkaar over elk wissewasje lastig vallen op het werk.

Ze neemt op.

‘Lodewijk?’ Ze fluistert een beetje, bellen in de trein vindt ze een vreemde toestand waarbij privacy verloren gaat.

‘Odette?’ Hij lijkt te lispelen.

‘Lode, wat is het? Is het ernstig?’

‘Ik trek het niet meer.’

‘Waar heb je het over?’ Een oude vrouw loopt voorbij. Het boodschappenkarretje stoot tegen de linkerpump van Odette aan. Gelukkig is het zachte kalfsleer niet beschadigd.

‘Lode?’ Ze klinkt nu scherp. Dit stond niet in haar agenda voor deze dag.

‘Het spijt me zo,’ zegt hij nu.

‘Waar ben je nu?’ Ze kijkt om zich heen om zeker te zijn dat er geen bekenden in de buurt zitten.

‘Het maakt niet uit,’ zegt hij.

‘Wat is het, Lode?’

‘Odette, ik ga bij je weg.’ Hij zegt het plompverloren, alsof hij een halfje brood gaat kopen.

‘Dat kan niet.’

‘Odette…luister naar me…’

‘Jij gaat helemaal nergens heen. Je maakt deze werkdag af, dan kom je naar huis en eet je de pasta primavera die ik vandaag voor je kook. Daarna gaan de kinderen naar bed en kun jij nog wat werken terwijl ik de broodbakmachine alvast aanzet voor morgen. Maar weg, nee jij gaat helemaal niet weg…’

Dan merkt ze dat haar man al heeft opgehangen. 

Apotheek

17-03-2015

Het eindigt in het niks.

Het eindigt in het niks.

/

17-03-2015

‘Er is geen begin, geen einde en ook geen midden. Het zijn slechts flitsen van iets, bedenksels in dromen. Niks is waar, maar de regels moeten worden gerespecteerd…’ De jonge vrouw vliegt tussen woorden en zinnen door, ze is gewichtsloos, tijdloos, doorzichtig.

‘Hallo, waar wacht je op?’ Een jonge man in pak zit gehurkt voor haar.

De jonge vrouw kijkt verward om zich heen. Ze heeft een gebloemde jurk aan met een kort spijkerjasje. Aan haar voeten vale blauwe gympen. Haar blonde haren rusten op haar schouders. Ze zit op een rode stoel in een apotheek. Naast de stoel staat een stoffen tas met een kat erop. In haar rechterhand houdt de jonge vrouw een lichtroze papiertje vast, nummer 35 staat er in vette zwarte cijfers.

Achter de balie staat een vrouw van middelbare leeftijd met koperkleurig haar en een gebreid vestje. Ze zegt: ‘Zal ik wat water halen?’

Er zijn geen andere mensen en er zijn geen andere geluiden.

De man zegt: ‘Goed idee,’ terwijl hij de jonge vrouw onderzoekend aankijkt. Zij kijkt weg, naar haar handen en laat dan het briefje op de grond vallen. Ze probeert het weer op te rapen, maar de man zegt dat het niet hoeft.

De apothekersvrouw komt met een plastic bekertje naast de man staan. ‘Hier,’ zegt ze, ‘dankje,’ zegt hij. Het bekertje wordt doorgegeven. De jonge vrouw zet het bekertje aan haar lippen. Het water is koud, veel kouder dan ze van drinkwater gewend is. Ze voelt het door haar keel glijden, maar niet in haar maag plonzen. Het eindigt in het niks.

‘Kan ik iemand voor je bellen?’ vraagt de man, die nu op een stoel schuin naast haar is komen zitten. Lang hurken hou je niet vol zonder te oefenen. De jonge vrouw kijkt naar de man en naar de apothekersvrouw die weer achter de balie is gaan staan, waar ze doet alsof ze werkt. ‘Misschien spreekt ze geen Nederlands,’ zegt ze, waarna ze luid en met een stevig accent vraagt: ‘Can we call someone for you?’

De vrouw drinkt haar bekertje leeg, de man neemt het van haar aan en zet het op de grond. ‘Laten we maar een ambulance bellen. Misschien heeft ze net iets meegemaakt en is ze in een staat van shock.’

De jonge vrouw schudt haar hoofd. ‘Wacht nog heel even,’ zegt de man tegen de apothekersvrouw, ‘volgens mij gaat ze iets zeggen.’

De jonge vrouw kijkt schuchter om zich heen en gebaart de man dichterbij te komen. Zachtjes fluistert ze dan in zijn oor: ‘Ik ben de regels vergeten.’

De man buigt nog iets dichter naar haar toe. ‘Wat zeg je?’

‘De regels,’ fluistert ze weer, ‘ik ben ze vergeten.’

‘Welke regels?’

‘Die van het spel.’

De man fronst, ‘Welk spel bedoel je precies?’

‘Ik vraag me gewoon af…’ ze kijkt nog eens om zich heen, ‘besta ik wel echt?’

De man fronst nog dieper. ‘Natuurlijk besta je wel echt. Het is dinsdagmiddag en je zit hier in de apotheek. Weet je nog wat je kwam doen?’

Verdrietig schudt de jonge vrouw haar hoofd.

‘Had u een recept van uw dokter?’ Vraagt de apothekersassistente vanachter de balie, ‘misschien in uw tas?’

De man geeft de tas met de kat erop aan de jonge vrouw. Ze kijkt in de tas en keert hem dan om. Een klein portemonneetje in de vorm van een aardbei, een fietssleutel, twee haarelastiekjes en een rolletje drop vallen in haar schoot.

‘Of in d’r jas?’

De jonge vrouw rommelt in haar jaszakken. Het levert een huissleutel, een usb stick en een houten jojo op.

‘Drugs, dat moet haast wel,’ zegt de apothekersvrouw nu met een zucht. ‘Kunt u haar even naar buiten begeleiden? Ik kan geen junkies in mijn zaak hebben, dat begrijpt u.’

‘Maar dit is toch geen junkie?’ zegt de man. ‘Ze is duidelijk in de war, maar ze lijkt me goed verzorgd..’

De jonge vrouw staat op, alle spullen die ze uit haar tas en jas op haar schoot had liggen, vallen op de grond. ‘Sorry,’ stamelt ze terwijl ze op haar knieën alles weer verzamelt en in de tas stopt.

De man kijkt op zijn horloge. ‘Het spijt me echt, maar ik heb zo een afspraak…’

De jonge vrouw knikt en loopt richting de uitgang. De man en apothekersvouw kijken haar na.

‘Volgens mij komt dat wel goed,’ zegt de apothekersvrouw.

‘Ik denk het ook,’ zegt de man terwijl hij zijn schreeuwende geweten wurgt.

De vrouw met de handtas staat op de stoep en voelt de eerste zonnestralen van de lente op haar gezicht. Ze denkt aan de sleutels in haar tas, ze vraagt zich af welke sloten ze ermee zou kunnen openen. Dan begint ze in de richting van de zon te lopen.

Baas

22-05-2014

Zijn empatisch vermogen roerde hem soms zelf tot tranen.

Zijn empatisch vermogen roerde hem soms zelf tot tranen.

/

22-05-2014

Maurits Rozenstruik wist niet veel van de wereld, maar dat hinderde maar weinigen, en op laatste plaats Maurits Rozenstruik zelf. Elke ochtend stond hij op in een uitstekend humeur, waarna hij als eerste zichzelf van top tot teen bewonderde in de spiegel bij de make-up tafel van zijn vrouw. Dat was geen overbodige luxe in haar geval, zo’n make-up tafel. Over zulk soort dingen zouden sommige mannen zich wat akelig voelen, een vrouw die veel opsmuk nodig heeft om toonbaar te worden, is immers niet bepaald statusverhogend. Maar Maurits zou Maurits niet zijn, als hij niet alleen maar aan zichzelf dacht en de buitenwereld slechts door een waas waarnam. Eigenlijk leefde hij in een continue staat van verblinding, veroorzaakt door zijn eigen schittering.

Maurits bekeek zichzelf van top tot teen, voor de spiegel hield hij altijd zijn buik in en spande hij zijn armspieren aan. Zijn witte huid was bezaaid met moedervlekken, wat hem in zijn jonge jaren de bijnaam dalmatiër had opgeleverd. Gelukkig was Maurits gezegend met een zeer gering geheugen en was het fenomeen van herinneringen die je achtervolgen hem compleet onbekend. Elke ochtend werd hij opnieuw geboren, begon hij met een schone lei. Dan pakte hij zijn potje haargel en bracht hij zijn haren in een model dat ongelofelijk hip was in het dorp waar hij was opgegroeid.

Inmiddels woonde hij in de stad en maakte hij carrière, met veel trots veranderde hij elke paar jaar de digitale handtekening onder zijn emails, inmiddels was hij manager facility services and hospitality. Onder zijn titel schreef  hij ook zijn werkdagen en zijn telefoonnummer. Van zijn vakantiegeld zou hij een tweede naam gaan kopen, dat zou de boel net wat extra cachet geven. Hij twijfelde nog tussen Napoleon en Julius.  Het moest eerst even besproken worden met zijn vrouw natuurlijk, als zij weer het vip-arrangement van Center Parcs zou bestellen, moest die naam een tijdje wachten. Misschien zou hij hem gewoon wel vast gaan gebruiken in zijn mails, wie zou daar nou achter komen?

Mijmerend over deze kwestie, kwam hij het kantoorgebouw binnen. Het pand was fonkelnieuw, het idee dat hij hier manager facility services and hospitality was, gaf hem soms kippenvel van plezier.

 

Het was de plek waar hij kon laten zien wie hij werkelijk was.

 

‘Maurits, goed dat je er bent’ zei de conciërge van het kantoorpand, ‘Kun je misschien straks even komen kijken naar de opstelling voor het symposium van morgen?’ Maurits knikte kort. Al die mensen die hij moest aansturen, waar zouden ze zijn zonder Maurits Rozenstruik? Hij las weleens artikelen in managementbladen, daarin stonden dan dingen als: ‘niemand is onmisbaar’, maar dan kenden ze hem nog niet.  ‘Ik kom zo bij je, ik heb eerst een boardmeeting te leiden,’ zei hij, zo nonchalant mogelijk. Dat hij deze zin nu kon uitspreken zonder overslaande stem, sterkte Maurits ongelofelijk in het gevoel dat hij bijzonder was. Een uitverkorene. Voordat hij wegliep draaide hij zich nog even om. ‘Trouwens, je stinkt naar zweet. Dat vind ik niet passend bij deze locatie.’

De presentatie die hij zou gaan geven was zijn grote trots. Nachtenlang had hij eraan gewerkt, maar met resultaat: nu hadden alle pagina’s in zijn powerpointpresentatie ook dezelfde achtergrond en kwamen de titels en punten er van alle kanten ingevlogen. Soms met een geluidseffectje erbij. Dit alles was uiteraard complementair aan de inhoud.

De zaal druppelde langzaam vol met de andere medewerkers van kantoor.

In hun ogen las hij ontzag, wat hij uiteraard goed kon begrijpen, zijn empatisch vermogen roerde hem soms zelf tot tranen. Maar daarvoor was er nu geen tijd.

‘Dames en heren,’ begon hij, ‘Vandaag is het begin van een nieuw tijdperk in dit bedrijf. Vergeet wat je dacht te weten over facility management of over hospitality. Vergeet wie je was, welke rol je speelde, wat er belangrijk was voor je. Vandaag toon ik de weg die we zijn ingeslagen en glorieuze toekomst die ons wacht.’

Hij nam een momentje stilte om alle aanwezigen één voor één indringend aan te kijken.

‘Zoals jullie weten, is er zonder wrijving geen glans mogelijk. En ik wil geen glanzende toekomst, maar een fonkelende toekomst!’ Een grote diamant kwam nu in beeld. ‘Ik zal maatregelen nemen die nodig zijn, ik ga niks uit de weg, botsingen zullen nodig zijn, maar deuken zal ik niet oplopen. Deze kruistocht is mijn lot, en ik zal het dragen als een man. Nee, niet als een man. Maar als de man die ik ben. Een zegen voor ons allemaal.’ Een glimlach verscheen nu op zijn gezicht. In de presentatie kwam nu het laatste plaatje tevoorschijn, onder begeleiding van het geluid van een raceauto. Het was de afbeelding van een snelweg. ‘My way or the highway!’ riep hij nu driemaal met zijn vuist gebald in de lucht.

De aanwezigen pinkten tranen weg van ontroering en klapten hun handen haast stuk in de staande ovatie die uren leek te duren. De secretaresse kwam zelfs zo enthousiast op hem afgerend dat ze pardoes de waterkaraf van tafel omstootte. Hij was drijfnat, maar het hinderde niet, niks hinderde hem op dit moment.

Plots voelde hij ruw geduw tegen zijn schouder, hij opende zijn ogen. Daar lag hij, thuis in bed, naast zijn vrouw. ‘Heb je nou alweer in bed gezeken?’ zei die.

Bakker

14-05-2015

Alles ging sneller dan verwacht.

Alles ging sneller dan verwacht.

/ /

14-05-2015

Ik stond bij de bakker en hoewel dit heel probleemloos klinkt, als een situatie die je ook in de overzichtelijke jaren vijftig had kunnen meemaken, ervoer ik stress. Bakkerijen zijn vreemde brede winkels waar rijen horizontale lijnen zijn, waar je eerst de vitrines niet kunt zien en wanneer je dan eindelijk aan de beurt bent, je zo erg schrikt van deze verandering, dat je zomaar wat dingen roept. En dan sta je weer buiten met een zeemansrogge, twee kaascroissants, twee vitaaltjes en vier kampioentjes. Thuis lieg je dat de krentenbollen op waren.

Ik had al vaak nagedacht over deze situatie en op een avond aan mijn vrienden gevraagd of ze dit bakkersleed herkenden. Meewarig keken ze me aan. ‘Ik heb geen tijd om naar de bakker te gaan,’ zei de een. ‘Ik weet precies wat ik wil en wanneer ik aan de beurt ben,’ zei de ander. ‘Brood is echt heel slecht voor je,’ zei de derde terwijl ze een schijfje komkommer met bietenpaté insmeerde.

Hoewel ik me onbegrepen voelde, had dit gesprek me ook moed gegeven. Er bestond kennelijk helemaal geen probleem, dus hoefde ik het alleen maar uit mijn eigen hoofd te krijgen. Ik besloot naar de bakker te gaan, op een druk tijdstip en zonder lijstje. Ik zou wachten tot mijn beurt en dan rustig de tijd nemen, rond kijken en dan pas zou ik een keuze maken.

Als ik een half brood wilde, zou ik een half brood bestellen.

Ook als er nog maar één hele op de plank zou liggen. Brood kan niet zielig zijn, hield ik mezelf voor terwijl ik dacht aan het arme eenzame halfje dat zou achterblijven.

Het plan mislukte bij binnenkomst al een beetje: het was niet druk, en dat was nu precies deel van de oefening. Er stond een heer in een lange donkerblauwe jas, in zijn linkerhand een leren tas. Naast hem stond een oudere vrouw met een rollator, ze droeg een grote lichtgele jas die het geheel met haar pluizige haar een sfeer van Pasen gaf. In de hoek stond een meisje van een jaar of zeventien met lang blond haar. Ze droeg een kort leren jasje en jeans met gaten bij haar knieën.

De heer bestelde een broodje pastrami en ik was blij dat ik dat niet hoefde te maken, want hoe zag pastrami er eigenlijk uit? De oude vrouw wilde een halfje casino wit en een krentenbrood. Daarna was het meisje aan de beurt, en dan kon ik mijn oefening gaan uitvoeren. Eigenlijk had ik helemaal geen honger, maar dat maakte niet uit, het ging om het proces, niet om het product.

Ik keek opzij naar het meisje. Haar knieën keken terug als twee kale oude mannetjes. De linkerknie leek echt een soort gezicht te hebben, een nors gezicht met een platte neus.

‘Heb ik iets van je aan ofzo?’ Klonk het ineens nijdig.

Ik keek geschrokken op, het meisje keek me vuil aan. ‘Nee, nee, niets. Maar ik dacht dat je knie een gezichtje had, van een oud mannetje..’

‘Sorry?’

‘Nou, een soort oud mannetje, met een kleine platte neus…’

‘Wie kan ik helpen?’ Klonk nu de stem van de bakkersvrouw.

‘Een chocoladebroodje,’ zei het meisje terwijl ze twee euro op de toonbank legde. De bakkersvrouw gaf het zakje aan. Alles ging sneller dan verwacht.

‘Gestoord wijf,’ siste het meisje tegen me terwijl ze de winkel uitliep.

‘Wat mag het voor u zijn?’ Vroeg de bakkersvrouw.

Ik stamelde maar wat en rekende €14,65 af. Buiten had ik geen idee wat er in mijn tas zat. Ik dacht aan de linkerknie van het meisje en voelde hoe hij me aan het uitlachen was.

Balkontijd

14-05-2020

We delen de wereld en de situatie.

We delen de wereld en de situatie.

14-05-2020

Nu de wereld is gekrompen tot een hoekje van de stad waar ik woon, leer ik mijn buurt pas echt kennen. Ik woon in een appartement op de derde en tevens hoogste verdieping van een blok huizen dat in de jaren ’20 werd gebouwd. Het is zo’n woning waar iedereen weleens is geweest, met kleine kamers en een smalle keuken die uitkomt op een balkonnetje.

Vanaf daar zie je hoe vier blokken huizen een rechthoek vormen rond de tuinen van de bewoners op de begane. Groene vingers hebben mijn buren niet, of misschien groeit er gewoon niets op de koude donkere grond. In elk geval bestaan de tuinen uit kale betegelde vlaktes met een schuurtje in de hoek. Vorige week hoorde ik een begane grondbuurvrouw zeggen dat ze al twintig jaar iets aan de tuin wil doen, maar de schutting zo lelijk vindt. Van bovenaf gezien is de schutting een van de kleinere problemen, maar van bovenaf gezien zijn de dingen vaak een stuk duidelijker.

Nu het gros van mijn werk niet langer is toegestaan en de buitenwereld slechts met mate bezocht mag worden, zit ik veel op mijn balkon. Ik drink koffie, kweek sproeten op mijn gezicht, spreek de planten bemoedigend toe en hang de was op. Tot deze maand heb ik me niet afgevraagd wie in welk huis woont, welke buurkatten een vete uit te vechten hebben. Natuurlijk waren er wel een paar buren waarvan ik het bestaan kende. De schreeuwende Spanjaarden met de vrouw met het roze haar, het oudere F-side stel dat de Ajaxvlag laat wapperen met mooi weer. Maar nu leef ik als Pluk van de Petteflet weet ik precies wanneer het Indiase stel koffiedrinkt op de grond, hoe de opstandige peuters heten (Tiaco en Ayla), wanneer mijn overbuurvrouw een sigaretje rookt in haar badjas en welke jonge mensen luid discussiëren over investeren op de woningmarkt.

We delen de wereld en de situatie. Dat is een lezing die populair is. Dat het virus niemand zal overslaan, de saamhorigheid sterker is dan ooit en dat er helden onder ons zijn. Maar vanaf mijn balkon zie ik de wereld zoals hij al was. Een wereld van parallelle werkelijkheden. Voor sommigen is deze binnentuin een tussenstation, voor anderen het laatste. Er zijn bewoners die er al veertig jaar zitten, expats op doorreis en yuppen met grote dromen. Er zijn mensen die de hele buurt willen trakteren op hun muzieksmaak, er is zelfs een dj die op het dak klimt om daar een set te draaien, de stilte onder een vuur van housebeats bedelft. Hij ijsbeert als een alfamannetje, kijkt neer op de balkons en knikt dan met dodelijke ernst. De F-side familie slaat terug met gabbermuziek. De yuppen pakken hun geluidsdempende koptelefoons uit de lader.

Op het balkon tegenover mij steekt een man een stapel hout in brand. Hij kijkt naar de vlammen en gaat dan naar binnen. Ik waarschuw zijn onderburen die bij hem aankloppen. Even later roepen zij naar me dat het maar een barbecue is. Het is niet waar, maar zij kunnen het balkon niet zien. Ik ben hun gekke buurvrouw en het vuur dooft vanzelf uit. 

Er zijn geen regels voor de binnentuin, behalve dat de politie niet gebeld wordt. We ondergaan elkaars overlast, negeren elkaar waar mogelijk. We komen niet nader tot elkaar en zijn niet geschikt voor emo-tv waarin een doorgesnoven presentator op reportage komt.

Het is de wereld in een oogopslag. Vanuit deze binnentuin komt geen opstand en geen revolutie. We hopen er maar het beste van en soms gebeuren er kleine wonderen. De schutting van de begane grondbuurvrouw is gisteren grijs geverfd.

Bang

14-01-2015

Ik was er wel en ik zei niks.

Ik was er wel en ik zei niks.

/

14-01-2015

Het gebeurde bij een kruispunt midden in de stad. Ineens klonk er een harde knal over het verkeersplein. In een schok stond ik stil met mijn fiets. Verdwaasd keek ik om me heen. Mijn voorband was geklapt.

Gelukkig was ik op weg naar een rood stoplicht en stond ik dus ineens stil op een plek waar iedereen stil stond. Ik was geschrokken, nog nooit eerder had ik een klapband gehad, daarbij was ik zo diep in gedachten geweest dat het was alsof ik door een grijparm zo uit een speelmachine in de wereld was neergezet. Ik keek om me heen, naast me stond een jongen met een grote koptelefoon op zijn hoofd. Hij had niks gemerkt, keek vluchtig naar het verkeer en besloot toen door rood te fietsen.

Naast me stond een oudere vrouw in een beige regenjas.

‘Kind, wat laat je me schrikken,’ zei ze, terwijl ze liet zien hoe haar handen beefden.

‘Nou, inderdaad!’ Klonk het nu van achter me, waar een jonge vrouw met haar fiets stond.

Ik verplaatste me naar de stoep, en bekeek mijn voorband. Ik bedacht me welke fietsenmaker het dichtste in de buurt zou zijn. De oudere vrouw legde haar hand op mijn stuur en keek onrustig om zich heen. Ze leunde naar mij toe en zei:

‘Bent u ook zo bang?’

‘Bang? Ach, ik schrok wel een beetje, maar ik heb geluk dat ik toch net bij het stoplicht was.’

‘Nee, ik heb het niet over je fiets.’

‘Waar heeft u het dan over?’

‘Nou, toen ik die klap hoorde… Ik wist het gelijk: ze zijn hier.’

‘Wie bedoelt u?’

Ze keek schichtig om zich heen voordat ze weer sprak.

‘Nou, de terroristen natuurlijk.’

De jonge vrouw viel haar nu bij.

‘Het is slechts een kwestie van tijd eigenlijk.’

‘Ze zijn overal.’

Het meisje wees naar een paar mensen aan de overkant van de straat die op de tram aan het wachten waren. ‘Zie je dat?’
Ik volgde haar blik en zag mensen. Allerlei mensen uit deze stad. Mensen met verschillende buitenkanten, meningen, sofinummers en plannen. Mensen die met de tram wilden reizen.

‘Daarom neem ik geen openbaar vervoer meer,’ zei de jonge vrouw, ‘je weet nooit wie er naast je zit, of instapt.’

‘Precies. Ik bestel al mijn boodschappen op het internet,’ zei de oude vrouw.

‘Verstandig,’zei de jonge vrouw.

Ik probeerde te doen alsof ik er niet was. Maar ik was er wel en ik zei niks. Later zou ik mezelf haten om mijn zwijgen. Dat wist ik nu nog niet. Nu zweeg ik enkel terwijl ik naar mijn fiets keek. Ik had een fietsenmaker nodig.

‘Weet u misschien een fietsenmaker in de buurt?’

‘Ja, achter de markt zit er wel eentje. Maar ja,’ zei de vrouw, ‘dan moet je wel die buurt in…’

‘Wat is er met die buurt?’

‘Gewaden,’ zei de jonge vrouw, ‘ze dragen daar allemaal gewaden.’

‘En de kinderen spelen tot tien uur ‘s avonds buiten,’ vulde de oude vrouw aan.

‘Ik denk dat ik het risico maar neem,’ zei ik, ‘dankjewel’.

‘Zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb,’ zei de oude vrouw.

Terwijl ik naar de fietsenmaker wandelde passeerde ik een paar winkels. In de weerspiegeling van de etalageruiten zag ik waar ik het bangste voor was.

Barista

20-02-2014

Zij moest dan glimlachen.

Zij moest dan glimlachen.

/ / /

20-02-2014

Het was de vijfendertigste dag dat het meisje in de koffiebar werkte. Haar baan heette vroeger koffiemeisje en tegenwoordig barista. Ze kon met schokkende bewegingen melk in een kopje doen zodat er een vormpje zichtbaar werd. Ze kon met cacao wolkjes in vormpjes uitstrooien en met een razend tempo alle mogelijk opties opratelen. Skinny, soja, extra hot, iced, met shot, double, mocca, caramel, creamed en nog dertien andere dingen.

Ze was goed in haar werk en nog mooi ook. Een combinatie die de vaste klanten beloonden met een fooi bij elke koffiebestelling die ze deden. Dat was dan twintig cent per bestelling, of iets dergelijks, maar dat weerhield de klanten in kwestie er niet van hun kleingeld met de nodige nadruk in het bakje te gooien. Met een veelbetekenend lachje keken ze haar dan aan, in hun pakken, in hun overhemden met patroontjes, met hun puntige schoenen. Sommigen droegen excentrieke brillen. Dat waren de motivators, personal coaches, trainers en b2b marketeers. Deze figuren lieten hun kaartjes achter als de stront van een toerist in India. 

Het was haar niet verteld de eerste dag dat ze hier kwam werken, maar er was een ongeschreven deal die bij dit werk hoorde. In ruil voor de paar euro fooi die ze dagelijks uit het oranje potje kon vissen, mochten de klanten in kwestie tegen haar praten, kletsen, ouwehoeren, de grootst mogelijke onzin uitkramen.

Zo was ze al meerdere malen uitgenodigd voor een workshop van één van de brillen. Een workshop waar ze in haar kracht zou leren staan. Normaal gesproken zou deze middag een honderdvijftig euro hebben gekost, maar voor een weekje gratis Latte Macchiato’s zou ze mee mogen doen. De andere bril beloofde haar vijftig procent korting op de cursus personal branding. Maar dan moest ze wel koffie komen zetten op de cursusmiddag zelf. Deze categorie mensen was erg, maar omdat ze eigenlijk tamelijk ongelukkig uit hun ogen keken en er een vrij grote voorspelbaarheid uitging van hun gedrag (het begon bijvoorbeeld altijd met een: ‘Weet je wat jij zou moeten doen?’) was ze er langzaam aan gewend geraakt.

De lastigste fooismijtertjes waren de dikke baasjes die een of ander handeltje hadden opgezet en nu als trotse haantjes door de straten liepen. Er waren dan twee scenario’s denkbaar. De eerste mogelijkheid was dat ze luid bellend binnenkwamen. Dan riepen ze hun bestelling heel vlug terwijl ze bleven telefoneren. Het wisselgeld werd gedropt in het fooienpotje omdat dat makkelijker was dan het weer op te bergen.

De tweede groep kwam binnen, keek op en was verbaasd zodra zij opmerkten dat ze te maken hadden met een mooie en bekwame barista. Daarop besloten zij dan het wisselgeld in het bakje te smijten met een begeleidende opmerking. ‘Zo, moppie das voor jou.’ Of: ‘Heb je lekker geslapen schat?’ of: ‘Je ziet er moe uit, drukke nacht gehad?’

Zij moest dan glimlachen, een leuke opmerking terug maken, maar nooit onbeleefd te zijn. Dat waren de regels, zo waren haar dagen. Tot deze dag.

Ondanks het weigeren van alle cursussen en workshops voelde ze zich anders vandaag.


Ze voelde zich langer, mooier, slimmer, krachtiger. En ook bozer, maar daarvan was ze zich nog niet bewust toen ze om zeven uur ‘s morgens het rolluik omhoog deed.

Om half acht verschenen de eerste klanten.

‘Dag schoonheid, hoe gaat het met jou?’ Vroeg de eerste man terwijl hij driftig over zijn telefoon aaide. ‘Goed hoor,’ zei ze op de automatische piloot. En weg was hij. Het leek een dag als de andere te worden. Maar toch was er iets anders. Bij elke fooi werd ze een klein beetje kwader. Het was bij de negende klant dat de eerste barsten in haar dienstverlenende instelling zichtbaar werden.

‘Doe maar extra heet, daar weet jij wel raad mee’ had de man gezegd. ‘Jazeker,’ had ze geantwoord, ‘maar weet u daar ook raad mee? Of gaat u nu met uw obese lijf in de auto zitten op weg naar uw kantoortuin, uw systeemplafond, uw werktoren, uw collega’s, uw afdeling, uw mailboxen, uw besprekingen, uw lunchpauze- allemaal niet zo heet?’ Verward had hij haar aangekeken. Hoofdschuddend pakte hij zijn beker koffie en al mompelend verliet hij het pand.

Hierna was ze gekalmeerd, voor een klant of vijf, zes. Toen kwam Richard binnen. Richard deed alsof de koffietent van hem was, en omdat hij er al langer kwam dan dat zij er werkte, was er weinig tegen in te brengen geweest. ‘Dag moppie…’ begon hij zijn bestelling. ‘Rot op met je moppie, noem je eigen moppie maar moppie, noem je hond moppie, maar moppie mij niet,’ zei ze afgemeten. Verbaasd keek Richard op. ‘Met het verkeerde been uit bed gestapt?’

‘Ha! Met het verkeerde been! Ja, dat moet haast wel, als ik geen moppie genoemd wil worden door willekeurige mannen.’ 

‘Willekeurige mannen? Ik ben toch geen willekeurige man? Ik kom hier elke dag.’

 ‘Maar dat maakt mij nog niet je moppie. Wat denk je nou?’

Richard werd rood, hij keek haar kwaad aan. ‘Ik laat me niet zo behandelen in mijn eigen koffietent.’ ‘Nee,’ zei ze ‘IK laat me niet zo behandelen in mijn eigen koffietent.’

‘Ik geef je verdomme elke dag fooi’ zei Richard.

‘Weet je wat je kunt doen met die fooi?’ Ze pakte het bakje en smeet de inhoud in zijn gezicht. De muntjes rinkelden op de tegelvloer. Rustig zette ze het kommetje weer terug op de bar. 

‘Takkewijf, hier ga je spijt van krijgen’ siste Richard terwijl hij naar de deur liep.

‘Dat zou me ernstig verbazen’ schreeuwde ze hem achterna.

Toen de deur dichtviel draaide ze het bordje om. De tent was weer gesloten voor vandaag. Best leuk, dat in je eigen kracht staan.

 

 

 

 

Bedankt

25-03-2013

Wij wensen u veel succes in de toekomst.

Wij wensen u veel succes in de toekomst.

/

25-03-2013

Geachte mevrouw Bijl,

Veel dank voor uw reactie op onze vacature. Helaas is de keuze niet op u gevallen. Door het grote aantal reacties kunnen wij normaal gesproken niet nader toelichten waarom onze voorkeur naar een andere kandidaat is uitgegaan. Echter, in uw specifieke geval zal ik, (Marcel de Vries, P&O manager) een korte uiteenzetting geven van diverse redenen u niet uit te nodigen. Maar wees vooral niet bevreesd verder te lezen, want deze terugkoppeling bevat uiteraard ook de nodige complimenten.

Zo is het prijzenswaardig dat u voor creatieve studies hebt gekozen, en uw hart heeft gevolgd. Echter zoeken wij iemand met een gezonde honger naar geld, dat valt uit uw opleidingen bepaald niet op te maken. 

Ook de diverse vrijwilligersactiviteiten in zowel binnen –als buitenland geven een positief beeld van u als persoon. Wij zoeken echter geen persoon, wij zoeken een werknemer.

Daarnaast getuigen die vrijwilligersactiviteiten ook van een wat naïeve levensinstelling. Wij werken hier met realisten.

Hoewel het steeds vaker voorkomt dat ouders hun kinderen een originele naam meegeven, zien wij toch liever namen die vertrouwen uitstralen. Waarmee niet wordt gezegd dat u onbetrouwbaar bent, maar het gaat hier niet om ons, het gaat hier om de klant.

Soortgelijke opmerking kan worden gemaakt over uw haarkleur- wij kiezen voor een bepaalde uitstraling naar de klant. (maar mocht u interesse hebben eens een vorkje te prikken: 06- 26935472)

Het is fijn dat u een enthousiaste indruk maakt in uw schrijven, het doet ons echter vrezen dat deze baan te weinig uitdagend zal zijn. Want laten we wel wezen- corporate data business handler creative executive designer engineer consultant assistant zijn, is een weinig prikkelende functie voor een bohémienne als u. 

Wij wensen u veel succes in de toekomst,

Marcel de Vries,

P&O manager

Wankers inc. Faking sustainable creativity for rich white people and hipsters who want to kill themselves.

Beschaving

27-08-2015

De stilte was zelfs voor de kazen pijnlijk.

De stilte was zelfs voor de kazen pijnlijk.

/ /

27-08-2015

‘Mag het een onsje meer zijn?’ vroeg het meisje in de kaaswinkel geroutineerd. Ze deed dit werk zo’n zes jaar en de verveling was in haar hele lichaam gekropen. Haar blauwe ogen waren grauwe vlakken zonder diepte, haar neus en mond waren zo onbeduidend dat het een wonder mocht heten dat ze zichtbaar waren. Ze had vlasblond haar dat in een laag staartje verdrietig over de rug haar witte jasje hing. 

Haar kleine handen verrieden routine, ook met gesloten ogen kon ze vliegensvlug het kaaspapier omvouwen, dichthouden en vastzetten met een elastiekje. Het waren efficiënte, mechanische gebaren maar ze waren ook liefdeloos. Het hinderde niet, welke klant kwam nou voor een liefdevol ingepakt pondje boerenkaas?

Verveling was wat ze de eerste jaren van haar baan al had gevoeld, maar na verloop van tijd was het gevoel van verveling haar ook  gaan vervelen en werd het langzaam een soort sluimerstand waarin ze leefde. Ze kwam naar haar werk, trok haar jasje aan, en begon met het snijden van kazen, het aanvullen van de schappen met toastjes en jam, het tellen van de kassa.

Klanten waren altijd tevreden over het werk van het meisje.

Ze zagen haar verveelde handen aan voor vakkundig, haar korte antwoorden als zakelijk. 

Beau Moreaux was vandaag voor het eerst in de winkel. Zodra hij zich bewust was geworden van zichzelf, op zeer jonge leeftijd, had hij zijn naam met trots gedragen. Zijn naam had hem gemaakt tot wie hij was, zijn naam was als een duur maatpak en daar had hij altijd naar geleefd. Waar zijn leeftijdsgenoten druk waren met het bouwen van grote zandkastelen, liep hij liever rondjes om de zandbak heen, handen in zijn zakken, peinzend over de zin van het leven. Toen zijn leeftijdsgenootjes stiekem sigaretten rookten in de portieken van dichtgetimmerde belwinkels in de stad, las hij boeken over etiquette, klassieke muziek, middeleeuwse architectuur en schilderkunst vanaf 1650. ‘s Avonds converseerde hij geanimeerd met zijn ouders en hun vrienden. Allemaal mensen die minimaal dertig jaar ouder waren dan hijzelf, maar over zulk soort dingen zou hij nooit nadenken. Dat soort dingen waren namelijk gewoon gegeven en wat zou men daar dan over lopen dubben?

Dat hij vandaag bij deze kaaswinkel in een armoedige buitenwijk van de stad was beland, had te maken met de nieuwe burgerplicht die hij zichzelf had opgelegd. Hij ging vrijwilligerswerk doen, en aangezien hij liever met ouderen omging dan mensen van zijn eigen leeftijd, dat was halverwege de dertig, was de keuze gevallen op een project met de naam ‘lunch met een oudere’. Wekelijks zou hij gaan lunchen met een oudere heer, straks zou de eerste keer zijn. Het was een project zonder einde, dat wil zeggen: er was geen vast aantal lunches dat genuttigd zou moeten worden. Bij een fijne band tussen vrijwilliger en de eenzame oudere werd het einde meestal ingeluid door het overlijden van de laatstgenoemde, had de projectleider aan de telefoon gezegd.

Beau Moreaux had besloten zijn eenzame oudere eens goed in de watten te leggen, maar waakte ervoor protserig over te komen. Hij had de beste ham van de stad gekocht, een vers brood, een fles verse jus, een zak met kersen, roomboter en een mooi stuk kaas. Die kaas was hij helaas vergeten in de voorraadkast van zijn woning. Het was kaas uit een kleine kaaswinkel bij hem om de hoek geweest. Een dure, maar degelijke winkel waar hij met alle egards werd behandeld. De vraag of het een onsje meer mocht zijn, was hem niet eerder gesteld.

‘Nou,’ reageerde hij kalm, ‘op een stuk kaas van circa 200 gram, lijkt mij een ons niet zo gering als u nu doet voorkomen.’

‘Wat zegt u?’ zei het meisje op een toon waaruit bleek dat ze niks had verstaan of begrepen van zijn zin en misschien wel beide. 

‘De vraag die u mij zojuist stelde, was of ik akkoord zou gaan met haast een verdubbeling van mijn bestelling, ik vind dat op zijn zachts gezegd opmerkelijk.’

Het meisje hield haar lippen stijf op elkaar en keek hem recht aan.

De stilte was zelfs voor de kazen in de winkel pijnlijk.

Toen zei ze: ‘Dus het is een beetje teveel voor meneer?’

Haastig zei Beau Moreaux: ‘Ach, een onsje meer of minder. Ik had het meer over het principe.’ Assertiviteit was nooit zijn sterkste kant geweest.

‘Dat wordt dan vier vijfentwintig,’ zei ze terwijl haar handen de kaas in folie wikkelden, papier vouwden en een elastiekje pakten.

‘Heeft u terug van twintig?’

‘Dat zal wel.’

‘Pardon?’

‘Ik zal toch wel terug hebben van twintig, zeg ik.’

Ze negeerde zijn uitgestoken hand en kwakte het wisselgeld op de toonbank. Tasje, vroeg ze toen zonder vraagteken. ‘Nee, dankuwel’ zei Beau Moreaux terwijl hij druk bezig was alles op de juiste plek weer op te bergen. Papiergeld in het juiste vakje, muntgeld in het andere vakje, de portefeuille in zijn linker binnenzak, de kaas in de kleine donkergroen geruite boodschappentas die hij naast zich had staan. Een ouderwetse degelijke boodschappentas, ‘zoals ze nu niet meer gemaakt worden’, dacht hij altijd wanneer hij het ding meenam. 

Hij probeerde het stuk kaas zo precies mogelijk in de tas te passen, het was als een puzzel, maar na een paar kleine wisselingen paste alles perfect.

Het meisje van de kaaswinkel hield haar verveelde ogen strak op hem gericht. ‘Zo,’ zei Beau Moreaux, tegen beter weten in op zoek naar een beetje klantvriendelijkheid, het wensen van een fijne dag, zoiets.

‘Wacht u ergens op?’ vroeg het meisje toen.

‘Nee,’ loog hij snel. ‘En u? wacht u ergens op?’

‘Nee’ loog ze terug.

Bewustzijn

17-05-2016

Samen trekken ze elkaar onder.

Samen trekken ze elkaar onder.

/

17-05-2016

‘Mag ik je even wijzen op onze crowdfundingcampagne?’ Het meisje wacht niet op mijn antwoord. Waarschijnlijk had ze al gezien dat ik niet echt aan het werk ben hier. Dat ik zo iemand ben met een laptop in een café, zo iemand met een opdracht hier en een opdracht daar en heel veel niks ertussen. In dat gedeelte met niks drink ik, of beter, drinkt mijn soort koffie uit hoge glazen. Soja lattes, macchiatos, seasons specials… alles in een onvoorstelbaar traag tempo. Daar wordt het drankje niet beter van, maar zo kun je wel lang blijven zitten zonder de rekening uit de hand te laten lopen.

Ze draagt een gebleekte spijkerbroek met een hoge taille. Eronder spierwitte gympen en erboven een kort wijd shirtje met een ananas erop. Ze draagt haar lange bruine haren los, maar heeft een paar lokken bovenop haar hoofd samengebonden in een nestje. Haar lippen zijn knalrood gestift en ze heeft een zwart lijntje bij haar ogen getekend. Ze is, kort gezegd, een lekker wijf.

‘Crowdfunding?’ vraag ik terwijl ik nog snel een worddocument open, om een werkende indruk te maken. Ze komt naast me zitten.

‘Het is een campagne voor onbewustzijn,’

‘Onbewustzijn? Zoals een coma?’ vraag ik.

‘Nee dat is bewusteloos zijn,’ zegt ze, ‘wij strijden juist voor onbewustzijn.’

‘Maar wie zijn wij dan precies?’ vraag ik, terwijl ik me veel te klein en te slecht gekleed voel voor dit gesprek.

‘We heten TUC, dat staat voor The Unconscious Circle, een groep avant garde vrijheidsdenkers, zeg maar.’

Ik kan niet geloven dat ze ‘avant garde’ en de uitdrukking ‘zeg maar’ in één zin heeft weten te gebruiken, maar ik zeg er niks van omdat het vast zou tonen hoe weinig avant garde ik ben.

‘En wat is nou precies wat jullie willen?’ vraag ik daarom maar.

‘Het is een campagne om ervoor te zorgen dat de mensen zich minder bewust zijn van alles.’

‘Van alles?’

‘Nouja, misschien niet alles, maar in elk geval veel. Ja, dat is wel hoe TUC de toekomst ziet. Dus wil je ons steunen?’ Ze geeft me een foldertje aan. ‘Lees dit anders even, ik loop de hele dag al hetzelfde te zeggen weetjewel.’

Ik neem het foldertje aan en lees de introtekst.

‘Ook zo bewust van uw eigen gedachten, daden, dromen, angsten en verlangens? Recent onderzoek wijst uit dat 8 op de 10 mensen lijdt onder bewustzijnsobesitas, ook wel B.O. Een leven met B.O. kenmerkt zich door gepieker, gewik en geweeg, lange gesprekken over het eigen leven en de maatschappij. B.O.-ers lijden nooit alleen, maar weten zich te omringen met gelijkgestemden. Samen trekken ze elkaar onder en breiden ze hun territorium uit. Hun problemen moeten worden aangekaart en gedeeld, campagnes worden gevoerd voor allerhande zaken…. Dit alles in het kader van vergroting van het bewustzijn van iedereen. B.O. is een volksziekte die snel om zich heengrijpt en grote gevolgen kan hebben. Steun daarom onze actie, want: ignorance is bliss!’

‘Ik begrijp toch niet helemaal…’ probeer ik in te brengen.

‘Dat is omdat je teveel nadenkt, sterker nog: ik durf te wedden dat jij het ook hebt…’

‘Dat ik wat heb?’

‘Een te groot bewustzijn, bewustzijnsobesitas.’

‘Denk je niet dat ik dat wel in de gaten zou hebben als ik daar last van zou hebben?’ vraag ik nijdig, wat ik gênant vind, want ik wil me niet op de kast laten jagen, door niemand niet. En al helemaal niet in deze koffietent die ik als mijn woonkamer beschouw, dan kan ik me hier niet meer vertonen.

‘Waarom vind je het vervelend dat ik dat zeg?’’

‘Omdat het onzin is wat je zegt,’ antwoord ik.

‘Ben je daarom ook niet van streek nu?’ vraagt ze pesterig.

‘Nee, ik ben niet van streek nu. Ik ben aan het werk, laat me met rust.’

‘Doe je werk dat je leuk vindt?’

‘Wat is dat nou weer voor vraag?’

‘Heb je daar nooit over nagedacht dan?’’

‘Ja, natuurlijk heb ik daar wel over nagedacht.’ Continue zelfs, denk ik erachteraan.

‘En?’

‘En, en, ik heb besloten iets te doen wat ik leuk vind. Dus.’ Ik voel me een beetje wiebelig maar probeer haar vol zelfvertrouwen aan te kijken. Ik zie hoe ze zich inhoudt me niet in mijn gezicht uit te lachen.

‘Okee,’ zegt ze dan, ‘jij hebt het dus niet nodig, onze training?’

‘Nee, heb ik niet. Ik ben namelijk prima tevreden zoals het is.’

‘Heel goed,’ zegt ze.

‘Ja,’ zeg ik, ‘heel.’

Dan loopt ze de koffiebar uit met haar wolkenloze hoofd en keer ik weer terug naar mijn beeldscherm waar een leeg document me aankijkt.

‘Bemoei je er niet mee,’ zeg ik hardop tegen mijn scherm.

‘Sorry?’ een jongen naast me tilt zijn koptelefoon aan een kant op.

‘Niks,’ zeg ik, ‘soms zeg ik zomaar wat.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bezinning

11-09-2015

Zolang ze maar naar hem luisteren.

Zolang ze maar naar hem luisteren.

/ /

11-09-2015

‘De opdracht is eenvoudig,’ zegt de vrouw. ‘Blijf liggen en luister naar je ademhaling.’ De bekende columnist kijkt een beetje gegeneerd om zich heen. Hoe komt het ook alweer dat hij hierin terecht gekomen is? Hij denkt aan Tanja, zijn minnares. Zij heeft het aanbevolen. Als zijn vrouw hem hier zo zou zien liggen, zou ze haar ogen niet geloven.

‘Zie het als een experiment,’ had Tanja gezegd. ‘Het is een hele mooie manier om contact te maken met je kern. Door middel van je eigen concentratie, verder niks.’ Als hij dit verhaal in de kroeg had gehoord, dan had hij er zeker geen geduld voor gehad. Maar het was niet in de kroeg geweest, het was in het kleine appartementje van Tanja geweest, midden in het centrum van de stad. Echt zo’n romantisch artistiek hol, in de ogen van Hanro. Een knus appartement met overal schilderijen en Perzische tapijten op de houten vloer. En dan met Tanja als een soort danseres in de ruimte. Een danseres op blote voeten, haar lange haren los over haar schouders, haar ranke lijf in lange kleurrijke jurken.

Hij voelde zich anders bij haar, alsof ze een ander stukje Hanro wakker wist te maken. Een stukje persoonlijkheid waarvan hij later in de auto op weg naar huis, het meeste alweer kwijt was. Soms vroeg hij zich af welke Hanro er nu de echte was. Als hij verlangde naar Tanja, verlangde hij vooral naar de man die hij was bij haar. Het was eigenlijk een affaire met hemzelf, zo hield hij zich voor. En dat is zoiets als masturberen, ongepast om over te praten maar heel normaal. Zo liep hij zonder zwaar gemoed door het leven.

Dat hij in deze situatie terecht gekomen was, had dan ook vooral te maken met een moment van onoplettendheid.

‘Ben je er klaar voor?’ Hanro knikt. ‘Moet je jezelf nou zin liggen,’ hoort hij zichzelf denken, ‘een oude vent met een dikke buik. In je witte kleren voor de zuiverste energie. Wat een larie.’

‘Als je merkt dat je gedachten op hol slaan, ga je gewoon rustig weer terug naar je ademhaling. Het is niet erg, je hoeft er niks van te vinden, verplaats je aandacht naar je ademhaling.’ De vrouw staat aan zijn voeteneind en dekt hem toe met een deken. ‘Adem in, en uit, in en uit.’

Hanro ligt onder het deken en hoort zacht gereutel in zijn longen. Ach, dat roken. Daarover klagen zijn beide vrouwen. Hij weet dat hij zou moeten stoppen. Maar er moet zoveel en dingen die moeten, die doet hij liever niet. In de verte hoort hij de stem van de vrouw.

‘Ga nu stap voor stap naar binnen en voel wat je daar aantreft. Zie je een kleur, voel je een trilling, een emotie? Laat het er maar zijn. Alles is goed.’

‘Honger,’ denkt Hanro, ‘ik heb honger.’ Hij maakt plannen voor de lunch. Misschien kan hij een eggs benedict eten bij La Parisienne, niet ver van hier.

Onderweg even een krantje halen. Ze willen zijn mening op de radio over die dode collega. Het is nogal in de mode om op te roepen tot verstandigheid, terughoudendheid, bespreekbaarheid van depressie en dat soort dingen. Hanro heeft er geen zin in. Eigenlijk interesseert het hem allemaal geen bal wat andere mensen doen, zolang ze maar naar hem luisteren, hem uitnodigen, zijn stukjes lezen. Maar dat zal hij niet zeggen. Misschien kan hij iets voorlezen uit het werk van de dode. Het is geen lijkenpikkerij als de postume verkoop omhoogschiet. Het is een geschenk aan de familie. Nu is het wachten op wie zich als publieke weduwe gaat melden. Rouwprostitutie, noemt Hanro dat.

‘Kom langzaam weer terug naar buiten. Voel je lichaam, voel hoe het op de tafel ligt, voel het deken over je heen. En wanneer je er klaar voor bent, mag je je ogen openen.’

Hanro opent zijn ogen. De vrouw staat voor hem met een kop thee die naar hooi ruikt.

‘Alsjeblieft,’ zegt ze met een serene glimlach op haar gezicht.

‘Ik ben niet zo’n theedrinker,’ gromt Hanro.

‘Let er wel op dat je vandaag voldoende hydrateert’ zegt ze terwijl ze het kopje weer aanneemt. ‘Ik laat je even alleen, zodat je je kunt omkleden.’

Hanro is niet oud, maar hij beweegt zich weinig soepel. Dat heeft weer te maken met dingen die zouden moeten.

Eenmaal buiten krijgt hij een sms van Tanja. ‘Hoe was het?’

‘Ik ben een nieuw mens’ schrijft hij terug. ‘Zie je zo bij La Parisienne?’

Monter loopt hij door de stad. Hij rammelt van de honger.

Bezoek

24-01-2013

Hij deed haar jas uit en hield de zijne aan.

Hij deed haar jas uit en hield de zijne aan.

/ /

24-01-2013

 ‘Zo, wat dacht je: ik ga dat oude mens ook weer eens bezoeken?’

 Het begon niet goed. Berend nam een slok van zijn koffie en keek om zich heen. Zijn jeugd, gedestilleerd tot deze uitdragerij waar zijn moeder haar laatste dagen sleet. Hij had wel eens ergere tehuizen gezien. Ze had haar eigen kamer en van pyjamadag hadden zie hier nog niet gehoord. Hij nam een mergpijpje. Smerig woord eigenlijk, mergpijpje.

‘Ik had wel allang dood kunnen zijn, hoor.’ Vervolgde ze.

‘Toen je vorige week belde heb ik het nog overwogen: gewoon er tussenuit knijpen vandaag. Kijken hoe druk je het dan nog hebt.’

‘Toe, moeder u weet dat ik mijn best doe, maar de zaak en de kinderen-’ Berend probeerde er tussen te komen- maar zijn moeder luisterde niet.

‘Een ondankbaar rotjong, dat is wat ik heb geworpen. En een pijn jongen, een pijn. Toen spoten ze de vrouwen nog niet plat hoor, zoals die meisjes van nu. Nee, hoor. En niks geen kraamhulp, gewoon hup het land weer op.’

‘Moeder, U woonde niet eens op een boerderij!’

‘Bij wijze van spreken dan.’

 De koffie was niet te drinken, ze had oploskofiie door een filter gegooid. Berend hield de moed erin, hoe vaak kwam hij hier nou helemaal? Hij sloeg zijn handen op zijn knieën om te laten zien dat het goed met hem ging. Dat hij jong en actief was, zoiets.

 ‘Zullen we maar even een wandelingetje maken, het is een prachtige dag.’

‘Als jij het zegt jongen, ik heb geen verstand van prachtige dagen.’ Zei zijn moeder.

 Berend zweeg en trok zijn jas aan, zijn moeder liet zich bij wijze van uitzondering in de hare helpen.

 Hij had gelijk gehad, het was een prachtige dag. Het plantsoentje voor het tehuis was keurig verzorgd en het pad was bezaaid met houtsnippers waarover kromgetrokken kleine mensjes begeleid werden door familieleden of verplegend personeel. Berend en zijn moeder gingen zitten op een bankje. Ze was nog steeds mooi, zijn moeder. Haar blauwe ogen leken wateriger te zijn geworden de laatste jaren, haar gezicht was de oude versie van wat hij zich kon herinneren. Een streng gezicht, met een scherpe neus maar ook elegant. Ze ontspande zich.

‘Hoe is het met Barbara en de kinderen?’

‘Bar is vorige week bij Frènk ingetrokken, Sophie heeft een kamer in Groningen gevonden. Matthijs woont om de week bij mij en zijn moeder. ’

 Tot zover de geografische aanduidingen. Nu maar hopen dat zijn moeder seniel genoeg was niet door te vragen. Dan kon hij voor zich houden hoe zijn ex-vrouw de hond had ontvoerd ‘omdat hij toch altijd op de zaak was’, hoe zijn dochter hem had aangekeken toen ze het nieuwe appartement zag en hoe zijn zoon na een hockeyfeestje opgehaald kon worden van de eerste hulp. Het ging goed met zijn ex. Zijn afwezigheid maakte dat ze weer de slanke actieve vrouw was waar hij ooit voor was gevallen. Nu woonde ze in een huis met een man die Frènk heette. Frenk met een e en een streepje. Wat een aanstellerij, dat streepje.

 Ze zwegen. Een dame met een rollator liep voorbij.

‘Dat is zo’n rotwijf, zei zijn moeder. ’

‘Pardon? ‘

‘Dat mens daar, een rotwijf. ’

 Berend vroeg niet verder. Hij keek opzij en zag zijn moeder met haar gebit spelen. Het paste niet goed, maar ze verdomde het mee te werken om het ding passend te maken. Ze stonden op, gingen terug naar haar kamer. Hij deed haar jas uit en hield de zijne aan.

‘Zo, nou ik ga maar weer, tot snel moeder.’ Hij gaf haar een kus op de wang. Het voelde zacht, haar wangen waren bedekt met witte dons. 

‘Als je maar weet dat ik de tijd nog veel meer aan het uitzitten ben dan jij, jongen. Ik zie je wel kijken hoor. Nou maak je geen zorgen, alles is voor jou. Dat wilde je vader- God hebbe zijn ziel- zo. Je krijgt alles.’

Ze was gaan zitten in de stoel waar ze vroeger handwerkjes in maakte. Het maakte haar nog kleiner. Een klein boos mensje in een mosgroene stoel.

‘En doe je Barbara en de kinderen de groeten als je thuis bent? ’

 Berend liep de deur uit, de gang door. De geur was scherp, een mengeling van oude meubels, nivea-creme en urine.

 Hij liep het parkeerterrein op, was ineens ontzettend moe. Het mocht niet van de dokter, maar hij stak een sigaret op terwijl hij op de motorkap leunde. Hij had liever in de auto gerookt, maar dat was niet de afspraak. Ze deelden de auto. En de afspraak, daar was Barbara nogal van, de laatste tijd. Behalve dan die van eeuwige trouw, godverdomme. De afspraak. 

Er trok iets aan zijn mouw. Berend keek opzij. Een klein vrouwtje keek hem met grote ogen aan. Ze leek wel honderd en had geen schoenen aan haar voeten. Ze was vast van de gesloten afdeling ontsnapt. Dat was ook niet de afspraak.

‘Meneer’ zei ze. ‘Kunt u me naar mijn moeder brengen? Ik ben haar kwijt, maar misschien ook niet. Ik vergeet nogal veel. Meneer, kunt u me naar mijn moeder brengen?’

 Hij gooide zijn sigaret op de grond en maakte hem uit met zijn schoen.

‘Geen probleem, mevrouw’ zei hij. Hij opende het portier van de auto, hielp haar op de bijrijdersstoel en deed haar veiligheidsgordel om. Toen hij naast haar zat stak hij een sigaret op. Langzaam reed hij van het parkeerterrein af, weg van dit alles.

 

Bijenkoningin

18-03-2013

‘Op het strand van Club Med?’

‘Op het strand van Club Med?’

/ / /

18-03-2013

De meisjes zaten samen op een bank in de Starbucks, een bank die comfort uitstraalde, maar klote zat, wat wel passend was bij de koffie die eenzelfde soort teleurstelling met zich meedroeg.

Het leek ze niet te deren, ze hadden hun ijskoffie’s, die vast skinny soja mokka carameloccino’s heetten, ze hadden hun mobieltjes, hun grote leren handtassen, hun strakke jeans. Ze droegen hun lange gladde haren, lange dunne benen en mooie gelijkmatige gezichten zonder rimpels of oneffenheden met een vanzelfsprekendheid die intimiderend was.

Ze waren de dochters van ouders die hun eerste kind na hun eerste promotie hadden gekregen. Ouders die hun kinderen sushi leerden eten op hun derde. Ouders die hun dochters alles gaven wat ze nodig hadden. Wat hun dochters zeiden nodig te hebben. Uggs bijvoorbeeld. Een Ipad mini. Een zangcoach.

‘Had je het gehoord van Benthe?’ Vroeg het linkermeisje terwijl ze aan haar rietje lurkte.

‘Wat?’

‘Nou, ze is toch op Gran Canaria?’

‘Ja, dat gaat zij toch supervaak heen?’

‘Ja, maar moet je horen-‘

‘Echt zo’n saai kuteiland, ik zei tegen mijn vader dat als hij me nog eens meeneemt naar zoiets, dat ik dan wel gewoon alleen thuis blijf.’ 

‘Alleen thuis blijven? Tss, dat mag je echt niet. Dan moet je gewoon bij je moeder slapen.’

‘Nou en, het maakt niet uit want ik ga toch wel mee op vakantie dit jaar. Door mij gaan we nu naar Miami.’

‘Cool- daar was ik vorig jaar. Maar moet je nou horen- Benthe is dus op Gran Canaria- appt ze me vanmorgen ineens deze foto.’

‘Gatver! Wat is dat?’

‘Ja, weet ik veel- ze zegt dat ze gewoon lag te zonnen en dat er ineens een lading negers aanspoelde. ’

‘Op het strand van Club Med?’

‘Ja, bizar hè. Ik geloof wel dat ze snel zijn weggehaald hoor, door die jongens van de ligbedjes ofzo.’

‘Jezus, is je dag ook meteen naar de klote.’

‘Ze doet er anders echt supercool over- ze heeft haar flesje water aan zo iemand gegeven. Kijk maar naar haar profielfoto, staan ze samen op.’

Ze bekeken de foto nauwkeurig en constateerden dat Benthe al best bruin geworden was. Ze lurkten verder aan hun rietjes.

‘Mijn batterij is bijna op, laten we nog snel even een foto nemen.’

Zwoel keken ze in de camera.

‘Hmm, Vincent appt net dat er een flashmob is op het plein- zullen we even gaan kijken?’

‘Harlem shake zeker?’

‘Ik denk het.’

‘Sorry hoor, maar dat vind ik echt supersaai. Laten we naar mijn huis gaan, kunnen we nog wat outfits fotograferen voor mijn blog.’

Ze stonden op en lieten hun bekers die nog halfvol waren, op de tafel staan.

Blind date

28-03-2014

Ik hou wel van vrouwen met humor.

Ik hou wel van vrouwen met humor.

/ / /

28-03-2014

Mooi opgemaakt zat Saskia in het café waar haar blind date zo zou komen. Het was een café waar ze heel vaak langs liep, maar nooit naar binnen zou gaan. Ze zou in elk geval geen bekenden tegenkomen. 

Ze was iets te vroeg en speelde daarom een spelletje op haar telefoon. 

‘Saskia?’

Ze keek op. Voor haar stond een kleine kale man met een donkerroze huid. Hij droeg een grote zwarte leren jas die zijn afhangende schouders accentueerde. Zijn bolle buik zat strak in zijn zwarte overhemd en de boel werd met moeite bijeen gehouden door de riem in zijn spijkerbroek.

Hoe hadden haar vrienden dit nu kunnen bedenken? Dit was toch niet haar marktwaarde? Of was het een grap? Dan wel een hele wrede, ook voor hem was het lullig.

 

‘Ik ben Johan’ begon de man.

 

Ze gaf hem een bemoedigend knikje.

 

Johan keek haar schaapachtig aan en zei toen: ‘Kom je hier wel vaker?’

 

‘Ja, ik heb hier wekelijks een blind date.’

 

‘Wekelijks?’

 

‘Ik maakte een grapje.’

 

‘Nou, dat is mooi, want ik hou wel van vrouwen met humor.’

 

‘Humor om om te lachen? Hou je daar wel van?’ Ze moest oppassen niet te sarcastisch te klinken.

 

‘Ja precies, ik zeg altijd maar zo: een dag niet gelachen is een dag niet geleefd.’

 

Ze wist het zeker, dit moest wel een grap zijn.

 

‘Wil je wat drinken?’

 

‘Doe mij maar een chocomel.’

 

Ze stond op en liep naar de bar. Daar pakte ze haar mobiel en smste ze haar vrienden die deze date hadden georganiseerd. ‘Grapje zeker?’

Al snel kwam er een antwoord. ‘Hij is de peetvader van onze kinderen, geef het nou een kans.’ Saskia bestelde de drankjes, weer kreeg ze een sms. ‘En daarbij, zoveel tijd heb je ook weer niet he?’ Ze smste terug. ‘De hele avond hoor.’ Weer piepte haar telefoon. ‘We bedoelen qua leeftijd. Je bent toch ook al 32, er is geen tijd meer om kritisch te zijn op uiterlijk.’ Met een klap zette de barman het glas wijn en de chocomel van Johan neer. In het glas van Johan zette hij een roze rietje. ‘Dat wordt dan 5,50, of zal ik even een bonnetje maken?’

 

‘Nee, alsjeblieft niet.’ Ze legde een tientje op de bar en liep terug naar het tafeltje.

 

Daar zat Johan  languit op zijn stoel terwijl hij zijn handen op zijn buik liet rusten.

 

‘Zo. Jij hebt ook niet achteraan gestaan toen de achterwerken werden uitgedeeld.’

 

‘Pardon?’

 

‘Grapje Mariska, humor is gewoon heel belangrijk voor me.’

 

‘Ik heet Saskia. Of was dat ook een grapje?’ Ze nam een grote slok wijn. 
  

 

‘Zo, drink je altijd in dat tempo?’

 

‘Nee.’

 

Johan trommelde met zijn linkerhand op de tafel. Met zijn rechterhand hield hij het glas vast. Hij dronk met veel geluid uit het rietje.

 

‘Drink je altijd chocomel?’

 

‘Meestal wel ja. Ik drink in elk geval nooit koffie of wijn. Heel soms een biertje. Met een borrel met collega’s ofzo. Ja, dan weleens een biertje. Meestal drink ik chocomel. Lekker in de zomer en in de winter. Warm en koud. Echt een heel goed drankje. Maar genoeg smalltalk, hoe kan zo’n mooie meid nou geen vent hebben?’

 

‘Ik ben de ware gewoon nog niet tegen gekomen, denk ik.’

 

‘Moet je nu niet het omgekeerde aan mij vragen?’

 

‘Het omgekeerde?’

 

‘Ja, hoe een man als ik nu nog vrijgezel kan zijn.’

 

‘Hoe kan een man als jij nog vrijgezel zijn?’

 

‘Ik ben te goed voor vrouwen. Ze worden altijd compleet afhankelijk van me. Ze koken voor me, doen mijn was, houden de tuin bij, en in bed… naja, alles doen ze. Ze klampen zich aan me vast, zijn bang dat ik ze verlaat. Je begrijpt: ik lig echt heel erg goed bij de vrouwtjes. Ik kan het ze niet kwalijk nemen, maar uiteindelijk heb ik toch ook mijn vrijheid nodig.’

 

Saskia knikte. Haar glas was bijna leeg.

 

Met een luide slurp dronk Johan zijn glas leeg. De belletjes chocomel die nog op de bodem van het glas lagen maakte hij kapot met met rietje. Hij legde drie losse euro’s op tafel.

 

‘Ik stap maar eens op.’

 

‘Ga je weg?’ Vroeg Saskia verbaasd. Was het niet aan haar geweest om snel op te stappen?

 

‘Ach Sas, je bent een lieve meid, maar ik voel gewoon geen klik. Ik zoek toch een vrouw die iets sensueler is. Je hebt ongetwijfeld andere kwaliteiten, zoals humor en andere dingen. Maar weetje, humor van een externe partij heb ik niet echt nodig in een relatie, ik ben zelf al grappig genoeg.’

Blini

13-10-2013

Het drankgebruik was wat aan de ruime kant.

Het drankgebruik was wat aan de ruime kant.

/ / /

13-10-2013

Het was een regenachtige zondagochtend waarop de twee kinderen besloten het niet langer te accepteren. Jonas, negen jaar oud, sprak zijn zusje Jula, zeven en een half, ernstig toe. ‘Elke dag van ons leven hebben ze gecontroleerd, hebben ze ons als kinderen behandeld, hebben ze gedaan alsof wij er niks mee te maken hadden. Hebben ze gedaan alsof wij bepaalde dingen niet zouden begrijpen en hebben ze alles gegeven om ons ook in het keurslijf dat de maatschappij heet, te duwen. Maar wij doen er niet meer aan mee, hoor je me Jule?’

 

Jule wreef wat slaperig in haar ogen en keek haar broer daarna ernstig aan. ‘Mag mijn haar dan ook kortgeknipt?’ Jule had goudblond haar tot halverwege haar rug. Ze droeg het in twee lange vlechten, die alleen gemaakt konden worden na lange sessies haren kammen, die vaak in gehuil eindigden. 

 

‘Ja,’ sprak haar broer, ‘natuurlijk mag je haar dan ook kort.’ Jule grijnste bij het vooruitzicht. ‘Dan doe ik mee.’

 

Hun ouders lagen nog in bed, de zondagochtend mochten de kinderen zelf naar beneden de televisie aanzetten en kijken wat ze wilden. Zondagmiddag waren er meestal borrels in de buurt. De wijk was bewoond door allerlei ouders zoals die van Jonas en Jule. Die namen hun kinderen ook mee, en die speelden met Jonas en Jule. De borrels liepen nogal eens uit en daarom waren alle kinderen uit de wijk op maandagochtend moe in de klas. Maar daar waren de volwassenen niet mee bezig. Zij gooiden zo nu en dan een fles cola of slakom vol frietjes de kinderkamer in, waar de kinderen dan films keken of spelletjes speelden op hun playstations, wii’s, ipads, nintendo’s of telefoons. Soms stuurden de kinderen iemand naar beneden voor ijs, koek of meer batterijen.

‘Wat spelen ze toch leuk met elkaar,’ verzuchtten de moeders met de vierde bel rosé in hun handen. ‘Veel makkelijker dan thuis’ beaamden de anderen. Sinds de vader van Benthe en Yaël een wijnkelder had laten aanleggen was het drankgebruik van de ouders wat aan de ruime kant te noemen. De eerste keer dat de kinderen in de gaten hadden dat er vreemde dingen gebeurden, was een paar maanden geleden. De moeder van Caesar legde haar mobiele telefoon in de keukenla van de vader van Elodie-May. ‘Kan ik hem later weer komen ophalen’ had ze erbij gefluisterd in het oor van de vader van Elodie-May. Hij had een tevreden knorgeluidje gemaakt. Dit schouwspel werd allemaal gade geslagen door Jonas die toevallig achter het kookeiland op de grond lag, op zoek naar de vierde controller van de wii.

Eenmaal terug bij de andere kinderen (de controller lag  uitiendelijk tussen de kussens van de bank) deed hij uitgebreid verslag. Elodie-May ging hartverscheurend huilen en plaatste een aantal emotionele tweets en zelfportretten online. Caesar bleef naar zijn schietspel kijken terwijl hij zo nu en dan wat mompelde over ‘die vieze hoer’.

Dit was nog maar het begin geweest, vele incidenten volgden.

De moeder van Benthe en Yaël was opgehouden met eten, ze dronk alleen nog maar groen sap en champagne. Ze had haast dezelfde maat als haar elfjarige dochter, en greep elke gelegenheid aan hierover te praten. De vader van Jonas en Jule had drie mobiele telefoons die elk moment af konden gaan. ‘Hij werkt nu eenmaal heel hard’ zei hun moeder altijd. Hij was ook niet altijd aanwezig op de borrels. Dan dronk hun moeder zoveel rosé dat ze nu al twee keer had gekotst in de hoek van de tuin, waarvan een keer over het konijn dat de kinderen jaren geleden hadden gekregen en maar niet dood ging. 

Dan was er het gedoe met de traktaties op school. Vera was nog steeds woest op haar ouders, die schaaltjes met blini’s met crème fraîche hadden georganiseerd. De kaviaar kon niet achterblijven en daarom was Vera in een vissenpak gehesen met een holte vooraan. Daarin de kaviaar die door haar moeder met een paarlemoeren lepeltje werd opgediend. Vera’s moeder was als zeemeermin verkleed gegaan en Vera’s vader als piraat. Hij moest Vera dragen omdat het vissenpak te strak was om in te lopen.  De dagelijkse vernedering die Vera sindsdien nog meemaakte stond in schril contrast met het geflirt waar haar moeder mee bezig was, zij had een verpletterende indruk gemaakt op veel van de vaders op het schoolplein. ‘Maar die borsten, die heeft ze van mij’ riep haar vader altijd in gezelschap. Vera was een van de meer op wraak beluste kinderen uit de wijk. Iedereen begreep dat. 

Het was half vier en de woonkamer begon vol te lopen. De kinderen drentelden normaal gesproken een beetje rond totdat ze naar boven werden gestuurd. Vandaag was het anders. Jonas had alle kinderen in de groepsapp een bericht gestuurd en zwijgend verdwenen de kinderen achter elkaar naar boven waar ze in een kring op de grond gingen zitten.  

[wordt vervolgd]

Bus

05-07-2013

Waar u naar kijkt is het gemiddelde.

Waar u naar kijkt is het gemiddelde.

/ / /

05-07-2013

Bijna had ik het gehaald zonder op de lijntjes te staan. De gemeente had nieuwe, grotere tegels gelegd en nu werd het steeds makkelijker om in normaal tempo te lopen zonder de lijntjes te raken. Helaas moest ik ineens hard niezen en was mijn rechtervoet op een lijntje terecht gekomen. De consequenties zou ik later moeten dragen. Somber stapte ik in de bus. 

 

‘Sorry mevrouw, maar daar kunnen we niet aan beginnen’ zei de buschauffeur.

 

‘Pardon?’ Vroeg ik.

 

‘Wij laten een gemiddeld aantal mensen van gemiddelde lengte binnen.’ De chauffeur sprak langzaam en na  het uitspreken van deze woorden likte hij zijn tanden af. Hij wees naar de spiegel die boven hem hing. ‘Kijk daar eens.’

Ik keek. De bus was voor eenderde gevuld, de mensen zaten verspreid en hadden allemaal keurig gekozen voor hun eigen plek. Praatgrage Henk voorin bij de chauffeur, moeder met kind in het eerste viertje, schuin daar tegenover een bejaarde dame, dan wat losse mensen met vermoeide gezichten en dan de achterbank met het geteisem.

 

‘Wat ziet mevrouw?’ Vroeg de chauffeur.

‘Gewoon, mensen, passagiers, zoals altijd.’

 

Hij schudde zijn hoofd.

 

‘Fout! Waar u naar kijkt is het gemiddelde. Dit is de gemiddelde groep passagiers, met de gemiddelde reistijd, kledingkeuze, opleidingen, leeftijd en, en nu komt het- lengte. En u- u mevrouw, u bent nu net even teveel.’

 

‘Teveel? Teveel voor wat? Trouwens, teveel van wat?’

 

‘Helaas kan ik u daar geen antwoord op geven- want we willen niet dat we bovengemiddeld van de dienstregeling afwijken. Stapt u even naar achter, we willen natuurlijk niet dat u nu juist die 1,3 persoon per maand bent die gemiddeld tussen de deur van een bus van het stads –en streekvervoer komt. ’

 

Ik schraapte mijn keel om een zo ongemiddeld mogelijk stemmetje te forceren. ‘Hoe kom ik nu bij het station?’ Vroeg ik.

 

‘Wellicht heeft de volgende bus wel behoefte aan iemand als u’

zei de chauffeur terwijl hij langzaam de deuren sloot.

 

Ik ging weer bij de halte staan. Een man kwam uit de woonwijk aangelopen, hij zag eruit alsof hij zojuist hertjes of ander wild uit hun lijden had verlost, maar in de wijde omtrek was maar weinig natuur. De lange donkergroene jas,  geruite sjaal en hoed van de man deden me denken aan een leven dat ik nooit had gehad. De man had een adellijke neus en golvende grijze haren. Hij keek  me aan en sprak toen plechtig: ‘Als ik een scheet laat in deze jas, blijft hij zo lang hangen, dat ik mezelf weet te bedwelmen.’ Hij klonk Duits, en knikte me vriendelijk toe.

 

Het werd me duidelijk- ik was gek aan het worden. Ik wreef in mijn ogen en staarde daarna naar mijn voeten, knokelige lange dunne voeten in goedkope teenslippers. De man met de hoed volgde mijn blik. ‘Wispelturigheid zit in de tenen, mevrouw. En kijkt u eens aan- wat een tenen. Uw tenen weten nog immer niet waar ze heen willen groeien, is het niet? Een beetje links, een beetje rechts, een beetje omhoog, oder nicht? Ach, mijn arme Fraulein- geen enkele keuze maakt u met lichte voeten, zoveel kan deze oude man wel zien.’

 

Hij keek op de dienstregeling. ‘Hoeveel wijkt die gemiddeld af?’ Vroeg hij. Ik haalde mijn schouders op.

 

‘Dreizehn Minuten.’ Mompelde de man. Hij leek ontevreden te zijn met dit vooruitzicht en opende zijn lange groene jas. Links hing een groot geweer, dat hij hij met een efficiënte beweging uit de voering losmaakte. ‘Ziezo’ zei hij, ‘Jetzt get’s loss’. Met flinke passen liep hij naar het nabijgelegen speelpleintje. Met het geweer boven zijn hoofd geheven liep hij schreeuwend hij het veldje op. Een klein meisje rende huilend weg, de man had haar roze stepje ingenomen.  Hij was hardop aan het lachen en smeet zijn geweer in de zandbak. In een rotgang stepte hij de straat uit, zijn groene jas waaide als een cape achter hem aan. 

 

De volgende bus naderde. De buschauffeur was naakt en zwaaide enthousiast. Achterin zaten alleen maar negers met Ipads. 

Ik besloot vandaag thuis te werken en liep terug zonder op de lijntjes te stappen.