Nadenken

Dit verhaal heet:
Overzicht
alle
verhalen

Nooit vond ze wat ze nodig had

/ /

17-01-2020

Ines stapte uit de bus, ogen op haar telefoon gericht. Ze was moe en dacht aan douchen en Netflix, aan automatische afschrijvingen, aan tosti maken of Indiaas bestellen en aan kattenbakgrit en stofzuigen. De dag was al gearchiveerd in haar hoofd. Een dag om in een laatje te stoppen en binnen een maand te vergeten voor altijd.

Ze stak over en graaide in haar tas naar de huissleutels. In haar ooghoek zag ze iets liggen, half op straat, half op de stoep. Even dacht ze dat het gordijnen waren, kussens van een bankstel misschien. De raarste dingen werden bij het grofvuil gezet. Haar onderbuurvrouw had eens een levende hamster in een kooi gevonden, een vriend vond een rode koffer gevuld met linkerschoenen. Ines hield van de verhalen, maar niet van neuzen door oude troep, niet van tweedehands winkels, niet van de geur, niet van vieze handen. Ze keek nog eens naar het donkerblauw, zag toen ook een nest van zilverdraad aan de ene kant. Toen ze een stapje dichterbij deed, zonk haar hart. Het was een vrouw die daar lag. Een oude vrouw in een lange donkerblauwe mantel. Aan haar voeten slangenleren pumps, haar hoofd rustte op een bijpassende handtas. Ze lag op haar zij, alsof ze haar opgestoken haren niet in de war wilde maken. Voorzichtig liep Ines om de dame heen, bang om het gezicht te zien. Misschien was ze wel aangevreten door ratten, waren er al meeuwen geweest om de ogen uit de kassen te pikken.

Het gezicht was niet beschadigd, haar ogen waren open, leken van glas. Ines keek om zich heen, op zoek naar anderen, op zoek naar mensen die van wanten weten.

‘Hallo,’ zei ze onzeker.

De dame bewoog niet, keek nog altijd recht voor zich uit.

‘Mevrouw, gaat het wel goed?’

‘Zal ik u even overeind helpen?’ Een vraag waar ze meteen spijt van had omdat ze ooit leerde dat je niet mocht slepen met mensen waarvan je niet wist hoe ze op de grond terecht gekomen waren. Iets met rugletsel, nekwervels en nog meer informatie die ze ontstellend saai had gevonden maar waar ze nu naar smachtte.

‘Ik bel een ambulance voor u,’ zei ze meer vragend dan de bedoeling was.

De vrouw knipperde met haar ogen en zei toen langzaam met zachte stem:

‘Kind, dat hoeft niet. Alles is in orde hier.’

‘Waarom ligt u daar dan?’

‘Ik wilde even nadenken, dat was alles.’

‘Maar dat hoeft toch niet liggend op straat?’

‘Het was in een opwelling. Maar ik moet zeggen, het is lang niet slecht.’

‘Zal ik u overeind helpen?’

‘Nee hoor, ik zou zeggen: kom erbij. Plek zat.’

‘Weet u waar u bent? Kan ik iemand voor u bellen?’

‘Kind, maak je niet zo druk. We zijn vlakbij de Beukenlaan en ik ben gewoon even gaan liggen om dingen te overdenken.’

Er was nog steeds niemand gekomen om de touwtjes in handen te nemen, niemand om het juiste te doen.

Ines was niet goed in gepast gedrag, was het nooit geweest. Ze kon maar slecht herkennen wat abnormaal was, wanneer iets niet door de beugel kon.

‘Goed, dan laat ik u maar. Trekt u wel uw benen een beetje in, straks rijdt er nog iemand overheen.’

‘Zal ik doen.’

Ines liep naar huis, haar sleutels in de hand. Binnen plofte ze neer op de bank, haar gedachten bij de vrouw op straat. Wat was de juiste manier om met zoiets om te gaan?

Er was zoveel informatie op de wereld, maar nooit vond ze wat ze nodig had. Om haar gedachten te verstommen zette ze de televisie aan, maar er was niets dan reclame en programma’s over wonen, koken en trouwen. Allemaal dingen die ze maar weinig interessant vond.

Met een zucht stond ze weer op, besloot ze toch maar te gaan kijken of de vrouw er nog lag. Hopelijk zou ze weg zijn, of was er een voorbijganger die de verantwoordelijkheid wilde dragen. Ines zou niet graag gered worden door zichzelf. Ze gunde de vrouw een betere redder. Maar eenmaal buiten bleek niets  te zijn veranderd.

‘Ben je daar weer?’ zei de vrouw, die geen centimeter bewogen had.

‘U moet opstaan, straks raakt u nog onderkoeld.’

‘Nou, dat zal wel loslopen, het is warm genoeg en deze jas is gemaakt in Engeland. Daar weten ze wel hoe ze jassen moeten maken. Heb je ooit gehoord van een onderkoelde jager?’

‘Nee.’

‘Dat is omdat die jassen zo goed zijn.’

‘Kunt u alstublieft opstaan, u hoeft niet weg, maar zitten zou al beter zijn.’

‘Beter voor wie? Niet voor mij. Voor jou?’

Ines zweeg en zag hoe een man met een leren jasje dichterbij kwam. Hij had vlassig haar en bruine tanden. Zijn stem klonk raspend en er hing een tabakslucht om hem heen. Hoewel zijn huid als oud leer was, waren zijn ogen licht en zacht als die van een kind.

‘Wat is hier aan de hand?’ zei hij alsof de straat zijn woonkamer was.

‘Deze dame wil hier liggen om na te denken. Maar dat lijkt mij niet zo’n goed idee,’ zei Ines.

‘Deze dame wil mij lastigvallen terwijl ik even aan het nadenken ben,’ zei de vrouw op de grond.

De man hurkte en keek eens goed naar de liggende vrouw. Hij aarzelde even en ging toen ook op de grond liggen.

‘Het is niet koud voor de tijd van het jaar,’ zei de man, ‘en u heeft ook een goede jas aan zo te zien.’

‘Een Engelse, zo worden ze niet meer gemaakt,’ zei de vrouw.

Ines keek opnieuw vertwijfeld om zich heen. Weer was er niemand die de weg wist, normaal kwam doen.

‘Nou, dan ga ik maar weer,’ zei ze.

‘Goed, fijne avond nog,’ zei de man.

‘Maar zijn jullie echt in orde?’

‘Tuurlijk, dik in orde. Heel fijn dit zo. Precies wat we wilden.’

‘Ik weet niet…’ begon Ines.

‘Meisje, wat is nou toch je probleem?’ zei de dame, nu scherper van toon.

‘Nou, het is gewoon zo, anders….’

‘Haha, anders, anders!’ lachte de man zijn tanden bloot.

‘Misschien is het toch beter als ik een ambulance bel. Gewoon om even te checken?’

‘Als je een ambulance belt, staan wij meteen op en gaan we ervandoor,’ dreigde de vrouw.

Ines zuchtte. Ze was moe en verdrietig. Ze wilde goed zijn in het leven en weten wat gepast was op ieder moment. Maar in plaats daarvan zag ze geen andere uitweg dan ook maar plaats te nemen op de grond, gewoon om even na te denken. Hopelijk zouden ze gered worden door iemand die er beter in was.