Lijntjes

Dit verhaal heet:
Overzicht
alle
verhalen

U kunt die lijnen toch zien?

/

28-11-2014

Het is een gure dag, de hemel is grijs en zo nu en dan miezert het een beetje. Ik heb net 25 minuten tegen de wind in gefietst en ben eindelijk aangekomen bij de bibliotheek.

Het plein voor de bibliotheek is leeg, met zulk weer kun je hier niet zitten, laat staan een sigaret opsteken. Alleen een handjevol mannen in fluorescerende gele pakken staat voor het gebouw, ze zien eruit als eenzame astronauten in de wind. Ze zullen het wel koud hebben. Een van de mannen roept iets naar me, maar ik kan hem niet verstaan. Hij gebaart druk naar de fietsen die achter hem zijn opgesteld. Ik begin het te begrijpen, deze man heeft te maken met de fietsen. Ik zet mijn fiets bij de rest neer en ga de bibliotheek in.

Binnen is het warm en rustig, alleen het gezoem van de roltrappen klinkt door het gebouw. Het gebouw voelt nu al gedateerd aan, terwijl het zo fris en nieuw was een paar jaar geleden. Zonde, maar misschien werkt het met alles op die manier.

Ik lever mijn boeken in, zoek het boek voor mijn leesclub en ga dan weer terug naar buiten.

Mijn fiets is weg.

Ik wandel wat rond, ik heb vaker meegemaakt dat ik mijn fiets ergens anders had geparkeerd dan ik had onthouden. Ik speur alle barrels af, hij zou toch niet gejat zijn? Dan zie ik op het grasveldje verderop allemaal losse fietsen op hun zij liggen. De mijne ligt er ook tussen.

Fietsen worden gejat, gesloopt, ze vallen om, ze worden opzij geschoven… Maar ze wandelen niet spontaan een grasveldje in, om daar op hun zij te gaan liggen. Een van de astronauten staat met zijn rug naar me toe, hij kijkt uit over de grijze omgeving. Ik lees wat er op de achterkant van zijn hesje staat: ‘Fietscoach’.

Ik help mijn fiets overeind en loop met de fiets aan de hand naar de fietscoach. ‘Mag ik wat vragen?’
Hij knikt.
‘Weet u misschien hoe het komt dat mijn fiets verderop in het gras terechtgekomen is?’
De man kijkt met een blik vol chagrijn naar mijn fiets.
‘Die hebben wij daar gegooid.’

‘Mag ik vragen waarom u met fietsen gooit?’

Geïrriteerd loopt hij naar de plek waar de fietsen staan. Hij wijst op de grond.
‘U kunt die lijnen toch zien?’
‘Ja.’
‘Nou, daarbuiten mag u niet parkeren.’
‘Maar er is geen plek binnen de lijntjes omdat er heel veel fietsen zijn omgevallen…’ begin ik.
‘Dat komt door de wind,’ zegt de man.
‘Dat begrijp ik, maar moet u ze als fietscoach dan niet oprapen?’
‘Nee, wij hebben één taak en dat is te zorgen dat fietsen correct worden geparkeerd.’

Een andere fietser komt bij ons staan. Het is een oudere man met een grote grijze snor, op zijn hoofd draagt hij een klein donkerblauw mutsje. Een soort kapitein zonder schip.

‘Wat is er hier aan de hand?’
‘Nou,’ zeg ik, ‘als je je fiets buiten de lijntjes zet, gooien deze fietscoaches je fiets in het grasveld. Als je hem binnen de lijnen zet en de hele boel valt om, doen ze niks.’
De fietser fronst.
‘Deze mevrouw wil niet meewerken aan het parkeerbeleid,’ zegt de fietscoach.

De man met het mutsje kijkt naar de coach en naar mij en dan nog eens. ‘Godskolere nog aan toe,’ zegt hij dan. Hoofdschuddend fietst hij weg.

‘Ik wil best meewerken,’ zeg ik, ‘ik ben dol op meewerken. Maar wat vind u er zelf eigenlijk van?’
‘Fietsen moeten juist geparkeerd worden. Dat is waarom ik hier aan het werk ben’ zegt de man.
‘Maar wat vindt u er zelf van?’
‘Het is goed om fietsen juist te parkeren.’

En daar viel natuurlijk geen speld tussen te krijgen.