30-10-2019
Als je van tevoren zou weten wat er allemaal op een dag te gebeuren staat, zou je hem zo nu en dan even overslaan. Gewoon een dagje in bed blijven liggen, dekens over je hoofd, om maar niet te maken te krijgen met al dat gedoe, al die verrassingen, die narigheid. Dat je niet ad hoc hoeft te reageren en ook niet empathisch of stressbestendig.
Maar dat is niet hoe het werkt. Er valt veel te kiezen in dit leven, zeggen ze. Maar even een dagje overslaan, dat is dan weer geen mogelijkheid. Met een beetje geluk blijken die kloterige dagen dan later de meest waardevolle, waren het slijpstenen voor de geest, of vormen ze de kern voor geestige of pijnlijke anekdotes in het café.
Het zijn momenten waarop de gedeelde menselijkheid het voornaamste onderwerp van gesprek is. Dat de groep heeft besloten: wij zijn échte vrienden, want wat wij hier bespreken, is niet mooi, is niet onecht. Dit zijn de verhalen over hoe wij falen, hoe klein, hoe kwetsbaar, hoe lelijk we zijn. Na zo’n avond gaat iedereen rozig en dronken naar huis en voelt men de verbinding, echte verbinding onderling.
Om de volgende ochtend te ontwaken met warrige haren en de smaak van dode bladeren in de mond, een keel van vuur en schuurpapier. Zoekend naar het gevoel van gisteren, waarbij genegeerd wordt dat het gevoel van gisteren precies dat is. Iets van voorheen. Want uiteindelijk is iedereen weer alleen aan het krabbelen, in de regen aan het lopen, aan het denken aan doodgaan, gemiste kansen, liefdes die niet lukten.
Dit zijn de dingen die ik denk wanneer ik door de stad wandel. Het is goed om te bewegen, zeggen ze. Het maakt je hoofd leeg, zeggen ze. Maar dat is niet wat het doet. Want de stad zit vol met zonderlinge zielen, zoals de dame op het bankje daar.
Ze is geen mooie vrouw, maar daar denkt ze niet over na. Net zoals dat mooie vrouwen niet nadenken over wat voor privileges zij kennen – deuren die worden opengehouden, koffers in bagagerekken getild, de tramchauffeur die vriendelijk knikt, kinderen die zomaar van ze houden… Ze weten niet beter. En de vrouw op het bankje weet niet beter. De meeste mensen weten niet wat ze hebben of wat ze missen.
De vrouw op het bankje heet Hanne. Ze is onzichtbaar voor velen en het past haar. Klagen doet ze niet, excuses maken doet ze wel. De hele dag door maakt ze excuses, voor waar ze staat, wat ze doet en wat ze is. Volgens haar moeder was eerste woordje dat ze sprak alsjeblieft, volgens haar vader was het dankjewel. Volgens haarzelf was het sorry.
Hanne schrijft elke dag brieven vanuit het appartement waar ze al 24 jaar woont. Het is niet groot, maar brandschoon en elk meubelstuk past er precies in. Zo precies als een potje Tetris, zo precies dat er eigenlijk alleen maar plek is voor Hanne en haar kater Petrov. Het zou kunnen dat er daarom niet veel mensen in haar leven zijn. Dat geeft niet, want Hanne heeft het druk.
Elke dag schrijft ze brieven om sorry te zeggen. Niet voor iets wat zij gedaan heeft, maar alvast een sorry voor de meest vervelende dagen die niet te vermijden zijn. Ze begon bij de mensen in haar straat, haar wijk, haar woonplaats. Inmiddels is ze halverwege de provincie. Het duurt lang om al die mensen persoonlijk aan te schrijven, maar van computers moet Hanne niks hebben. Daarom schrijft ze elke dag met de hand, terwijl ze aan het bureautje zit dat vroeger van haar zus was.
Haar zus schreef niet, maar tekende elke dag een stukje aan grote bloemstillevens die ze met kleurpotlood maakte. Ze was zo precies dat zelfs de stampers van de lelies kleine haartjes van fluweel kregen. Haar zus zou later een beroemd kunstenaar worden, zoveel was zeker. De plaatselijke bibliotheek had zelfs een expositie georganiseerd van de werken, en toen was ze nog maar twaalf. ‘Het lijkt of je de bloemen kunt ruiken’, zeiden de volwassenen als ze vol bewondering naar de werken keken. ‘Net echt’, zeiden de kinderen uit de buurt die op woensdagmiddag kwamen drentelen in haar slaapkamer, terwijl zij doorwerkte, kalm en geconcentreerd. Later zouden de buurkinderen aan hun kinderen vertellen dat ze vroeger bij een beroemde kunstenaar op de kamer waren geweest. Maar Hanne’s zus bleef voor altijd een belofte. En toen de familie de kist droeg net na haar vijftiende verjaardag, zagen alle aanwezigen dat de bloemen die erop lagen, minder mooi waren dan de tekeningen.
Het was gebeurd op een dag die Hanne had willen overslaan. Een dag die ook het begin was van een reeks van dit soort dagen, die als een ketting aaneengeregen werden en uiteindelijk als een cirkel werden vastgemaakt. Het is niet makkelijk het begin of einde van een cirkel te vinden. Het is niet makkelijk uit cirkels te stappen. Haar ouders waren er nog steeds zoet mee. Niet Hanne. Zij was vlak nadat ze het appartement had gevonden, begonnen aan de brieven met sorry. De tekst wisselde weleens een beetje, maar meestal stond er: Lieve ontvanger. Het spijt me voor de moeilijkste dag die er was of nog komt. Sorry voor hoe moe je bent. Sorry dat je lichaam niet fijn voelt. Sorry voor de teleurstelling. Sorry dat je dacht dat het anders zou zijn. Sorry dat hopen niet geholpen heeft. Alle goeds, Hanne.
Ze was juist halverwege een brief toen de deurbel ging. Petrov sprong met een mauw van de tafel, zijzelf verstijfde van schrik. Het geluid van de deurbel hoorde ze misschien drie keer per jaar. Soms dacht ze dat haar huis onzichtbaar was, omdat pakketjes nooit op haar adres bezorgd werden maar altijd leken te verdwijnen. Nu haalde ze haar bestellingen op bij de tabakswinkel.
Ze stond op en liep naar de deur, Petrov zat onder de bank. In de deuropening stond een klein vrouwtje in een lichtroze bontjas. Hanne zei niks maar keek met nieuwsgierigheid naar de vrouw die met felgroene pretoogjes terugkeek en in een wolk van patchouli leek te staan. De vrouw droeg haar haren in een soort vogelnest op haar hoofd en aan haar linkerarm bungelde een rieten mand. Daarin lagen wat appels, een banaan, een kiwi, blauwe druiven, een krant, een wollen sjaal en nog wat dingen die Hanne niet meteen herkende.
‘Hallo,’ zei het vrouwtje toen met een schorre stem. ‘Sorry voor mijn stem, ik praat de hele dag al, ziet u. Ik kom u iets brengen.’
‘Het spijt me, maar ik heb niets besteld,’ zei Hanne, ‘en sorry, van uw stem maakt me niet uit hoor, ik ken u niet en weet dus niet wat ik mis nu. Sorry, hoor ik maak vast een vreemde indruk zo. Ik heb niet vaak mensen aan de deur.’
‘Ach nee, ik heb dit misverstand de hele dag…Maar wat ik breng, krijgt u van me, het is ook niet op bestelling.’
‘Maar wat komt u dan brengen?’
‘Toestemming.’
‘Toestemming?’
De vrouw rommelde in het mandje. Ze bleek ook een nijptang, een kam, een rolletje plakband en een bus haarlak bij zich te hebben. Maar toen had ze het te pakken: een klein roze kaartje van karton, met geschulpte randen en gouden letters erop. Met een zwier gaf ze het kaartje aan.
‘Kijkt u eens.’
Voorzichtig bestudeerde Hanne het kaartje.
Toestemming, stond op de voorkant.
Op de achterzijde stond:
Hierbij heeft u officieel toestemming voor luiheid, angst, onredelijkheid, jaloezie, verveling, decadentie, gekte, ongeduld, lawaai, stilte, ongepast gedrag, fouten, gezond eten, ongezond eten, sporten, werken, zuchten, slapen, bijten, schreeuwen, gapen, duwen, trekken, huilen, kwijlen, moedig en laf zijn en alles niet nader gespecificeerd.
‘Zo,’ zei de dame met het mandje. ‘Hier, neemt u ook een appeltje, daar is nog nooit iemand slechter van geworden.’ Met die woorden draaide ze zich om, haast onmiddellijk verdween ze.
Hanne probeerde haar nog iets na te roepen, maar merkte meteen dat ‘sorry’ haar keel niet meer verlaten kon. De excuses waren opgeraakt. ‘Danku,’ zei ze daarom maar.