09-09-2016
‘Zo,’ zei de grootvader toen ze eenmaal een plekje hadden gevonden in één van de drukke cafeetjes in de stad. De serveerster zette twee koppen koffie op het wankele tafeltje tussen hen in.
‘Zo,’ zei de kleindochter.
Ze dacht aan vroeger toen ze bij vriendinnetjes thuis kwam spelen en hun grootouders ontmoette. Van die grootouders die altijd lekkere dingen meenamen, rapportgeld en allerlei prullen. Precies zoals de hare. Die grootouders hadden witte haren en roken naar zeep. Precies zoals de hare. Ze hadden eigenlijk gekke lange namen, maar die werden afgekort tot namen als Annie en Theo. Precies zoals bij de hare.
Toch waren ze anders dan de hare. Want met hun aanwezigheid brachten ze ook iets anders mee. Iets anders, iets wat haar eigen grootouders niet konden kopen, niet konden meebrengen, iets onzichtbaars. Maar wat dat dan precies was, daar kon ze haar vinger niet opleggen. Vroeger niet, maar ook vandaag was het niet veel beter.
Ze namen een slok koffie.
‘Heb je al een vast contract?’ vroeg de grootvader.
Ze schudde haar hoofd.
‘Nee, maar dat is ook niet echt hoe het bedrijf werkt. Het is zeg maar, een plek waar ze alleen met freelancers werken.’
‘Dus voor korte tijd?’
‘Nou, sommigen werken er wel al zes jaar ofzo, maar contracten enzo, dat is gewoon niet meer van deze tijd. En veel van ons doen ook allemaal projecten tegelijk, dus dan is het wel handig dat het heel flexibel is. Dat je even een paar maanden weg kan zijn, bijvoorbeeld.’
De grootvader knikte. Achter zijn ogen die de laatste jaren steeds wateriger waren geworden, als een uitgelopen aquarel, zag ze allerlei gedachten en meningen, maar er werd niks meer gezegd.
‘Hoe gaat het met jou en oma?’ vroeg de kleindochter.
‘Zijn gangetje, je grootmoeder was gevallen op haar pols, maar het was niet gebroken. De tuinman heeft de rozen gesnoeid.’
‘En hoe gaat met jou?’ vroeg de kleindochter.
‘Goed hoor, niks te klagen.’ Hij keek om zich heen.
De kleindochter pakte het verpakte koekje van het schoteltje. Ze maakte de glimmende paarse wikkel open. Er zat een dubbel wafeltje in, met witte crème ertussen. Van die koekjes die altijd oud smaakten. Precies wat ze niet lekker vond. Ze at het op.
‘Woon je nog steeds met huisgenoten? Vroeg de grootvader.
‘Ja, met Evi en Zilver.’
‘Zilver? Ik wist niet dat jullie ook huisdieren hadden.’
‘Hebben we niet, hij heet echt zo.’
‘Wat ze wel niet bedenken tegenwoordig.’
‘Zijn zusje heet Salomé. Zilver en Salomé, mooi wel.’
De grootvader dronk zijn kopje in één teug leeg.
‘En, hoe staat het in de liefde?’
De kleindochter haalde haar schouders op.
‘Geen nieuws. Maar het is prima hoor, ik vermaak me wel.’
‘Hoe oud ben je nu eigenlijk?’
‘Tweeëndertig.’
‘Toen je grootmoeder en ik 32 waren, hadden we je vader al. En je oom. En je tante was onderweg.’
‘Wat een andere tijd,’ zei de kleindochter.
‘Ja,’ zei de grootvader. Hij leek ver weg te zijn met zijn gedachten.
‘Eet je je koekje niet op?’ vroeg de kleindochter.
‘Dat mag ik niet meer van je oma.’
Ze maakte het koekje open. Het was hetzelfde soort als daarnet. Ze stak het in één keer in haar mond. Daarna dronk ze haar laatste slokje koffie. Het was koud en bitter geworden.
‘Zo, zullen we maar eens?’ zei de grootvader toen.
‘Ja,’ zei de kleindochter.
Ze liep naar de kassa. ‘Ik betaal deze wel.’
De grootvader knikte.
Toen ze buiten stonden, gaven ze elkaar drie zoenen op de wangen.
‘Was gezellig, opa,’ zei de kleindochter.
De grootvader knikte afwezig.
Toen ze wegliep, bleef hij haar lang nakijken. Maar dat wist ze niet.