25-08-2020
Veel kan weer doorgaan, veel kan ook nog niet doorgaan. Je vrienden knuffelen zonder schuld- dat niet. Een vreemde penetreren tegen betaling- dat wel. Handen schudden? Dat niet. Buik aan rug in de rij staan voor je vlucht naar Benidorm? Dat wel.
Wat er ook doorging, was het verjaardagsfeestje voor de 6-jarige Timo. Het feest vond plaats in het park want hoewel kinderen in principe veilig zouden zijn, wist je maar nooit. En better safe than sorry, beter het zekere voor het onzekere nemen, als het kalf verdronken is, wat een gekke tijden, het nieuwe normaal, viruswaanzin, Bill Gates, vaccinatiemaffia, gezond verstand, zelfgemaakte mondkapjes, gezellig. En wat zijn de aardbeien lekker dit jaar.
De groep kinderen stormde het park in alsof ze stieren in een arena waren. Ze joelden, duwden en trokken aan elkaars kleding. Het waren er niet meer dan 8, maar het geluid was indrukwekkend te noemen. De jarige droeg een tooi waarop een grote 6 geplakt was. Zijn ouders sjokten met hangende schouders achter de groep aan. Ze zagen eruit alsof ze zojuist iets verschrikkelijks hadden meegemaakt.
‘We gaan eerst iets drinken jongens,’ zei de vader met een dunne stem. Zijn grauwe gezicht stak scherp af bij het vrolijk gebloemde overhemd dat hij aanhad.
‘Julie, Nela, niet weglopen, hier komen, nu!’ schreeuwde de moeder van de jarige. Terwijl haar man op vreugdeloze toon grapjes probeerde te maken: ‘Wie wil er een glaasje Taksi? Toetoet, daar komt ie hoor!’, zwaaide zij driftig met haar multomap om alle kinderen bijeen te houden.
‘Dit is een speurtocht, dit is leuk!’ riep ze naar een groepje van drie kinderen die zich hadden afgezonderd om te oefenen met radslagen.
‘Moeder van Timo, ik kan ook een flikflak,’ riep het meisje met de vlechten terug.
‘Het is een speurtocht,’ zei de moeder, ditmaal sloeg haar stem over.
De vader klapte hard in zijn handen en zei: ‘Iedereen nu als de sodemieter naar Petra. Anders komt die speurtocht nooit af!’
‘Je mag geen sodemieter zeggen,’ zei een jongetje met een groen petje.
‘Dat maak ik zelf wel uit,’ zei de vader, zijn wangen rood van ergernis.
‘Wie is Petra?’ vroeg een meisje.
‘Dat is de moeder van Timo,’ zei de vader wijzend op zijn vrouw.
‘Mijn konijn heette ook Petra, maar die is nu dood, zei een jongetje. Het meisje met de vlechten begon te huilen.
‘Waarom huil je?’ vroeg Petra zonder haar ergernis te onderdrukken.
‘Gewoon, omdat we allemaal doodgaan,’ hikte het meisje.
‘Maar toch niet vandaag…’ probeerde Petra te sussen
‘Je weet nooit,’ zei het jongetje van het konijn.
‘Michiel, zeg jij eens iets,’ siste Petra haar echtgenoot toe.
‘We gaan een speurtocht doen,’ zei hij zonder overtuiging.
‘Papa, is dit het feestje?’ vroeg Timo.
‘En nu allemaal in de kring verdomme!’ riep Petra.
‘Je mag geen verdomme zeggen,’ fluisterde het jongetje met het groene petje.
Beduusd stonden de kinderen in de kring. Ze kregen de opdracht om te zoeken naar de boom met het rode lintje eraan. Daar zou de volgende hint zijn. Ze stoven uiteen zodra Petra de multomap dicht had geklapt.
‘Bij elkaar blijven. Jullie moeten bij elkaar blijven!’ riep Petra hen na.
Michiel wreef in zijn ogen en zei: ‘Laten we de rest overslaan, dit is niet te doen.’
‘Hoe bedoel je de rest?’
‘Die hele tocht… het is niet te doen. Laat ze gewoon op het veld met z’n allen en dan worden ze om half vijf opgehaald.’
‘Ik heb wekenlang bordjes zitten lamineren…’ sputterde Petra tegen.
Maar voor Michiel kon antwoorden klonk er gekrijs.
Het meisje met de twee vlechten kwam huilend aangehold, twee vriendinnetjes naast haar, ‘Timo heeft…Timo heeft…’ riepen ze met hun schelle stemmen.
‘Wat nou weer?’ zei Petra.
‘Jezus,’ zei Michiel. Zijn blik was gericht op het meisje met de twee vlechten. Aan de ene kant hing er nog een lange blonde vlecht. Aan de andere kant was er niets.
‘Timo!’ schreeuwden Petra en Michiel.
Uit de bosjes kwam hun zoon, de andere kinderen in zijn kielzog.
Aarzelend kwam Tino dichterbij. Zijn feestmuts zat scheef, zijn handen droeg hij op zijn rug.
‘Wat heb je daar?’ vroeg Michiel.
‘Niks,’ zei Timo.
‘De vlecht van Anna,’ zei de jongen met het groene petje.
‘Bemoei je er niet mee,’ zei Michiel.
‘Het groeit wel weer aan,’ zei Petra tegen het snikkende meisje.
‘Wie wil er pizza?’ zei Michiel.
‘We hebben een speurtocht…’ probeerde Petra zwakjes.
‘Luister allemaal,’ zei Michiel. ‘Het feestje is afgelopen. Jullie blijven op dit veld. En zometeen komt er pizza.’
‘Ik heb glutenallergie,’ zei de jongen met het groene petje.
‘Des te beter,’ zei Michiel.
‘Ik denk dat jullie even een roseetje moeten drinken,’ zei een van de meisjeskinderen.
‘Ze heeft gelijk,’ zei Petra.
‘Wie wil de vlecht van Anna aanraken?’ schreeuwde Timo.
Toen de ouders hun kroost kwamen halen zaten de kinderen rustig pizza te eten, (behalve die met het groene petje, hij at alleen de topping). De oppas van Anna bleek een kersverse au pair te zijn. Ze sprak geen Nederlands, knikte langzaam en keek met lege ogen naar het droeve kind. Zwijgend stak ze de vlecht in haar jaszak.
De andere ouders babbelden erop los en zeiden dat het zo fijn was dat er ondanks alle ellende toch nog een kinderfeestje kon worden gevierd.