01-10-2014
‘Heeft u alles kunnen vinden?’ Vraagt het meisje van de drogist aan me. Ik kijk naar de boodschappen in mijn mandje: een doosje paracetamol, wattenschijfjes en tandpasta.
‘Ja, dankjewel,’ zeg ik terwijl ik mijn portemonnee pak.
‘Bent u bekend met het gebruik van dit geneesmiddel?’
‘Ja, dankjewel,’ zeg ik terwijl ik mijn pinpas in het pinapparaat steek.
‘Heeft u misschien interesse in ons gezondheidsmagazine voor 1 euro?’
‘Nee, dankjewel,’ zeg ik terwijl ik mijn pincode intoets.
‘Wilt u er een tasje omheen?’
‘Nee, dankjewel’ zeg ik terwijl ik mijn pinpas weer in mijn portemonnee steek. ‘Wilt u de bon?’
‘Nee dankjewel,’ zeg ik terwijl ik mijn portemonnee en de spullen in mijn tas stop.
‘Tot ziens’ zegt het meisje van de drogist terwijl ze het mandje van de volgende klant aanneemt.
‘Dag.’
Ik wandel naar buiten en zet de tas naast me neer. Er lopen allerlei mensen voorbij. Grote, kleine, dikke, dunne, snelle, langzame, oude, jonge, mooie en lelijke. Mensen met haast, mensen die bellen, mensen met jengelende kinderen, mensen met kromgetrokken honden. De hemel is wollig grijs en er waait een licht briesje. Er rijden auto’s voorbij en ook fietsers, scooters en brommers. Een vrachtwagen zo nu en dan. Nooit een tank.
Adem in, adem uit. En nog eens en nog eens. Tot je ermee ophoudt. Adem in, adem uit.
‘Gaat het wel?’ Naast me staat nu een oudere heer met een hoed op. Echt een heer, zo weggelopen uit een foto van vroeger tijden. Er moet een moment zijn geweest waarop de andere heren van vroeger besloten om korte jassen te gaan dragen, hun hoeden weg te smijten en hun wandelstokken te vergeten in de kroeg. Niet deze heer. Hij houdt vol.
‘Het gaat wel,’ zeg ik.
‘U staat hier al een kwartier, wacht u ergens op?’
‘Dat vraag ik mij nou ook af. Maar ik begin te denken van niet.’
‘Van niet?’
‘Nee, dat er nergens op te wachten valt. Dit is het gewoon hè?’
Ik gebaar naar de straat, naar de ruimte om me heen, naar mijn tas waar de wattenschijfjes uitsteken en zucht dan diep. De heer kijkt fronsend mee.
‘Ja mevrouw, dit is het.’
‘En wat denkt u daar nou van?’
‘Ach mevrouw, wat maakt het uit. Noem het wat u wilt, maak het zo groot als u wilt, maar voor mijn part is het allemaal één grote vergissing, een misverstand, een droom, een gedachte, een hoopje geitenpoep, zo je wilt.’
‘Niet meer dan dat? Een mogelijke vergissing zelfs?’
De heer knikt weemoedig. En dan gaan we huiswaarts.