29-03-2013
Gaat het een beetje? De jongen staat ongemakkelijk naar me te kijken, het is donderdag, half vier ‘s nachts en de straten zijn stil.
Ik veeg de haren uit mijn gezicht en probeer dapper te glimlachen. Koude rilling, koude windvlaag. Er is niemand hier, behalve de ongemakkelijke jongen en ik in mijn jas die te koud is voor de tijd voor het jaar. Of eigenlijk precies goed is voor de tijd van het jaar en daarom te koud- alle kleren zijn altijd te koud tegenwoordig.
‘Het gaat wel, dankje’ ik probeer mijn evenwicht te bewaren door de lantaarnpaal vast te pakken, maar hou daar snel mee op. In deze kou val ik nog liever met mijn kop op de kasseien dan dat ik zoiets kouds aanraak. Ik weet niet waar mijn handschoenen zijn.
De jongen staat er nog steeds- meer uitleg lijkt nodig.
‘Voedselvergifting.’ Zeg ik.
Zwijgend kijken we naar de oranje drap die voor mijn voeten ligt. Zestig euro omgezet in oranje drap. Eerst in olijven, tortilla’s, margarita’s en tequila. En nu dit. Met een noodgang terug de wereld in. Pijn in mijn nek, mijn schouders, mijn neus en mijn kaken.
‘Voedselvergiftiging.’ Ik herhaal het zodat het extra waar zal lijken.
Voordat hij iets terug kan zeggen gaat verandert de wereld om mij heen. Mijn plastic pumps, ook niet ongeschonden door deze avond heen gekomen, lijken uiteen te vallen, mijn benen dragen me niet langer.
Gesjor, geschuifel, ik verlies een schoen.
Warme wind en helder licht.
Ik bibber en open mijn ogen. We zijn in de McDonalds en de jongen kijkt me bezorgd aan. ‘Ben je er weer een beetje?’
Ik knik en kijk om me heen. Veel mensen met slaapzakjassen met bontkragen hier. Slimme mensen, zij hebben het vast nooit koud.
‘Wil je wat drinken? Cola of water ofzo?’
Ik wrijf in mijn ogen, nepwimpers vallen op tafel.
‘Mag ik een Happy Meal?’ Ik zoek naar mijn handtas, maar die is niet hier.
Als ik opkijk staat er een Happy Meal voor me op tafel. Eerst wil ik het speeltje, een opwindbaar mannetje dat heen er weer kan lopen over de tafel. Na de eerste happen is de horizon rustig geworden. Tegenover me zit de jongen naar me te kijken, hij drinkt een milkshake en zegt niks.
‘Is mijn mascara uitgelopen?’ vraag ik.
‘Wat voor avond heb jij gehad?’ vraagt hij.
Ik zucht. ‘Ach, jeweetwel, niks bijzonders. Een date.’
‘Een date? En waar is je date nu?’
Ik kijk op. ‘Waar is jouw date nu?’
Hij lacht. ‘Ik had geen date, ik heb net gewerkt, ik had avonddienst.’
Hij vertelt over zijn werk, hij wordt dokter. Hij is slim en hij heeft rechte tanden en vlassig haar. Hij vertelt over zijn leven. Hij praat en praat en praat. ‘En jij?’
Ik heb de vraag gemist, zoals ik deze avond wel meer gemist heb.
‘Ik? Nou, soms, als ik iets wil voelen kijk ik naar zielige dingen op internet.’
Aan zijn gezicht te zien ben ik nu geen vraag aan het beantwoorden, maar het is wel waar.
‘Zielige dingen?’
‘Ja, filmpjes over mensen die dapper zijn en vechten tegen ziektes die ze niet verdienden, zulk soort dingen.’
‘Zijn er mensen die ziektes verdienen?’
‘Nee, je weet wel, laat maar.’ Ik leg mijn hoofd op tafel en sluit mijn ogen. Mijn linkervoet voelt koud.
‘Weet je wat voor dag het vandaag is?’
Ik schud mijn hoofd terwijl ik een uitgedrukt frietje van mijn linkervoetzool peuter.
‘Goede Vrijdag’
‘Goh.’
‘Hij is ook voor jou gestorven, voor jouw zonden. Het is een bijzondere dag. Dat wij elkaar tegenkomen, zomaar in de nacht- jij, zo verloren. Maar nu niet meer.’
Ik heb de hik gekregen, maar hij merkt het niet. Hij praat en praat en praat. Het plastic mannetje is van de tafel gevallen.
‘Zal ik je naar huis brengen?’
Ik knik, hikkend zit ik achterop zijn fiets. Mijn linkervoet bungelt als een dode klomp aan mijn been.
‘Ik ben geen zondaar, ik ben een vegetariër’ zeg ik.
‘Dat is dan net misgegaan, je hebt een hamburger gegeten.’
‘O.’
We zijn in mijn straat.
‘Nou, dankjewel’
Ik schuifel naar de voordeur en hoor de jongen nog roepen ‘Vergeet het niet: hij is ook voor jou gestorven.’
Ik word wakker met de ergste kater uit mijn leven.