05-07-2013
Bijna had ik het gehaald zonder op de lijntjes te staan. De gemeente had nieuwe, grotere tegels gelegd en nu werd het steeds makkelijker om in normaal tempo te lopen zonder de lijntjes te raken. Helaas moest ik ineens hard niezen en was mijn rechtervoet op een lijntje terecht gekomen. De consequenties zou ik later moeten dragen. Somber stapte ik in de bus.
‘Sorry mevrouw, maar daar kunnen we niet aan beginnen’ zei de buschauffeur.
‘Pardon?’ Vroeg ik.
‘Wij laten een gemiddeld aantal mensen van gemiddelde lengte binnen.’ De chauffeur sprak langzaam en na het uitspreken van deze woorden likte hij zijn tanden af. Hij wees naar de spiegel die boven hem hing. ‘Kijk daar eens.’
Ik keek. De bus was voor eenderde gevuld, de mensen zaten verspreid en hadden allemaal keurig gekozen voor hun eigen plek. Praatgrage Henk voorin bij de chauffeur, moeder met kind in het eerste viertje, schuin daar tegenover een bejaarde dame, dan wat losse mensen met vermoeide gezichten en dan de achterbank met het geteisem.
‘Wat ziet mevrouw?’ Vroeg de chauffeur.
‘Gewoon, mensen, passagiers, zoals altijd.’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Fout! Waar u naar kijkt is het gemiddelde. Dit is de gemiddelde groep passagiers, met de gemiddelde reistijd, kledingkeuze, opleidingen, leeftijd en, en nu komt het- lengte. En u- u mevrouw, u bent nu net even teveel.’
‘Teveel? Teveel voor wat? Trouwens, teveel van wat?’
‘Helaas kan ik u daar geen antwoord op geven- want we willen niet dat we bovengemiddeld van de dienstregeling afwijken. Stapt u even naar achter, we willen natuurlijk niet dat u nu juist die 1,3 persoon per maand bent die gemiddeld tussen de deur van een bus van het stads –en streekvervoer komt. ’
Ik schraapte mijn keel om een zo ongemiddeld mogelijk stemmetje te forceren. ‘Hoe kom ik nu bij het station?’ Vroeg ik.
‘Wellicht heeft de volgende bus wel behoefte aan iemand als u’
zei de chauffeur terwijl hij langzaam de deuren sloot.
Ik ging weer bij de halte staan. Een man kwam uit de woonwijk aangelopen, hij zag eruit alsof hij zojuist hertjes of ander wild uit hun lijden had verlost, maar in de wijde omtrek was maar weinig natuur. De lange donkergroene jas, geruite sjaal en hoed van de man deden me denken aan een leven dat ik nooit had gehad. De man had een adellijke neus en golvende grijze haren. Hij keek me aan en sprak toen plechtig: ‘Als ik een scheet laat in deze jas, blijft hij zo lang hangen, dat ik mezelf weet te bedwelmen.’ Hij klonk Duits, en knikte me vriendelijk toe.
Het werd me duidelijk- ik was gek aan het worden. Ik wreef in mijn ogen en staarde daarna naar mijn voeten, knokelige lange dunne voeten in goedkope teenslippers. De man met de hoed volgde mijn blik. ‘Wispelturigheid zit in de tenen, mevrouw. En kijkt u eens aan- wat een tenen. Uw tenen weten nog immer niet waar ze heen willen groeien, is het niet? Een beetje links, een beetje rechts, een beetje omhoog, oder nicht? Ach, mijn arme Fraulein- geen enkele keuze maakt u met lichte voeten, zoveel kan deze oude man wel zien.’
Hij keek op de dienstregeling. ‘Hoeveel wijkt die gemiddeld af?’ Vroeg hij. Ik haalde mijn schouders op.
‘Dreizehn Minuten.’ Mompelde de man. Hij leek ontevreden te zijn met dit vooruitzicht en opende zijn lange groene jas. Links hing een groot geweer, dat hij hij met een efficiënte beweging uit de voering losmaakte. ‘Ziezo’ zei hij, ‘Jetzt get’s loss’. Met flinke passen liep hij naar het nabijgelegen speelpleintje. Met het geweer boven zijn hoofd geheven liep hij schreeuwend hij het veldje op. Een klein meisje rende huilend weg, de man had haar roze stepje ingenomen. Hij was hardop aan het lachen en smeet zijn geweer in de zandbak. In een rotgang stepte hij de straat uit, zijn groene jas waaide als een cape achter hem aan.
De volgende bus naderde. De buschauffeur was naakt en zwaaide enthousiast. Achterin zaten alleen maar negers met Ipads.
Ik besloot vandaag thuis te werken en liep terug zonder op de lijntjes te stappen.