17-03-2015
‘Er is geen begin, geen einde en ook geen midden. Het zijn slechts flitsen van iets, bedenksels in dromen. Niks is waar, maar de regels moeten worden gerespecteerd…’ De jonge vrouw vliegt tussen woorden en zinnen door, ze is gewichtsloos, tijdloos, doorzichtig.
‘Hallo, waar wacht je op?’ Een jonge man in pak zit gehurkt voor haar.
De jonge vrouw kijkt verward om zich heen. Ze heeft een gebloemde jurk aan met een kort spijkerjasje. Aan haar voeten vale blauwe gympen. Haar blonde haren rusten op haar schouders. Ze zit op een rode stoel in een apotheek. Naast de stoel staat een stoffen tas met een kat erop. In haar rechterhand houdt de jonge vrouw een lichtroze papiertje vast, nummer 35 staat er in vette zwarte cijfers.
Achter de balie staat een vrouw van middelbare leeftijd met koperkleurig haar en een gebreid vestje. Ze zegt: ‘Zal ik wat water halen?’
Er zijn geen andere mensen en er zijn geen andere geluiden.
De man zegt: ‘Goed idee,’ terwijl hij de jonge vrouw onderzoekend aankijkt. Zij kijkt weg, naar haar handen en laat dan het briefje op de grond vallen. Ze probeert het weer op te rapen, maar de man zegt dat het niet hoeft.
De apothekersvrouw komt met een plastic bekertje naast de man staan. ‘Hier,’ zegt ze, ‘dankje,’ zegt hij. Het bekertje wordt doorgegeven. De jonge vrouw zet het bekertje aan haar lippen. Het water is koud, veel kouder dan ze van drinkwater gewend is. Ze voelt het door haar keel glijden, maar niet in haar maag plonzen. Het eindigt in het niks.
‘Kan ik iemand voor je bellen?’ vraagt de man, die nu op een stoel schuin naast haar is komen zitten. Lang hurken hou je niet vol zonder te oefenen. De jonge vrouw kijkt naar de man en naar de apothekersvrouw die weer achter de balie is gaan staan, waar ze doet alsof ze werkt. ‘Misschien spreekt ze geen Nederlands,’ zegt ze, waarna ze luid en met een stevig accent vraagt: ‘Can we call someone for you?’
De vrouw drinkt haar bekertje leeg, de man neemt het van haar aan en zet het op de grond. ‘Laten we maar een ambulance bellen. Misschien heeft ze net iets meegemaakt en is ze in een staat van shock.’
De jonge vrouw schudt haar hoofd. ‘Wacht nog heel even,’ zegt de man tegen de apothekersvrouw, ‘volgens mij gaat ze iets zeggen.’
De jonge vrouw kijkt schuchter om zich heen en gebaart de man dichterbij te komen. Zachtjes fluistert ze dan in zijn oor: ‘Ik ben de regels vergeten.’
De man buigt nog iets dichter naar haar toe. ‘Wat zeg je?’
‘De regels,’ fluistert ze weer, ‘ik ben ze vergeten.’
‘Welke regels?’
‘Die van het spel.’
De man fronst, ‘Welk spel bedoel je precies?’
‘Ik vraag me gewoon af…’ ze kijkt nog eens om zich heen, ‘besta ik wel echt?’
De man fronst nog dieper. ‘Natuurlijk besta je wel echt. Het is dinsdagmiddag en je zit hier in de apotheek. Weet je nog wat je kwam doen?’
Verdrietig schudt de jonge vrouw haar hoofd.
‘Had u een recept van uw dokter?’ Vraagt de apothekersassistente vanachter de balie, ‘misschien in uw tas?’
De man geeft de tas met de kat erop aan de jonge vrouw. Ze kijkt in de tas en keert hem dan om. Een klein portemonneetje in de vorm van een aardbei, een fietssleutel, twee haarelastiekjes en een rolletje drop vallen in haar schoot.
‘Of in d’r jas?’
De jonge vrouw rommelt in haar jaszakken. Het levert een huissleutel, een usb stick en een houten jojo op.
‘Drugs, dat moet haast wel,’ zegt de apothekersvrouw nu met een zucht. ‘Kunt u haar even naar buiten begeleiden? Ik kan geen junkies in mijn zaak hebben, dat begrijpt u.’
‘Maar dit is toch geen junkie?’ zegt de man. ‘Ze is duidelijk in de war, maar ze lijkt me goed verzorgd..’
De jonge vrouw staat op, alle spullen die ze uit haar tas en jas op haar schoot had liggen, vallen op de grond. ‘Sorry,’ stamelt ze terwijl ze op haar knieën alles weer verzamelt en in de tas stopt.
De man kijkt op zijn horloge. ‘Het spijt me echt, maar ik heb zo een afspraak…’
De jonge vrouw knikt en loopt richting de uitgang. De man en apothekersvouw kijken haar na.
‘Volgens mij komt dat wel goed,’ zegt de apothekersvrouw.
‘Ik denk het ook,’ zegt de man terwijl hij zijn schreeuwende geweten wurgt.
De vrouw met de handtas staat op de stoep en voelt de eerste zonnestralen van de lente op haar gezicht. Ze denkt aan de sleutels in haar tas, ze vraagt zich af welke sloten ze ermee zou kunnen openen. Dan begint ze in de richting van de zon te lopen.